vrijdag 30 september 2022

Dag 7 - Dantes Purgatorio

 Hallo beste vrienden,

Broer hier.

Auw, auw, auw.

Ik ben bont en bl….auw auw auw.

Neen, ik ben niet stout geweest maar ik ben vandaag terug mee gaan wandelen.

En die @#&%@* wandelbuidel hangt me dik mijn keel uit. Bont en blauw ben ik er van. 

Enfin. 

Als je het verhaaltje van gisteren hebt gelezen, dan kan je al raden hoe het er vandaag aan toe ging. 

Alleen erger.

Dus gisteren waren we naar het einde van de vallei gewandeld. Alles redelijk rustig en gelijkelijk, afgezien van de regen.

Vandaag gingen we dus de andere kant uit. Naar Stanghe, het centrale dorp van de gemeente en eigenlijk net buiten de vallei van Ratschings gelegen. 


We wandelden terug op het Ratschings Valleipad. Net als gisteren zouden we (enkel) een zes kilometer wandelen en ook zo’n 300 hoogtemeter dalen).

Dalen? Ah ja, want het begin van een dal ligt lager dan het einde he. Zeker als het door een gletsjer of rivier uitgegraven is. 

Alleen, zo tussen de regenvlagen door, vond ik het toch maar raar want eigenlijk waren we op ons zondags gemakje aan het dalen en het einde van het pad was de Jaufensteg, vanwaar je (goed zot) naar de Jaufenpas kan klimmen. Maar die Jaufensteg ligt geen 300 meter lager dan ons hotel aan de kerk op de heuvel. 

Bijlange niet.

Had baasje weer iets over het hoofd gezien in de planning?

En ja hoor. Het pad stopte. En zo midden in het niets was er zelfs een zebrapad.

Dat moest mijn baas weer nemen natuurlijk. 


Ah ja, want nu kwam deel twee van de route. Op een groot bord stond dat we aan de Gilfenklamm waren. In het Italiaans de Cascade de Stanghe. En Stange, daar moesten we toch naar toe. 

Op het plan stond het pad aangeduid met een dikke vette lijn. Dat maakte me gerust. Op de andere plannen betekende dat een makkelijke grintweg waar zelfs kinderkoetsen op mochten.

Eh, neen.

De eerste honderd meter waren smal maar vlak. 

Daarna kregen we een cascade van bruggen en trappen en nog meer bruggen. 




Soms waren de bruggen gemaakt uit stevig hout, maar het merendeel was uit staal met een vloer waar je dwars door kijkt. 

Ik heb geen hoogtevrees maar mijn buik liet toch weten dat ie vapeurkes had. 

En het bleef maar gieten en gieten.

Ik dacht zo. Lap. Dan doet een hond zijn best om braaf te zijn en goed te luisteren (als het hem uitkomt) en dan neemt je baasje je mee naar het begin van de hel. Een natte en koude hel dan nog. 

Bibber, bibber.

Slipper de slipper. (Gelukkig toch niet veel, dat was wel het voordeel van de stalen bruggen, daar kon je niet uitglijden maar als je viel was je vel wel geschoren)

Na een drie kwartier staken we eindelijk de laatste brug over en konden we verder langs een mooie dreef langs het water.

We did it.

Het was niet de hel maar het vagevuur. 

Helemaal op het einde moesten we dan plots nog een kassa passeren maar gelukkig hadden we ons kaartje mee voor een gratis wandeling. 

Nog een beetje verder en we waren in het centrum van Stanghe. 

Tijd om effe uit te rusten, naast de tuin van de Carabinieri. We moesten dus wel braaf zijn.

Ik stelde voor aan baasje om met de bus terug te rijden naar het hotel. Maar dat kon blijkbaar niet.

Waarom?

Omdat we geen FFP2 mee hebben, broer.

Een watte?

Een coronamasker. Dat moet je in Italië nog altijd dragen op de bus. En zo geen stoffen of papieren maar een echt serieus dik masker. 

En hoe gaan we dan terug geraken, baasje?

Te voet.

Duh.

Toch niet langs de weg?

Neen. We mogen heen en weer met ons ticket hoor. 

He? 

Terug door de hel? Euh, het vagevuur!

Ja broer. Onderweg zijn we een mooi plaatsje tegengekomen waar we droog onze keizertjes kunnen opeten.

‘T is nie waer he. 

En ja hoor. Baas zwaaide het straat over - op het zebrapad - en we gingen terug het bos in. 

Ik dacht dat ik er in bleef. 

Dat keizertje kon me gestolen worden.

De regen kon me gestolen worden. Trouwens het was zo nat in het bos dat je toch niet merkte of het aan het regenen nog was.

Door ons middageten werden we ingehaald door een groep kranige Duitsers (m/w) die ook door de Klamm wilden wandelen. 

Wanneer onze keizertjes op waren, liepen we al snel achter hen aan. Allez, snel. Ze stopten op elke brug om fotos te nemen. Het was precies de processie van Echternach. 

Maar kom, klimmen gaat bij mij en mijn baas makkelijker dan dalen. En met elke stap wist ik dat ik een stap dichter bij de uitgang kwam. 

En he he, na een klein uur stonden we terug aan de Jaufensteg. Met zelfs een heel fris schuchter zonnetje dat efkes door de wolken kwam piepen. 

Maar niet voor lang. Gelukkig bleef de regen weg voor de rest van de tocht langs de rivier.


We zagen ook nog een verzameling tamme ganzen bij een van de boerderijen. Die hadden we een paar dagen geleden ook al gezien toen ze - zonder mens of hond begeleider - samen terugliepen naar hun stal, gewoon langs de rand van de weg.


