vrijdag 31 oktober 2014

Dag 11 – Eiland nummer 3

Vanmorgen was het vroeg opstaan. Om 6 uur. Pfff.

Gelukkig was gisteren alles al goed ingepakt behalve de toiletzak en ikzelf. A ja. Ik ga me maar verbergen in de rugzak als het echt niet anders kan. Ik ben dan wel illegaal maar dan wel met standing.

Het hotel was nog heel stil. De afrekening lag ook al aan de voordeur van de kamer. Dus we hoefden enkel nog de sleutels in een sleutelbus te gooien en we konden op weg met de tuut. Minneke kon zat al veilig opgeborgen want we wisten de weg naar de luchthaven – gisteren gecontroleerd bij het terugkeren van de zonsondergang.

Dus was het zo snel mogelijk naar de Alamo site aan de luchthaven. Hier was het dan wel wat drukker. De controleur keek of we tuut geen pijn – lees blutsen – aangedaan hadden. Nee dus. Alle krassen en schrammen waren van vorige bestuurders. En het busje naar de luchthaven – 500 meter verder – stond al klaar. Jiha!

En zo mochten we voor zeven uur al aanschuiven voor een ticket. En ja hoor. Ook op dit klein vliegveld waren de robots al aangekomen. Inchecken via een terminal. En dan naar de veiligheidscontrole. Want zelfs op deze kleine luchthaven moet je gecontroleerd worden. En de voor de scanner moest weer alles uit de rugzak. Ikke gelukkig niet. Oef. Hihi.

En zo werd het dan toch bijna half acht voor we aan het ontbijt zaten. En wat een zonde want de koffie was van ... Nescafé. En dat op de luchthaven van Kona, gekend voor zijn Kona koffieboon. Zonde. Schande. Waf.

Wat wel leuk is aan de luchthaven van Kona is dat je gewoon in de open lucht wacht op je vliegtuig. Het regent er toch zo weinig dat je zelfs kan bruinen terwijl je op het vliegtuig wacht. Tof. Er zijn ook geen grote slurven om tot in het vliegtuig te geraken. Je gaat een deurtje door en je loopt over de tarmac naar het vliegtuig. Simpel toch.

Maar dan was er nog een grote vraag open? Zou de rugzak op het vliegtuig mogen of moest ik in de bagage. Na een tijdje kwam een mevrouw de bagage controleren. Ik heb me zo klein mogelijk gemaakt en het is gelukt, we mogen op het vliegtuig.

Dat is trouwens het kleinste vliegertje tot nu toe. Met twee ventilatoren aan zijn vleugels. Hopelijk moeten we niet trappen tijdens de vlucht. En de bagage werd achter de zetel van de piloot gestopt. Hihi. Een speelgoedvliegertje.

Lang duurde de vlucht ook niet. Na een twintig minuten was de piloot al terug klaar om te landen. Hij moest enkel goed mikken dat hij pal tussen de twee vulkanen van Maui vloog. Want de luchthaven ligt in het vlakke deel tussen de twee vulkanen in. En dat deed hij ook prachtig.

De luchthaven van Maui is heel wat groter dan de twee op Big Island samen. Er komen dan ook veel meer toeristen naar Maui en vooral rechtstreeks van het vasteland. De bagage nam ook haar tijd om er door te komen. Er zat trouwens terug een papierke in dat ze doorzocht was. Hihi. Ze zochten in de verkeerde valies om mij te vinden.

En dan was het tijd om een nieuwe tuut te vinden. Het busje van Alamo stond al te wachten en na twee minuten en 500 meter waren we ter plaatse. En we mochten zelf gaan kiezen met welke auto we wilden rijden. Na een witte Ford Focus en een bruine Chevrolet Cruze werd het nu een witte Chrysler 200. Gebouwd op het onderstel van een Alfa Romeo maar het was er niet aan te merken.

Minneke was in een mum geïnstalleerd. En we konden dus op weg. Wat een file zeg. Gelukkig was ze in de andere richting. Minneke voorspelde een rit van een klein uur. Oei oei. Dan gingen we veel te vroeg zijn. Want meestal mag je maar op je kamer rond 3 uur. We konden het natuurlijk altijd proberen. Maar eerst moesten we nog in Lahaina geraken.

Dat liep vlotter dan Minneke voorzien had en zo waren al voor twaalf in ’t stad. En als goeie toeristen begonnen we met een cruise langs Main Street, allez hier noemt die Front Street want dit was vroeger de straat langs de kust. Veel was er niet verandert aan Front Street volgens Steven. Nog altijd een aaneenschakeling van winkeltjes met van alle soorten prullen met af en toe een tof winkeltje. En bijna op het einde van de winkeltjes was er ook een bekend cafeetje. En daar zijn we dan ook iets gaan eten. Lekkere nacho’s. Njam, njam.