Ten langen leste zagen we ook het kerkje op de heuvel en was onze wandeling eindelijk gedaan. 

Pfff. 

Eindelijk verlost van de wandelbuidel kon ik al mijn blauwe plekken tellen. Baasje stuurde ik naar het zwembad. Kon ik daar wat golven en baren gaan maken. 

Zo, dat was vrijdag. Hopelijk is het morgen beter weer en kunnen we met de lift terug naar boven. 

Gr. Br. 

Dag 6 - the rain in Spain stays mainly …

 Hallo,

Sorry voor de vertraging in het geskrijf van mijn bericht. 

Het is alweer de zesde dag van het verlof. En het writersblock begint een beetje op te spelen. 

Vooral wanneer er eigenlijk niet veel gebeurd is.

Oei. Nu heb ik al de clou van de historie verteld.

Enfin.

Dag zes.

Zucht.

Diepe zucht. 

Het weer werd er niet beter op. De lokale Armand Pien - Armando Tortan = beloofde beterschap vanmorgen voor heeeeel Tirol, behalve voor de dalen langs de grens met Oostenrijk.

‘T was te peinzen.

En na een mislukte pizza en een zwaar op de maag liggend fort was er weinig appetijt voor nog een dagje cultuur.

Trouwens we waren hier niet voor de pizza of de cultuur. We waren hier om te wandelen. Basta.

Hmmm.

En dus maakten we een paar keizerkes ‘s morgens extra klaar voor in de wandelbuidel. 

En we haalden nog wat ijsthee uit de koffer van de tuut. 

En nog wat handschoenen en zo. 

Allee, tegen half elf stonden we gepakt en gezakt klaar voor een wandeling.

Naar waar?

Wel Bichl (het gehucht waar het hotel ligt) ligt zo halverwege het dal. We konden dus naar het einde of het begin van het dal gaan.

En naar boven?

Wel we mogen drie keer met de lift deze week en zaterdag zou het weer beter moeten zijn en dan willen we terug naar boven, dus sparen we vandaag onze ticketjes en gaan we lopen.

Het werd naar boven, allez naar het einde van de asfalt lopen.

Dat is zo’n zes kilometer lopen en zijn 300 hoogtemeters. Dat vond ik al een flinke wandeling. Zeker als het niet droog ging blijven.

Eens buiten het hotel begonnen we al dadelijk aan een serieuze klim over het Ratschings Pad. De gemeente had een mooie wandelweg (en ‘s winters een langlauf piste) laten aanleggen grosso modo langs het riviertje in het dal, behalve hier natuurlijk. Hier gingen we dadelijk een eerste 50 meter van de 300 meter klimmen.

Pfff.

Gelukkig regende het niet. 

We bleven op de asfaltweg tot we aan een koeieweide kwamen. Van daar was het gras en grind en af en toe een koeievlaai. 


Waar we naartoe gingen konden we niet zien want het einde van het dal was een grote regenwolk. 

En we stapten en we stapten maar verder.

We kwamen nog een blotevoetenpad tegen, maar wat groter dan dat in Imde. 

Neen, het was te koud om het uit te proberen.

We kwamen nog meer koeien tegen. En die belden er op los. 

En met nog een kilometer te gaan begon het te regenen. En niet stillekes.

Pfff.

Gelukkig zat ik in een waterdichte zak. Maar die verdomde wandelbuidel sloeg me wel bont en blauw.


Helemaal achteraan in het dal was nog een klein gehucht, allez vijf huizen, en ook een restaurant maaar vandaag was Ruhetag. Dus noppes kans op een lekkere warme soep of zo. 

Er zat niet veel anders op om om te keren en de zes kilometer terug te wandelen. Langs de zelfde weg trouwens. Ik vind dat niet leuk.

En de regen, die begon lekker hard te regenen. 

Want de aarde heeft water nodig…

Maar moet dat nu echt vandaag?

En ook al ging het nu bergaf, veel fut zat er niet in onze benen. 

Maar kijk zo tegen twee uur zagen we de kerk van Bichl en waren we terug op de kamer. 

We hebben de keizertjes dan maar op de kamer gegeten terwijl de wandel kleding al kon drogen in de badkamer.

Ik zat maar wat buiten te kijken maar op een paar dolle koeien na was er niets te beleven. De lift bleef draaien maar de kottekes waren leeg.


Baasje ging beneden een paar zwembadpantoffels halen. En zo gingen we een namiddag je opwarmen in het zwembad.

In Spanje blijft de regen op de vlakte, zo staat toch in de boekjes Engels. Wel hier kin Italië niet hoor. 

Hopelijk is het morgen wat droger.

Tot schrijfs

G.B.

donderdag 29 september 2022

Dag 5 - You‘re in the Army now …

 Dag lieve lezertjes en lezeresjes,

Hier zijn we weer.

Het weerbericht voor vandaag stond weer op Cultuur. Je raadt het al, het was buiten grijs en nat. 

Gelukkig krijgen we elke ochtend een informatiebladen van het hotel met dingen die we kunnen doen.

En vanmorgen werd een tripte naar de Franzenfeste voorgesteld. Een groot fort verderop in de grote vallei, gebouwd ergens in de tweede helft van de negentiende eeuw. 

Zo ongeveer in de zelfde tijd als de eerste forten rond Antwerpen. 

Na een lekker maar niet uitgebreid ontbijt (niet-uitgebreid om er zeker van te zijn dat baasje en ik niet teveel uitbreiden in de breedte) konden we tuut nog eens van stal halen. 

Met de radio op de Oostenrijkse Radio 2 (Oe3) hoorden we een hele resem Duitse liedjes en ook heel veel Stau. Zelfs de Stau in Zuid-Tirol kwam voorbij, en dat op een staatsradio. Hebben de Oostenrijkers 1919 nog altijd niet verwerkt of luisteren er veel in Zuid-Tirol naar de Oostenrijkse Radio 2? 

Enfin, alle madammen waren het er over eens dat de autostrada een slecht idee was en we - door de regen - naar Franzenfeste reden langs de gewone weg. In de praktijk maakte dat niet veel uit want de twee - en ook nog een belangrijke spoorlijn - lopen in de praktijk bijna altijd naast elkaar. 

Volgens de info van het hotel was er een rondleiding om 11 uur en we hoefden ons dus niet te haasten. Dachten we. 

Tuut vond wel dat de weg serieus vuil was. Tja, net zoals de Zwitsers een diepe tunnel onder hun mooiste bergpassen bouwden, zijn Italianen en Oostenrijkers bezig om een tunnel onder de Brenner te boren. En dat brengt een hoop stof en grondafval mee. Voeg een stevige plensbui erbij en je hebt eerste-klas modder.

Maar we waren hier niet voor de modder. We waren hier voor de geschiedenis. 

Dus zo tegen 11 kwamen we aan de kleine parking naast het fort. Het fort zelf zag er heel impressionant uit. Maar ja lemen reuzen zijn dat ook.


De jongen aan de ingang had het duidelijk moeilijk met Duits (tja) maar kreeg uiteindelijk toch uitgelegd dat de rondleiding om 11 niet doorging wegens XXX (iets in het Italiaans dat je niet in het Duits vertaald krijgt …) en we mochten zelf door het fort lopen. Maar niet in het hoog fort want dat was gevaarlijk. 

Snif. Daar had je het mooiste uitzicht natuurlijk. 

Enfin, we wandelden dus door het lage en het midden-fort. 



Vooral door lege zalen. Leeg door corona. Je kon je zo makkelijk voorstellen dat het leven voor de soldaten ook heel eenzaam moet geweest zijn. Zonder TV of GSM of aaiPad.

We vonden dan toch een hoekje met wat geschiedenis. Wat bleek, de Oostenrijkers hadden de zelfde fout gemaakt als de Belgen bij de forten van Antwerpen en Luik. Beton was tijdens de bouw iets nieuw en heel duur. En dus werden de forten gebouwd in baksteen met een mooie steen aan de buitenkant. Maar een bakstenen fort, dat is niet bestand tegen de kanonnen van het einde van de 19de eeuw. Dit fort was in feite nooit in gebruik genomen als echt fort. Het werd een - duur - magazijn voor allerlei oorlogstuig en vooral buskruit. In de eerste wereldoorlog lag het fort te ver van de frontlinie om ook maar iets te betekenen buiten opslagplaats. De Italianen maakten het tot een gevang voor boze Tirolers en de Duitsers voor al wie niet nazi-vriend was. 

Voor de rest waren er nog een paar installaties van lokale kunstenaars in oa het buskruitmagazijn en dat was het. 

Heel on-Italiaans, het café-restaurant was een rij automaten waar koekjes en machine-koffie uitkwam.

Snif. Culinair niet echt een meevaller. Alweer.

Wat nu?

Wel het weer naar het zuiden leek heel wat droger en zonniger dan dat naar het noorden. Dus dachten we om de lange weg terug te nemen. Maandag waren we te voet bijna tot aan de Jaufen pas gewandeld. Misschien doen we de volledige pas vandaag met tuut.

Zo gezegd, zo gedaan. 

Ik nestelde me bij de madammen. Die er trouwens niets van begrepen waarom ze zo’n route moesten plannen. 

Maar baasje en ik genoten van de rit.

In de vallei van Meran was de pluk van de druiven begonnen. Overal kwam je kleine tractoren tegen met een of meerdere bakken vers-geplukte druiven achter. Het schoot niet op (vonden de overige chauffeurs) maar wij hadden tijd.

En dan kwamen we in het Passeier Tal. Zegt jullie niets, maar dat dal stond op de foto maandag. We waren op weg naar de Jaufen pas. Op een enkele tegenligger na was de weg verlaten. 

Gelukkig maar want de weg was dan wel een Strata Statale , een Rijksweg , maar aan de breedte zou je het niet merken. 

En we klommen maar verder.

Toen we nog drie keerlussen te doen hadden, ging ook het licht uit. Allez, we zaten in de wolken en voor de eerste keer dit jaar gingen de mistlichten aan. 

Madam Wees alarmeerde ons nog voor een groot gevaar verderop in de mist. 

Zo misten we het bordje van de top van de pas niet. 


Het refugio op de top moet wel een van de eenzaamste restaurantjes zijn op dit moment. 

In de mist ging het terug naar beneden. 

En als dessert serveerde madam Wees ons ook nog een doorsteek om u tegen te zeggen. Een geasfalteerd koeiespoor, meer was het niet. Maar zo kwamen we op een twee kilometer van het hotel uit het bos. 

Nu is het tijd voor het avondeten. Baasje heeft gekozen voor een ravioli met appel en spek. (We mogen elke avond minstens een gerecht kiezen. Het blijft wat de pot schaft maar je hebt toch een beetje vrijheid.)

Tot morgen

Gr Br

dinsdag 27 september 2022

Dag 4 - Kirmes in die Höle

 Dag allemaal lieve lezertjes,

It is I Groote Broer again.

Volgens alle bekende weervoorspellers zou het vandaag een regendag zijn, of toch minstens de ochtend. 

Dus was het plan van baasje en mij om er een culturele dag van te maken. 

Op twintig minuutjes rijden van hier lag een mooi kasteel met daarin het jacht en visvangst museum en het museum over het leven van de lokale adel. 