Maar met al dat geslenter en gelunch, was het nog maar goed 1 uur geworden. Er zat niets anders op dan naar het hotel te rijden. Minneke wees de weg maar voor een keer sloeg ze de bal er toch naast. Want waar we volgens haar moesten zijn, was enkel een parking. Dan ook maar eens vriend google geprobeerd. Zelfde resultaat. Het was dus niet de fout van Minneke. Oef. Uiteindelijk zagen we uit een van de appartementjes een kuismadam tevoorschijn komen en die wees ons wel de weg naar het juiste gebouw.

En we hadden pech. Onze kamer was nog niet klaar en we moesten tot 3 uur wachten. Maar we konden alle papierwerk al op voorhand doen. En we lieten ook het spuitgerief van steven achter in de frigo want dat kan niet zo goed tegen de hitte. Dus wat nu te doen? Wel we konden alleszins al zorgen dat de frigo gevuld geraakt. Onderweg hadden we een Safeways gezien en dus zijn we tot daar teruggereden. Maar daar kan je ook al geen twee uur spenderen. Maar er was ook nog een madam S*b* en daar heb ik dan nog een melkske gekregen van Steven. Omdat ik zo braaf was ... en we toch moesten wachten.

En zo tegen drie waren we terug aan de lobby en mochten we naar ons appartementje. Wow. Dat was groter dan een studio met een keuken en een buanderie – hihi – en een grote zetel voor mij alleen en op vier meter van een zwembad.

Nadat we alles wat uitgepakt en weggezet hadden was het al na vijf. Veel toeristisch konden we niet meer doen. En dus heb ik wat geblogd en steven wat tv gekeken.

Morgen is een nieuwe dag.

BB

Dag 10 – Op jacht naar de sterren

Dag allemaal. Hier zijn we alweer met onze dagelijkse nieuwtjes over de andere kant van de wereld. Of is het nu uit de andere kant van de wereld? Ik heb blijkbaar wat last van de hitte.

Wat bracht de dag? Een beetje oud, een beetje braaf zijn en stil zitten en een beetje nieuw.

Het moeilijkste blijft toch het wakker worden. Alhoewel. Vandaag mocht ik niet klagen. We zaten al voor negen uur aan het ontbijt. Een gewoon ontbijt deze keer. Er zijn geen grote wandelingen gepland voor vandaag.

Na het ontbijt hebben we wel nog een rustig ommetje gedaan langs de haven. Niet dat er veel te beleven was, maar dat is altijd goed voor de spijsvertering.

En dan moest ik in de hoek gaan zitten. Niet omdat ik stout was maar omdat het inpaktijd was. Jaja. Onze week op het grote eiland zit er op en morgenvroeg moeten we met onze tuut naar de luchthaven. En dus werd de rest van de ochtend besteed aan het inpakken van de valiezen en rugzakken. Vooral dat laatste was van belang. Want 1) dat is mijn schuilplaats om ongemerkt van eiland naar eiland mee te reizen en 2) de vlucht morgen is met een superklein vliegerke waar de rugzak misschien niet inpast. Allez. Dat laatste versta ik wel niet helemaal. Als de mensen er in kunnen dan kan een rugzak er toch ook in? Ikke de mensen soms niet begrijp.

Enfin, er werd gepakt en geschoven tussen de linker- en de rechterhelft van de valies. Tussen de rugzak en de valies en omgekeerd. Maar mijn plaatsje bleef toch leeg. Oef. Ik mocht toch nog mee morgen.

Uiteindelijk ging alles toch nog heel vlot hoor. We konden nog een klein uurtje buiten zitten en dan moesten we blijkbaar vertrekken. Naar waar? Dat mocht ik niet weten.

Eerst passeerden we nog bij een namaak Mexicaan voor echte nacho’s en quesadilla's. Want we wisten niet wanneer we ’s avonds eten gingen krijgen. Mmm. Quesadilla's zijn ook wel lekker maar de kaas blijft in mijn snor plakken. En dan moet ik mij als een kat wassen. Als Sloefie dat maar niet hoort, is ie weer aan het lachen.

En dan sprongen we in onze tuut. Voor uiteindelijk een korte rit net buiten de stad. Daar moesten we om kwart na een zijn. Er wachtten ons al twee 4 x 4 busjes op. Waarom hadden we die “16” bussen nodig? (4 x 4 is toch 16 he?)

Wel blijkbaar gingen we naar een stukje van de vulkaan waar geen weg is en van de vieze verzekeringsmeneren mag je daar niet met een gewone auto of bus rijden. En daarom dat we nu ook met het busje gingen rijden in plaats van zelf met Minneke en tuut te rijden.