En dank zij de kortingsbon van Zuid-Tirol konden we daar gratis naar toe. 

We zijn dan wel geen Hollanders, maar gratis is toch voor niks. 

Allemaal goed en wel. Die planning hadden we gisteravond al gemaakt.

Alleen …

Werden we wel wakker met de zon op onze snoet. Waar was de regen nou? De teleferiq zagen we wel niet want de bergkam waar we gisteren nog wandelden was vandaag verborgen onder een dikke laag watten. Maar het dal naar beneden scheen de zon en was de lucht blauw.

Wat nu?

Tja, eigenlijk was mijn baasje nog een beetje stijf van gisteren en dus vond ie het niet erg om vandaag een beetje met de tuut te rijden.

Het werd dus een dagje cultuur.

We parkeerden onze tuut op een klein pleintje naast een snelstromende bergrivier, we zegden Gutemorgen tegen de twee oude dametjes die aan het wachten waren op de bus naar de ochtendmarkt in Verzig en we gingen op zoek naar de ingang van het museum ofte het kasteel.


Na honderd meter stonden we al aan de voet van het kasteel. 

En er waren twee routes naar de ingang. Een steil waar hondjes niet toegelaten waren en een lang waar hondjes wel mochten, aan de leiband dan toch.

Het werd het tweede, of wat dacht je.

Een goeie keuze, vond ik achteraf. Want we wandelden op ons gemak door een donker bos tussen de rivier en de hoogte van het kasteel. En de lokale gidsen hadden overal plaatjes bij de bodem gezet. Zo kon je ook nog wat opsteken als je wou. 


Toen we verder het diepe bos in trokken, vroeg ik aan mijn baasje of we geen keitjes of zo moesten strooien mochten we de weg kwijt raken. 

Maar Broer toch, ik heb toch een grote speurneus mee. Hoe kunnen we dan verloren lopen?

Oeps. Dat had ik niet verwacht. En eigenlijk had ik ook nog niet zo opgelet want mijn neus was wat verkouden van de trektocht gisteren. 

Echt ongevaarlijk was het trouwens niet, want op een bepaald moment kwamen we een grote ijzeren kooi tegen boven een diepe put. 

Een vergeetput? 

Neen. Een wolvenput!!! 

Ik zag een wegje naar omhoog lopen en stuurde baasje daarheen. Weg van de wolven. Jakkes.

Bijna boven zagen we het een en het ander bewegen door de bomen door. Een wolf kon het niet zijn, want de vacht van de beesten was een raar soort geel. Een grizzlybeer kan wel zo’n vacht hebben maar die leven niet in de Alpen. 


Bleken het enkele edelherten te zijn. Geen wilde te zien aan het fijne pelouse waar ze van aan het eten waren. 

Enfin, zo kwamen we wel aan de voordeur van het kasteel. Maar de deur was dicht. 

We dachten eerst aan te bellen, maar dan zag ik een smal paadje langs de muren lopen. Dat volgden we maar en ja hoor, we kwamen op dezelfde plek aan als waar we vertrokken waren, maar dan wel dertig meter hoger. 

En na nog wat smalle trapjes stonden we ook voor de dorpsingang van het kasteel. En we mochten echt voor niets binnen. 

Het eerste verdiep ging over jacht en visvangst maar eigenlijk ging het enkel over vissen. 

Het tweede verdiep had een aantal mooie zalen en ook nog wat slaap- en andere kamers. In sommige kamers stonden ook nog de originele kachels om de kamers warm te houden. De eigenaars waren niet arm maar toch ook niet zo rijk als de tsaar, want in de mooiste kamers stonden pseudo kachels met Delfts porselein. Namaak ja, want geschilderd. Catherina de Tsarina had wel echt Delft. En Tsaar Vladimir P heeft dat allemaal origineel laten herstellen. Zeg nu nog dat dat een slechte mens is. 


In de kelders van het kasteel konden kindjes ook les krijgen. Oa. Over edelhertengeweien. Ik heb die ook eens gepast. Maar het is wat lastig om je nek te draaien. 


Na zoveel cultuur, was het tijd om even wat uit te rusten in het zonnetje op een bankje voor het museum.

Maar niet voor lang, want het begon plots te regenen terwijl de zon nog scheen. 

Na een paar minuutjes was dat zonnetje ook uitgeblust en begon het harder te regen. 

Dus snel naar beneden vooraleer de stenen te glibberig werden en effe nog een kijkje nemen in de kerk aan de voet van het kasteel. Mooie rococo of zoiets toch vanbinnen.


Kwam dan de vraag van baasje wat ik wel zou lusten. 

Wel het regende hard en tussen kerk en kasteel was een kleine pizzeria …

Alleen de tafels stonden al gedekt voor een groep en eigenlijk was er gene plaats voor ons in de herberg. 

Snif. 

Er zat niets anders op dan naar de tuut terug te gaan. In de regen. En op zoek te gaan naar ander eten.

We hadden onderweg wel ook een andere pizzeria gepasseerd. Dus misschien was daar wel plaats. 

Zo gezegd, zo gedaan. 

Maar toen we nog maar eens stap binnengezet hadden, rook ik dat we misschien wel een foutje gemaakt hadden. Er werd geen Oostenrijks Duits gesproken maar Italiaans. En ze leken het ook niet fijn te vinden dat baasje in het Duits antwoorde. (Zijn kennis van Italiaans is nogal beperkt, ondanks 6 jaar Vergilius en andere oude Romeinen. het mijne is nog minder). 

We bestelden dus een pizza quattro stagione. 

Hmm. Die van Dokter Oetker is smakelijker en lekkerder dan wat we hier voorgeschoteld kregen. 