De chauffeur vroeg ons of we toch niet te zwaar gegeten hadden. Want de weg lag er nogal slecht bij en we zouden heel veel op en neer gebotst worden. Oei. Nu had ik ineens spijt van die lekkere quesadilla's. Maar de chauffeur zei dat hij ook zakjes meehad voor in het geval ... Of we konden nu al eens preventief naar het toilet gaan. Ikke was al dadelijk weg.

Bij het vertrek was het wel raar. Het ene busje zat proppensvol. Ons busje was maar gevuld met 2 mensen en een hond. Raar he. Maar wat bleek. Ons busje moest nog de toer doen van een paar grote hotels verder langs de kust en we moesten ook het eten voor vanavond gaan oppikken.

De mensen uit het eerste hotel waren heel stille mensen. Japannezen denk ik dat het waren. Die zegden niet veel en glimlachten eens. Maar het tweede hotel. Aiaiai. Een bende kletsmajoors. Het grappige was. Dat waren geen toeristen maar gepensioneerden die naar Hawaii verhuisd waren en die ook eens tot vanboven op de vulkaan wouden gaan – zonder hun sjieke voiture kapot te rijden. En die babbelden maar en die babbelden maar. De chauffeur kon bijna zijn verhaal niet doen over de geitjes die hier rondliepen, en de ezels. En over alle soorten lava. En over het verschil tussen de Mauna Kea en de Mauna Loa. Echt heel interessant. Niet dat ik als pluchehond daar veel verstand van heb, maar kom ik leerde bij.

Na veel gebabbel en uitleg, sloeg ons konvooi dan af richting de vulkaan. En het duurde nog geen twee minuten of we waren zo hoog geklommen dat we met ons hoofd in de mist zaten. We hoefden ons geen zorgen te maken over de mist want die kwam toch niet veel hoger dan 3000 meter.

Help. 3000 meter? En ik heb geen gasmasker mee! Ga ik dat wel overleven. Sloefie vertelde vroeger dat hij het al benauwd kreeg wanneer ze op 2000 meter waren. Oeioeioei. Hopelijk was er een knappe Sint-Bernard verpleegster in de buurt om mij mond-op-mond ademhaling te geven. Of toch eens een goed glas alcohol te laten drinken. 3000 meter. Pfff. Had ik toen geweten dat we tot 4200 meter gingen, dan was ik ter plekke van mijn sus gedraaid. Pfff. Maar ik heb het overleefd. Anders schreef ik deze blog natuurlijk niet.


Na een paar kilometer in de mist – geen gorilla’s tegengekomen tussen haakjes – draaide ons busje een erf op met vervallen gebouwtjes. Oei. Wat was er nu aan de hand? Kidnapping? Het was tijd voor het diner blijkbaar. Nu al? Het is nog maar net vier uur? En mijn buikje was nog vol van de lekkere Mexicaan? En de hotsen en botsen straks op de weg? Was dat wel veilig? Mocht dat dan wel van de verzekeringsmeneren?

We kregen allemaal ons persoonlijk potje met eten. Voor ons was het kip met rijst en barbecuesaus. Njam. Njam. Van de hoogte krijg je honger blijkbaar. Nu hing mijn snor vol met kaas en barbecuesaus. Ik ben dan maar wat in de mist gaan staan. Er stond een flink windje en ik kreeg een persoonlijke regendouche. Dat was snel gepiept.

Ik ben dan ook maar wat op verkenning getrokken rond de eettent. Blijkbaar waren we op een oude slaapplaats van cowboys beland – vroeger graasden hier blijkbaar nog koeien – maar we moesten wel opletten want twee van de houten chalets waren gedeeltelijk afgebrand en een was op instorten na ingestort.

Na een halfuurtje pauze en een plasje was iedereen er klaar voor. We wilden naar boven, naar de sterren en naar het slapengaan van de zon. We bleven verder rijden door de mist – a ja, ik moet zeggen de wolken. Op 2000 meter kan je dus niet meer over mist spreken maar over wolken. Er was wel hoop want af en toe zagen we een klein stukje blauw boven ons.

En dan gebeurden er plots vier dingen bijna op het zelfde moment: we waren uit de wolken, we waren in het park, we passeerden het bezoekerscentrum en de weg was weg. Allez het asfalt was weg. En de putten waren daar.


Na een paar honderd meter klimmen, stopten we even voor het zicht. Het was mooi. Overal zag je mooie witte wolken. Allemaal beneden ons. Jipie. We gingen kunnen zien hoe de zon onder haar dekens gingen kruipen. Jipie.

En dan gingen we voort met hotsen en botsen. Mijn quesadilla’s en kip en rijst waren ondertussen al goed aan het mengelen. Hots en bots en beng en schuif weg en hots en bots. Maar zoals het spreekwoord zegt, aan alle miserie komt een einde – of er komt een ergere in de plaats. De laatste kilometers waren gelukkig wel geasfalteerd. Niet om mijn maagje te sparen maar wel om er voor te zorgen dat de auto’s geen stofpluimen maakten op de top. Want op de top kon je niet alleen de zon zien gaan slapen maar ... daar stonden ook de grootste en duurste telescopen van heel de wereld (of al minstens van Amerika). En stof dat is niet goed voor het zicht van de telescopen. En dus konden we het laatste stukje genieten van perfect asfalt. Hèhè.

En dan stonden we boven. We moesten allemaal een dikke jas aandoen tegen de kou – het vroor lichtjes – en voor de fotografen waren er ook speciale handschoenen met afgesneden toppen. Zodat je vingers kunnen bevriezen tijdens het fotograferen maar je handen niet. Hihi.


En dan was het wachten op de zon haar slaapgebedje. En dan was ze weg. In de wolken. Dag zon. Slaapwel. Tot morgen hopelijk. Waf.

We bleven nog een beetje boven wachten tot de meeste toeristen terug naar beneden vertrokken waren – het merendeel had trouwens niet geluisterd naar de meneren van de verzekering, er stonden meer Ford Mustangs op de parking dan echte 4x4 jeeps. Tss, tss, tss.

En waarom moesten wij wachten? Wel ik was nog niet slim genoeg geworden vandaag. De lucht boven de vulkaan is zo helder dat je maar op weinig plaatsen ter wereld zo een goed zicht op de hemel en de sterren kan hebben. Sloefie, ik heb voor het eerst de Melkweg gezien. Dat was mooi. Een milkyway reep is lekker maar deze milkyway was mooi. Voor de warmte reden we eerst wat kilometers naar beneden en dan stopten we langs een lavaveldje. De chauffeur had een 11 cm telescoop mee en zo kon hij ons allerhande sterren en planeten en melkvelden en gasnevels tonen. Wauw. Ik wist niet dat dat allemaal boven ons koppeke hangt. Als dat maar niet naar beneden valt op een dag.

En zo kregen we zeker nog een uur uitleg over de sterren en zo. En dan was het tijd om verder te rijden. We zijn nog efkes gestopt aan het bezoekerscentrum om een stempelke te halen. Maar mis poes. Dat was geen nationaal park en hier deden ze niet mee aan het verzamelen van stempelkes. Snif. En dan reden we verder naar beneden. Veel herinner ik er mij niet van want iedereen was redelijk stil – ook de gepensioneerden – en ik heb dus een dutje gedaan.

Zoals beloofd waren we om tien uur terug aan ons vertrekpunt. Tuut en Minneke stonden ons eenzaam op te wachten. Om half elf waren we terug in het hotel en was het dadelijk slaaptijd want morgen moesten we nog eens vroeg op. Het was vliegtijd. Als dat maar goed komt.

Come and see tomorrow for a new blog by big brother.






Jiha. Ik heb de Melkweg gezien. Op 4200 meter. Jiha.

donderdag 30 oktober 2014

Dag 9 – Op stempeljacht

Dag allemaal.

Zoals je gisteren al kon lezen, is ons verblijf in Kona heel wat minder inspannend dan het verblijf in Volcano. Ook het ontbijt is wat minder, maar ik mag niet te hard klagen want wie weet ...

Het eerste stukje van de dag ... is een kopietje van gisteren. Alweer een vroege kamermadam die probeerde binnen te geraken en een chauffeur die duidelijk wou uitslapen. Misschien dat de nachtelijke muziek aan de bar er voor iets tussen zat. Want die was tot zeker 2 uur blijven doorspelen. Gelukkig was er niet al te veel Hawaïaanse muziek bij want dat is toch niet echt mijn stijl.

Want stond er allemaal op de plank vandaag? Zegt men zoiets?

Om te beginnen, geen zware wandelingen dus ook geen omelet als ontbijt. Zoals een bekend Vilvoords politicus ooit zei ... geen commentaar.

Wie ook honger had, was tuut. Dus die kreeg een lekkere schelp als ontbijt. Sorry Victor, er was geen Chevron in de onmiddellijke buurt.

En dan gingen we op weg. Gisteren waren we naar de natte kant gereden, vandaag gingen we naar de droge kant. En blijkbaar was de bedoeling om de ontbrekende stempels van de nationale parken te vinden. Ha. Ik begon al te zoeken samen met Minneke. Maar Minneke kende geen stempels, wel parken. Dat was dan toch al een begin.

Als eerste stopten we aan Kaloko-Honokohau. Alweer zo een lange Hawaïaans naam. Het is een klein parkje, voor het grootste deel een zwarte eentonige lava-landschap. En de lava is van de puntige en brokkelige a’a soort. Waarom heet dat zo? Wel loop eens met je blote pootjes op dat soort lava, dan zeg je dadelijk zijn naam.