Ai ai ai, een mislukte pizzabakker. Hoe vinden we ze toch. 

Enfin, na dit mesavontuur keerden we met de tuut terug naar ons dalletje. Daar scheen ondertussen alweer de zon en we nestelden ons voor de rest van de namiddag lekker in het zonnetje. 

Vandaag geen culinaire of wandel-avonturen meer.

Morgen zou het terug regenen maar we maken vanavond geen plannen meer. Dan kunnen ze morgen niet in het water vallen. 

Daaag en tot morgen.

Broer.

maandag 26 september 2022

Dag 3 - Wat omhoog gaat, moet ook terug naar beneden. En soms wat sneller dan gepland.

 Dag lieve pluche en niet-pluche lezertjes,

Wat hebben we vandaag allemaal meegemaakt? 

Om te beginnen, champagne.

Kan nooit fout gaan, ook wanneer het sekt wordt genoemd. 

Dat was dus de drank bij het ontbijt. Elke maandag bubbeltjes bij de muesli of de croissant. Geen slecht begin van je verlof. 

Ik vond dat niet zo een goed idee want de bedoeling was wel om vandaag serieus de bergen in te trekken en dan heb je beter een helder hoofd en geen beneveld, met of zonder bubbels. Maar elke rashond weet hoe dat gaat, laat je je baasje effe los, zit ie aan de bubbels.

Keuze was er genoeg voor de ontbijttafel. Van gezond - en daar reken ik de bubbels ook bij - tot lekker.

Als ik zo zag wat baasje allemaal op zijn bord legde, ging dat toch een zware bergwandelen worden. Ik mankeerde enkel een paar lekkere beentjes. Maar vergeleken met het gemiddeld Italiaans ontbijt was dit wel iets om over te schrijven. Alleen die beentjes, tss, …

Bij de receptie leenden we nog een wandelkaart - maar baasje had zijn bril niet mee - en we waren klaar voor een serieuze stap in de wereld. 

Er was wel regengevaar. En dus koos ik ervoor om in een jaszak te verdwijnen ipv in de heupgordel. Liever droog dan nat is mijn motto. 

In de Ratschings vallei zijn er veel mooie wandelingen. Maar het merendeel loopt langs de bovenrand van de vallei. En daar moet je natuurlijk geraken. Geen paniek. We hebben kaartjes voor de lift. En de lift, die is gewoon de andere kant van de rivier, rechtover het hotel. Dus daar moesten we ons al niet moe voor maken. 

De kabientjes van de Bergbahn waren lekker comfortabel en na een tien minuten stonden we al boven. Op bijna 1800 meter. Samen met tientallen andere wandelaars. 



In het hotel had men ons aangeraden om de eerste dag het wat eenvoudig te houden en een stukje van de loop rond Ratschings te doen. Dat klom niet veel, dat daalde niet veel. Kortom, lekker makkelijk om mee te beginnen.

De weer app daarentegen had een ander verhaal. Vandaag was er tot ongeveer drie uur in de namiddag geen regen, daarna wel. En de komende dagen ook. En dus … volgden we de wijze raad van de balie niet op.

We kozen de route 13B naar Rinner Sattel en de Römer Kehre, letterlijk de Romeinse haardspeldbocht. Hopelijk hadden we boven dan ook een mooi zicht op het dal aan de andere kant, want de bergen boven het hotel waren bedekt met witte wolken. 

Na een paar honderd meter begon de weg dan echt naar omhoog te gaan. De koeien waren de vorige weken al naar het dal gebracht en je vond enkel nog koeievlaaien langs het pad en ook nog een vergeten ezel bij een kinderspeeltuin. 

Ondanks de bubbels, schoot baasje toch goed op. Hij moest wel want eigenlijk was het hierboven helemaal niet warm. Het vroor nog niet maar dat was het dan wel. Ik was content dat ik in de jaszak was gekropen. 

Na drie kwartier en 200 hoogtemeters stonden we boven op de Rinner Sattel en het weer zat mee. We konden heel ver in het andere dal kijken, met op de achtergrond de bergen die de grens met Zwitserland vormen. 



Verderop was nog een boerderij annex café maar iedereen liep er voorbij. Het zomerseizoen was hier duidelijk al voorbij. 

En dus besloten we ook maar naar beneden te gaan. Maar niet langs de brede bergweg die we eerst namen. Ik vond het wel leuk om langs de Wasserfall Alm te gaan. Is eens iets anders he, een waterval. 

Zo gezegd, zo gedaan. In feite is afdalen moeilijker dan naar omhoog gaan. De route was heel wat korter maar ook heel wat steiler en uiteindelijk deden we er ook bijna drie kwartier over. Stoppen deden we niet aan het liftstation maar aan het restaurant dat wel open was. We aten een lekkere goulash soep met lekkere stekjes spek en stiekem ook de pistoletjes die baasje bij het ontbijt had geprepareerd. 




Tijdens het eten was de lift al een paar keer in alarm gegaan (ttz de wagentjes bleven hangen) en het weer was nog lekker. Dus waarom niet te voet naar beneden gaan en niet met de lift.

Was het het Weissenbier gedronken op hoge hoogte, was het gewoon overmoed. Wie zal het zeggen. 

De eerste paar honderd meter was een weg met prachtig-witte kiezels. Maar na twee bochten was het uit met de pret. We kwamen op een smal bospad dat steeds steiler naar beneden liep. De kiezels waren vervangen door wortels en losse stenen en vooral bij elke stap kon je een schuiver maken. 

Het deed me denken aan de grote tour rond Elmau die we baasje en ik twee jaar geleden deden leden. Toen was onze maag leeg, nu was onze maag gevuld maar het hoofd met Weissenbier. 