Maar wat is er nu zo bijzonder aan deze plaats. Wel hier zijn restanten gevonden van een oude nederzetting waar men vissen ving en kweekte. En ook zijn er enkele putten met drinkbaar water. En daarom was er ook een dorpje.

Je zou zeggen, maar op Hawaii regent het toch veel dus er is toch regenwater genoeg. Dat is juist. Maar hier in Kona zitten we wel op het droge stuk van het eiland want de regenwolken worden tegengehouden door de grote vulkaan. En dus was het wel belangrijk dat een dorp toch toegang had tot grondwater. Met al die lava in de grond, vind je niet zo vaak water.

Hoe ving en kweekte men nu vissen? Wel de vissen werden gevangen met muren, niet met netten. De Hawaïanen hadden namelijk muurtjes gebouwd in een lagune. En bij laag water stonden de muurtjes boven het water uit. Bij hoog tijd of hoge golven, stonden de muurtjes onder water. En met de sterke stroming werden de vissen in de lagune opgeschept door het water en over het muurtje gegooid. Geniaal he? Ik zou er zelf niet kunnen opkomen. Een keer laag water konden ze de vissen zo opscheppen. Ze hadden ook bassins gemaakt met lavasteen die een beetje hoger gelegen waren. Daar konden ze de vissen bewaren.

Na dit leerrijk parkje was het tijd om naar het tweede nationaal park te gaan. We waren wel efkes onderweg. En het was heet buiten. Pfff. Wat een verschil met gisteren bij de koning.

Na een dertig mijlen stopten we aan de Pu’ukohola Heiau. Nog zo een naam om je pootjes bij te breken wanneer je je blog aan het schrijven bent.

Dit parkje is het tweede Koninklijk parkje, samen met het parkje van gisteren. Hier had namelijk koning Kamehameha I namelijk zijn tempel voor Ku gebouwd. En Ku is de oorlogsgod van de Hawaïanen. En als je alle eilanden wil veroveren, dan kan je er maar beter voor zorgen dat de oorlogsgod je gunstig gezind is. En daarom dat Kamehameha een grote tempel bouwde voor de god Ku. En deze tempel is een van de weinige die nog redelijk goed bewaard gebleven is. De meeste tempels zijn vernield in 1820 toen de oude godsdienst en wetten werden afgeschaft.

En zo hebben jullie dank zij mij alweer een mooi stukje cultuur mee opgepikt.

En wat staat er morgen op het programma? We vertrekken naar de sterren. Jipie. Ik hou van reizen.

Big Brother

woensdag 29 oktober 2014

Dag 8 – Op Koninklijk Bezoek

Gisteren was geen al te actieve dag zoals jullie wel konden lezen. Maar vanmorgen was ik wel om 6 uur wakker. Maar ik was wel de enige. En het werd 7 uur en 8 uur en 9 uur. Maar geen teken van leven van mijn chauffeur. Gelukkig was er de kuismadam die om 9 uur probeerde binnen te komen. Daarmee was iedereen ineens wakker.

En daarmee werd het vandaag dus een laat ontbijt. En blijkbaar gaan we niet veel wandelen vandaag. Ik kreeg geen omelet. Snif.

We wandelden wel tot aan madam S*b* voor mijn melkske van de dag. Dat is ook een lekkere gewoonte geworden. En met al dat calcium in de melk, krijg ik heel sterke botten.

We wandelden dan op ons gemak terug naar het hotel. Steven was ondertussen aan het zoeken naar het laatste weerbericht. Want hij wou vandaag wel gaan wandelen maar op een plek voorbij de berg. En waar wij wel lekker in de zon zaten, kon je in de verte al de onweerswolken zien hangen. En zowel hij als ik hebben een hekel om in regen te wandelen – a ja, dan moet ik in de zak zitten i.p.v. buiten en dan zie ik niets. En waar moet ik dan een blog over schrijven?

En dus gingen we nog wat zonnen op ons terras in de hoop dat de regenwolken zouden optrekken.

Maar we moesten toch veel geduld hebben hoor. Het duurde tot na twee uur alvorens het een beetje leek op te klaren in het zuiden.

En dan waren we op weg natuurlijk. Maar het wou toch niet al te goed vlotten. Eerst was de weg afgesloten door een grote vrachtwagen die een klein poortje moest indraaien en dwars over de weg stond. En dan zaten we in de file. Met al die hoge bergen zijn er niet veel doorgaande wegen en dus staan alle hawaiianen en toeristen in de file.

Maar na een uurtje waren we dan toch op de bestemming. Een Koninklijke bestemming. Het huis van Kamehameha I in Pu’uhonua O Honaunau.