En tot overmaat van ramp begon het te regenen, geen drukke druppels maar fijne mistdruppels die de bladeren van de bomen niet tegenhouden. 

Het werd 2500 meter glijden en glibberen tot we op een bosweg uitkwamen en uiteindelijk ook op een echte asfaltweg. En we waren nog maar halfweg de afdaling.

Ik liet baasje even bekomen. Een ijsthee kan wonderen doen. Zelfs een light. 

Maar het pad 13B naar beneden lieten we voor wat het was. We gingen langs de weg terug naar het dal. Genoeg geglibberd en gegleden voor vandaag. 

Zeg je asfalt, dan zeg je natuurlijk ook auto’s. En er kwamen er ons verschillende tegen. En die hadden duidelijk geen wandelaar met pluchen hond verwacht. Na een kilometer kwamen we terug een bosweg tegen. En op het groot plan was deze weg een dikke volle lijn, ttz een makkelijke. 

We hadden die trouwens al vanuit onze kamer gezien. De weg liep langs het einde van een kleine skilift. Waarschijnlijk kon je in de winter langs de weg van boven tot beneden skiën. 

Maar na driehonderd meter was het plezier alweer weg. De weg stopte aan een wei met klingelende bergkoeien. En wij moesten, alweer, over wortels en losse keien naar beneden glijden. 

Ik hield baasje voor dat we zo sneller naar beneden gingen zijn dan via de asfaltweg. Maar hij was niet overtuigd. Zeker niet wanneer we allebei een metertje naar beneden gleden over een steil stuk zonder wortels. 

Enfin, we hebben het gehaald. Zo niet zou ik dit verhaaltje niet meer kunnen neerpennen. Baasje heb ik buiten op het terras in het zonnetje gezet, met een frissen icethea. Kon ie een beetje bekomen.

Nu nog het Dinner afwachten. De Weissenbier zullen we vanavond maar achterwege laten. Vandaag al genoeg miserie door alcohol gehad.

Tot morgen lieven vriendjes.

Jullie Groote Broer

Dag 2 - Crisis, welke crisis?

 Dag beste vrienden,

Allereerst mijn excuses. Ik had gisteravond wat diep in het glas gekeken - een glas voor een hefe Weissen is serieus groot. En dus was ik niet echt pootvast meer om nog een verhaaltje bijeen te tokkelen. 

Ik liet jullie achter in Karlsruhe. Naast de brandweerkazerne van een middelgrote Duitse stad. Of we hebben goed geslapen of er is niet veel misgelopen de vorige nacht in Karlsruhe. 

Zo tegen half-negen was mijn chauffeur klaar voor het ontbijt. We zitten in een Holiday Inn Express, het ontbijt is dus nogal eenvoudig maar toch lekker en als er hesp en kaas en salami te krijgen is, zijn baasje en ik best tevreden. 

We namen er onze tijd voor want we waren al serieus over halfweg. 

Tss, tss, tss. In afstand misschien wel maar in tijd, … Maar dat wisten we noch niet en ook onze GPS madammen kwamen ons niet waarschuwen. 

Een keer alles ingepakt waren we klaar voor de rit. 

En lap de ruzie tussen de GPS-madammen begon al. Wees wou kost wat kost langs München rijden. Google en BMW langs Ulm en West-Tirol. Het is geen democratie achter het stuur maar het idee was toch om niet naar Wees te luisteren.

Hmm… de chauffeur wikt maar het lot beschikt. 

Wat Wees ook al niet hielp ons te overtuigen, was haar raad om al na 25 kilometer van de autostrade af te rijden en via de B10 naar Stuttgart te rijden. Want er waren werken. 

Baasje had enkele jaren terug al die route eens gevolgd en daar gaat je ook niet sneller dan 80. Dus we negeerden madam Wees en bleven braaf voorttuffen op de A8, 120 maar het mocht, 80 of 60 waar het moest. 

Stuttgart kwam in zicht en ging voorbij. 

Eigenlijk, zelfs op de delen van de A8 met twee rijvakken was het toch niet extreem druk. En madam Wees bleef maar zagen over rijden langs München en Garmisch-Partenkirchen. 

En dus reden we niet langs München maar draaiden we Route du Soleil op, de A7 naar het zuiden. 

Was dat effe schrikken. 

In de omgekeerde richting stonden de auto’s stil. 

Naar het zuiden was het druk, druk, druk. Pfff.

Het leek wel of alle campers uit Duitsland naar de Italiaanse zon reden. (De Nederlandse caravans stonden de overkant stil, op weg naar huis.) 

De A7 heeft ook wel wat nadelen. Net als de E40 van Jabbeke naar Calais zijn er wel regelmatig stopplaatsen maar ergens iets te eten of te drinken hebben, neen dat is er niet zoveel. 

Ik had ondertussen al serieus honger en een proper boompje mocht ook al. Maar die waren er niet langs de autoweg. Af en toe wel een autohof met M of BK van de autoweg af, maar die maakten dan geen reclame op voorhand en ja, dan rijdt de tuut natuurlijk op het tweede rijvak en dan kan je er ook niet af zonder ongelukken. 

Allez zo rond kwart na een kwamen we dan toch een Rastplatz tegen. 

Alleen, zo ongeveer iedereen moest dringend en dus was er geen plaats op de parking om tuut achter te laten. 

Snif

Volgens baasje was er verderop nog een Rastplatz. ‘t was maar 40 km verder. 

Ja, ja. Beloven kost niets.

En het bleef veel te druk voor mijn goesting. Ik denk dat mijn bloeddruk stilaan in het rood stond. En dan kwam er nog een autostrade van München bij! 

En dat was de redding. 

Plots was de autostrade leeg. 