Het huis van wie? Kamehameha I. De eerste koning van heel Hawaii. Voor de hawaiianen een superheld in feite ook al heeft hij veel hawaiianen met zijn vele oorlogen het leven gekost. Ook Kapitein Cook heeft zijn tweede bezoek aan de koning niet overleefd.

En wat is er nu zo speciaal aan deze plaats dat het een nationaal park is geworden? Wel van sommige presidenten hebben ze de woning al tot nationaal park gebombardeerd maar dat is niet de enige reden. Het is ook de enige Pu’uhonua die nog bestaat. Een pu’watte? Wel de hawaiianen hadden heel strenge wetten en op veel stond er een doodstraf. Maar als je naar een Pu’uhonua kon ontsnappen, dan werd je na een paar dagen vergeven en kon je veilig terug naar huis.

Rond de Pu’uhonua was er ook een grote stevige muur gebouwd. En waarom is dit nu zo uniek? De kleinzoon van Kamehameha I – versie III ondertussen – liet alle “heidense” tempels en symbolen afbreken. Enkel deze Pu’uhonua bleef redelijk intact.

Wij hebben daar uiteindelijk toch een klein uurtje rondgewandeld. Af en toe wel een beetje uitgeregend. En dan was het tijd om terug te vertrekken want de ranger kwam de deurtjes sluiten.

Morgen gaan we naar het zuiden heeft Steven beloofd. Daar regent het minder.

Tada.

dinsdag 28 oktober 2014

Dag 7 – Benidorm b*

Dag allemaal.

Vandaag moest wat gewoon worden aan nieuwe luchtjes. Geen zwaveldampjes meer of VOG (Vulkaan Smog). In de plaats was er de geur van veel water, een wat zout en wat chloor.

En dat was niet het enige dat anders was.

Geen omelet meer. We gingen niet veel wandelen vandaag. En ik moet op mijn lijn letten. Naar het schijnt.

Alhoewel. Wat was het eerste na de ochtenddouche? Juist. Een wandelingske. En dat op mijn nuchtere maag? Maar gelukkig was niet ver dat we wandelenden. En het was gelukkig tot bij de S*b*. Niet aan Sloefie zeggen, maar ik dronk daar een melkske. A ja. Dat is toch Latte op zijn Italiaans?

Na het ontbijt trippelden we dan terug naar het hotel. Maar in plaats van mijn rugzak moest ik mijn zwembroek gaan zoeken. Mijn chauffeur had geen zin om de actieve toerist uit te hangen.

In plaats daarvan wou hij in het broebelbad zitten. En dan wat in de zon drogen. We hebben samen veel gelezen ook. Ikke heb Dogs Weekly gelezen. Alles voor een moderne hond.

En weet je wat? Zo een dagje aan het water is ook wel fijn. Je ziet wat mensen voorbijkomen. Je ziet mensen wat boos worden omdat ze nat worden van kindjes die in het water springen. Je ziet mensen wat rood worden omdat ze wit zijn. Hihi.

En tegen de avond werd het echt een beetje nat. Heel de dag waren de wolken rond de top van de Mauna Loa – de lokale vulkaan – blijven hangen. Maar tegen de avond kwamen ze efkes tot beneden om iedereen een frisse douche te geven. En zo was het tijd om vanop bed een beetje tv te kijken.

Alweer een vermoeiende dag.

zondag 26 oktober 2014

Dag 6 – De lange rit

Vandaag was een beetje een rare dag. Ik verstond het niet helemaal.

De dag begon nochtans heel lekker. Met omelet natuurlijk – vandaag met ham en bacon en Jack kaas – en worstjes en wafels. Dus we gingen terug wandelen. Jipie. Ik vind dat fijn ... om gedragen te worden. Alhoewel. Helemaal gerust was ik er toch niet in. Vergeleken met de vorige dagen hing er toch heel wat meer rook boven de krater. Dat had ik vanmorgen al gezegd.

Ah, dat had ik nog niet gezegd. We zijn vanmorgen om halfzes al eens opgestaan. Om nog eens foto’s te pakken van de rookpluim boven de krater maar met wat meer licht in de lucht. Boven de krater hing er een grote paddenstoel, groter dan anders. En ook waar we gisteren gewandeld hadden, hing er veel meer rook. De vulkaan zou toch niet uitbarsten zeker?






Nu ben ik wel mijn schrijfdraad kwijt. Waar zat ik nu?


Ah ja. Ik zat op de tafel in de kamer. En ik had niet veel plaats want de rugzakken en valiezen lagen allemaal op bed. Oei. Steven was aan het inpakken. Zat de vakantie erop? Moest ik terug 24 uur in de rugzak? En gingen we dan niet meer wandelen?