En er was nog een Rastplatz. Met plaats. En er was te eten, Nou ja, autosnelwegeten. Geen beentjes of pepertjes of zo. We kochten ook onze klevers voor de Oostenrijkse autostrade. En de boompjes waren proper en net ontsmet.

Nou moest ook de tuut nog wat te drinken krijgen. En dan was iedereen voorzien. 

Via een afslag midden in ‘t Veldt kwamen uit aan een echt Total station en de tankkaart werkte, het papiertje was een ander paar mouwen.

En dan gebeurde het onvermijdelijke …

Tot dan was het in feite droog met af en toe een beetje zon. 

Dan begon de regen. Eerst gewoon regen, dan veel regen, dan echt veel regen. Dan mochten we maar 60 rijden want de weg was te glad. 

Een camper achter ons was daar helemaal niet blij mij. Ja, sorry he, als jij wil een bekeuring krijgen, doe maar. 

De grens tussen Duitsland en Oostenrijk ligt hier in een tunnel. In de laatste kilometers tot de tunnel leek het buiten wel een zonsverduistering. Brr.

Net buiten de tunnel hels-blauw licht. Iedereen die van de Oostenrijkse kant  kwam, moest eerst langs de Polizei passeren. Oei. 

Ook de file was terug, de andere kant op gelukkig. kilometers en kilometers stonden duitse, Nederlandse en af en toe een Belgische auto’s aan te schuiven. In de tunnel en ook voor de tunnel. In Oostenrijk was er geen snelweg, enkel een tweevaksweg. En toch probeerden sommige auto’s in te halen ondanks tegenliggers. Brrr.

Moest je niet zo uit je doppen kijken, het zou hier wel fijn autorijden zijn. Bochtje naar links, bochtje naar rechts. Een kerkje hier, een mooi boompje daar. En gelukkig bleef de regen ook uit. Het was leuk maar je ging wel niet echt vooruit. Met nog 100 km te doen stond ons nog meer dan 2 uur rijplezier voor de boeg. Daar waren de GPS-madammen het over eens. 

Ha, nu we het over GPS-madammen hebben. We volgden dus braaf de wijzers naar Innsbruck en de Brenner Pas. Maar toch was er een madam niet content. 

Je hebt het al geraden. Madam Wees wou ons toch liever langs een andere route sturen. En toen we eindelijk op de Tiroler Autobahn zaten werd het helemaal te gek. Het maakte niet uit hoe we reden, als we maar van de autostrade afgingen voor madam Wees.

Misschien moest de GSM madam effe ook naar een WC-madam. Dus vroeg ik baasje maar om een boompje te zoeken. Als de nood hoog is, is er altijd een boom nabij. 

Na de boom, kwam er ook wat inzicht bij. Misschien wist madam Wees niet dat we ticketjes voor de autostrade gekocht hadden. Madam BMW gaf daar ging kik over want ja, BMW-rijders kunnen zich dat toch permitteren. 

En voila, madam Wees was heel tevreden met de autostrade nu ze wist dat we niet aan het zwartrijden waren. 

Spijtig genoeg had ook de regen ons teruggevonden. Dat beloofde voor later.

En ook al hadden we ticketjes gekocht voor de autostrade, voor de Brenner waren die blijkbaar niet geldig. Hier moest Maut betaald worden. Ik dacht dat mout iets was voor bier van te maken. Maar in het Duits is het dus tol. 

En ja hoor, de dag was nog niet ten einde. 

Baasje had al zijn kredietkaart klaar gelegd voor een korte tolstop. Maar die vlieger ging niet op. 

Payment failed.

Nog eens proberen.

Payment failed.

Een andere kaart.

Payment failed.

xxxxxx (gecensureerd)

Een briefje van twintig? 

Klang, kling, klong, klang. Een hoop muntstukken viel in een schaal. Welke klojo voorziet een prijs van 10,30 Euro. Dan maak je er toch 10 rond van. 

Enfin, wij dus de weg op naar het zuiden. Het regende terug pijpenstelen. En ook al waren er drie rijvakken, het rechtse mankeerde iets volgens de meeste Italianen. 

Veel was er door de regen niet te zien. Enkel dat we naar Italië gingen en dat we daar ook tol moesten betalen tenzij we langs de Brenner pas reden ipv de Brenner Autostrada. 

We kozen ervoor om te betalen. Goed idee of niet, we zullen het niet weten. Het regende overal even hard. 

De gps madammen kwamen terug tot leven. Binnen twee kilometer afslaan. Maar wel eerst mooi in het rijtje staan voor de tol. 

Pieeeep.

Huh.

Pieeeep.

Ah kijk de tol konden we hier volledig automatisch betalen met ons zendertje van vorig jaar. Sommige dingen werken in Italië dus beter dan in Oostenrijk. 

Na een grote bocht over het grote tol-plaza stonden we klaar voor de uitrit. 

Pieeep.

Huh.

Pieeep.

Soms werken dingen te goed in Italië. Blijkbaar moesten we dus twee keer betalen. En nee we zijn niet verkeerd gereden volgens de madammen. 

Bleef ons nog twintig kilometer rijden in de bergen. 

Tegen dat we aan het hotel kwamen, was de regen er ook mee opgehouden. Na wat zoeken vonden we ook de oprit van het hotel, de madammen stuurden ons allebei naar het midden van een koeienwei. 

Mijn baasje moest nog gaan wandelen en ik kon gelukkig wat bijkomen van de rit op een mals bed. 

Dan kwam een uitgebreid avondmaal, een mengeling van Oostenrijks en Italiaanse gerechten, overgoten met Weissenbier. 

En dat was het dan. 

Groote broer

PS. Hoezo Crisis, welke crisis?

Awel, iedereen is aan het klagen dat de brandstof en de gas en de telentriek zo duur zijn, maar ik heb nog nooit zoveel auto’s zien aanschuiven op een zondag. Ik denk wel honderd kilometer. Dat kost ook he. 

zondag 25 september 2022

Dag 1 - una giornata non-particolare

 Dag allemaal,


Ik weet het, ik overval jullie een beetje.

Wel dat viel mij vanmorgen ook te beurt.

Ik had de vorige dagen wel wat wandelspullen zien passeren maar ja, baasjes, je verliest er soms kop en staart bij.

En … er was voor deze week al een zware wandeling gepland op vrijdag. 

Een bier en chocolade wandeling in Brussel. 

Pfff. Teveel voor mijn arme buikje. En Sloefie zegt zo al dat ik te dik ben.

Ik ben niet te dik. Ik ben goed gebouwd. Of zoiets. Allez bij de mensen helpt dat toch als uitvlucht als ze een toetje meer eten.

Ik was al blij dat ik bij de rest van de pluches kon blijven, lekker niets doen. 

En oh ja, af en toe supporteren voor het baasje van Sloefie. 

Bravo, nog 2000 foto’s te gaan. 

Bravo, nog 1500 foto’s te gaan.

… Te hard mocht ik ook niet supporteren want daarna is het aan mij en mijn baasje om alle foto’s mooi te knippen en te plakken en een leuk tekstje bij uit te vinden. 

En dan plots vanmorgen, gerommel en gestommel. 

Ja het is zaterdag en dan moeten we een bakker gaan schieten voor het ontbijt maar zou er iemand tandpijn hebben? 

Normaliter brengen we enkel krokante (hopelijk) pistoletjes mee voor de baasjes. Maar vandaag waren er ook sandwiches bij. Dat is voor de kindjes of voor wie wat pijn heeft aan mond of kaak en moeilijk kan slikken. 

Nochtans zag ik niemand met een kiespijn-gezicht. Ja al de baasjes hadden beter in bed blijven liggen en nog wat verder slapen. Maar die zijn zo slecht opgevoed dat die opstaan wanneer de wekker gaat. Ha! Wat een hondenleven. 

En tiens, iedereen at ‘s morgens toch pistolets. Waarom hadden we dan sandwiches meegebracht?

Er werd gebabbeld en gekeuveld maar over de sandwiches geen woord.

En dan vielen de schelpen van mijn ogen … er stonden bakken en ook een duffel. De grote duffel. 

Ha!

Ik ging nog eens op reis. 

Maar het was al zaterdag. Wij vertrekken toch nooit op zaterdag!

En het is buiten aan het regenen. In de regen ga je toch niet op verlof!

En waar gaan we dan wel naar toe? 

Veel vragen, weinig antwoorden. 

Ik nam alvast afscheid van Loebas en Sloefie en Mimi en alle andere pluches met een onzeker gevoel in de buik.

Ik had me helemaal niet kunnen voorbereiden op deze reis. En het was wel mijn taak om de dames van de GPS te controleren. Want bij het verlof naar Italië vorig jaar, hebben ze wel een aantal kemels geschoten.

Ha. 

Waar kan ik heen? Euh. Waar moet ik heen? 

Karlsruhe? 

Hé?

Wat heeft baasje daar te zoeken? 

Of zou het een tussenstop zijn?

Zouden we terug naar de Duitse Alpen? Of naar de Oostenrijkse? Niet naar de Zwitsers, want daar is alles te duur!

Of terug naar Italië? Misschien kan ik dan een opleiding volgen tot truffel-snuffel-hond. Dat leek me wel fijn vorig jaar. Een hele dag snuffelen en graven en je vuil maken en op het einde krijg je nog een lekkere truffel als beloning. Njam. Njam. 

En we reden en we reden en we verzopen zo een beetje op de 411. Waals Brabant was overal nat Brabant.

En ik wist van Wees al dat we daarna d’Ardennen door moesten. In de regen. Brrr. 

Maar nee hoor. Een keer Couriere voorbij, stopte de regen, piepte een zonnetje door de wolken en het leek bijna op een echte vakantietripje naar het zuiden. 

We misten zelfs de afslag naar het grote tankstation - wegen en verkeer had de boel geremodelleerd en Wees was ook de trappers kwijt efkes. 

Ja, dat komt er van als je me niet laat voorbereiden he baas. 

Enfin, effe getankt voor de Luxemburgse grens - dat maakt Finance blij, kunnen ze nog wat BTW aftrekken. 

En dan de zaterdag-file rond Luxemburg. Maar niets ernstig. 

Ook aan het laatste tankstation voor de Franse grens was het niet druk, Voor een keer is het goedkoper tanken in Frankrijk. 

Wij reden niet naar Frankrijk maar naar Schengen en Duitsland. Langs de Asperge-route. Volgens mijn baasje. 

Enfin met de zon in rug en de regen nog altijd ver weg, ging het vlot vooruit.

Tot we aan de Rijn kwamen.

Die stond de vorige weken droog. Wel na gisteren toch niet meer want wat een drache was me dat. Voor tien kilometer hoor. Niets ernstig. En ze waren toch aan het werken en dan mag je niet snel.

En dan waren we er al. De snelweg kronkelt langs de muren van Karlsruhe. We mochten de laatste uitrit nemen voor de grote snelweg naar het Zuiden. 

Dan reden we door niemandsland, zo leek het wel. De kaart gaf aan dat het een groot rangeerterrein was maar er waren alleen molshopen en bulldozers. 

Ons hotel ligt naast de brandweerkazerne. Als we maar kunnen slapen. 

Bis morgen,

Groote Broer.