Na een half uur werd ik dan naar de auto gedragen. Oef. Ik mocht naast mijn nieuw vriendje zitten. Minneke heb ik hem genoemd. Of is het een haar? Mijn vriendje heeft wel nog niets gezegd. Alleen maar biep. Gelukkig zag ik ook de wandelrugzak liggen in de auto. Jipie, we gingen toch wandelen. Zouden de valiezen ook mee gaan op wandeling?

En dan waren we weg met de tuut. Maar vriendje had nog wat vrijetijd gekregen. We gingen verder het park in. We gingen terug de Chain of Craters Road af. We gingen wandelen over het Pu‘u Huluhulu Trail. Das een pad met veel u-kes he?

Wat is er nu zo speciaal aan het Pu‘u Huluhulu pad? Ik wist het ook niet hoor. Ik heb het ook moeten vragen. Pu‘u Huluhulu is blijkbaar een van de meest recente bijkraters van de Kilauea. In de jaren zeventig is hij een aantal keer actief geworden. En als je tot het einde van het pad loopt, dan zie je zijn jong broertje Pu?u ????. Die is al 30 jaar actief en heeft al een dertigtal huizen laten opbranden met zijn lava.

We gingen dus wel moeten opletten en af en toe voelen of het onder onze pootjes niet te warm aan het worden was. Letterlijk. Het was wel een redelijk makkelijke wandeling. Geen rookpluimpjes boven de lava. Niet net op het randje van de krater. Wel veel lava. En niet veel volk. Boif een beetje.


Uiteindelijk kwamen aan een klein heuveltje. Van daar konden we in de verte Pu'u 'Ō'ō zien. Of liever de helikopters die erboven ronddraaien om de toeristen mooie foto’s te laten maken.


We waren na een klein uurtje terug aan de tuut. En vriendje werd ook wakker. Want nu ging we een grote toer maken. Helemaal rond Mauna Kea, de grootste berg ter wereld en ook de grootste vulkaan.

En omdat de Mauna Kea zoveel groter is, heeft hij ook veel meer lava geproduceerd. En dus werd de rit al snel een beetje eentonig. En omdat vriendje de weg in het oog hield, kon ik mijn oogjes een beetje sluiten. Om zes uur opstaan was toch vroeg hoor.

Na een uurtje ben ik dan wel plots wakker geschoten. Het schemerde voor mijn ogen. Steven zei me dat het de ruitenwissers waren. We waren nu aan de andere kant Mauna Kea, de kant waar de wolken vanuit de zee tegendrijven. En dan is er regen, veel regen. En de brede weg van een uur geleden was nu een smal baantje geworden met een scherpe bocht elke tweehonderd meter.

Na nog een uurtje stopte het eindelijk met regen en begon het zonnetje te schijnen. Eindelijk. En blijkbaar waren we op onze bestemming. Want nu reden we file van verkeerslicht naar verkeerslicht. En we stopten uiteindelijk aan een koninklijk hotel. Allez King Kamehameha hotel en dat is genoemd naar de grootste Hawaiiaan.

Hier gaan we terug wat dagen blijven. Dus ik moet nog niet in de valies. Jipie.

Tot morgen.

zaterdag 25 oktober 2014

Dag 5 – Op zoek naar een nieuw vriendje

Dag allemaal. Ik ben er terug.

 Ik weet het. Het schrijven heeft niet zo gevlot de vorige dagen en ik ben een beetje achtergelopen.

Ik kreeg vandaag terug een superdeluxe ontbijt. Dat was dus een omelet met groenten en bacon en ham en kaas en dan een grote wafel – niet zoals die van meter Clementine maar rond, dus net niet te groot voor mij – en dan nog eens ontbijtspek en worstjes en worstjes. Mmm.

Dat betekent wel dat we vandaag terug gaan wandelen. Oei. Oei. Wat gaat dat geven.

Maar eerst is gaan kijken of er belangrijk of gevaarlijk nieuws was in het bezoekerscentrum. Is er verse lava? Is de lucht ongezond? Zijn er nog hondjes om mee te spelen?

Het antwoord was drie maal nee.

En dus zat er niets anders op dan te beginnen wandelen.

Eerst vulden we onze waterfleskes aan de gratis waterkraan. Want dat gingen we vandaag wel nodig hebben. Het was vanmorgen al serieus warm en er was geen regenwolkje te bespeuren.

En dan vertrokken we op het eerste pad. Het Sulphur Banks Trail. Jamaar. Is dat wel gezond? Zouden we dat wel doen? Ik was er toch niet gerust in. Ik kon de zwavel al van ver ruiken. Brr. Maar Steven wou niet luisteren. Als de ranger zegt dat het veilig is, dan mag ik blijkbaar niet mekkeren. Meh.


Wat is er nu aan de hand? We lopen hier in feite op het toppeke van de vulkaan. En in feite is dat toppeke een grote, lege doos. Zo een beetje als een politieker. Wanneer de vulkaan uitbarst, is die tot de top gevuld met lava. Maar naar een tijdje trekt de lava zich terug in de aarde – het vat is af. En dan kan het gebeuren, door een aardbeving bijvoorbeeld, dat de top van de vulkaan te zwaar wordt en alles als een soufflé in elkaar zakt. Langs de ingezakte rand zijn er dan grote scheuren en rimpels langswaar er water in de vulkaan kan stromen – het regent hier he. En wanneer dat water tot aan de warme rotsen komt, dan wordt dat stoom en dan neemt het water de zwavel uit de steen op.

Je ziet he. Ik kan soms ook goed luisteren. Ik kan al bijna rondleidingen gaan geven in het park. Hi, hi. Voor poedeltjes en zo.

En zo lopen we nu door een bosje met hier en daar rare luchtjes en damp die zomaar uit de grond komt. Ik moet wel veilig in de rugzak blijven want als je in zo een spleet valt, wordt je geroosterd. Het is daar altijd tegen de honderd graden warm. Er zitten hier ook veel vogeltjes maar ik kan ze alleen maar horen, niet zien. Snif.


Als tweede pad, doen we een stukje van de Steam Vents Trail. Daar ben ik gisteren vergeten over te schrijf, maar dat is dus zo een beetje zoals de vorige maar dan met grotere wolken stoom. En hier is een parking voor luie toeristen, dus hier vind je veel meer volk dan bij de zwavelbanken.

En dan schrik ik. Begint het verhaal van gisteren weer? Ik zweef over de rand van de krater. Help.

Pad nummer 3 zitten we nu op. Het Iliahi Trail. Genoemd naar de Iliahi boom, dat is een sandelboom. Om sandalen van te maken? Na een honderd meter lopen we over de rand de krater in. Het ruikt hier alweer anders. De zwavel blijf je ruiken natuurlijk maar er zijn ook lekker ruikende bomen en planten. Om dat het net onder de rand van de vulkaan ligt, krijgen de bomen hier ook wat meer water en het lijkt dan ook een mini-regenwoud. Maar zonder jaguars en slangen natuurlijk. Ik hoef niet bang te zijn.


Het Iliahi Trail loopt in feite tot net onder het terras van het hotel. Maar Steven is niet van plan om al een pintje te gaan drinken. Het laatste stukske gaat trouwens steil omhoog. En misschien vinden we verder wel een gemakkelijk stukske – nee dus. Als vierde pad van de dag wandelen we over het Halema‘uma‘u Trail – zo een moeilijke naam. Als je dat twee keer moet zeggen, ligt je tong in een dubbele knoop.

Halema‘uma‘u Trail is in feite een pad dat vanaf het hotel dwars over de krater van Kilauea loopt. Zo een beetje zoals het Kilauea Iki pad gisteren maar veel langer en dus ook met bijna geen toeristen op. Het voordeel is dat het pad op zijn gemak afdaalt naar de bodem van de vulkaan. Maar gisteren heb ik al geleerd dat het niet wil zeggen dat het achteraf ook stillekes terug naar omhoog loopt. Veel kon ik wel niet zien want overal zijn er hoge bomen rondom mij. Af en toe kon ik wel wat zwart zien. En dan stonden we op een grote open vlakte. Net als gisteren. En dat was nu lava zie.


Ik wou dadelijk doorstappen maar ik mocht niet. Ten eerste moest mijn chauffeur wat drinken. Ten tweede mocht dat niet van de ranger. Het pad loopt wel over de krater, maar je mag het niet lopen want teveel ongezonde lucht. He? Waarom zeggen ze dat dan niet vanboven? Dan konden we een pintje gaan drinken.

Maar er is gelukkig een alternatief. We namen pad nummer 5, de Waldron Ledge. Letterlijk een pad op het randje. Het eerste stukje was terug over de lava maar mooi naast de rand van de vulkaan – anders worden de rangers boos. Daarna kwam ... de klim uit de krater. Mijne chauffeur heeft nogal wat zweet gelaten hoor. Maar een keer boven mocht hij van mij eens drinken. Hij had het verdiend. Water natuurlijk. A ja. Ik ben een groene jongen.

Steven vertelde me dat we nu een stukje van de wandeling van gisteren gingen doen. He? Dat is toch niet leuk? Maar er zat niets anders op. We moesten van de Waldron Ledge naar de Crater Rim Trail doorsteken. Net het stukje met veel trappekes van gisteren. Pfff. Om moe van te worden.


En dan kwamen we op pad nummer 7. Het Crater Rim Trail. Die loopt in een grote cirkel rond de krater maar aan de bovenkant. Eerst liepen we nog tussen de hoge bomen maar na een kleine kilometer kwamen we uit op een weg waar gaan auto’s reden. He? Na de eerste bocht zag ik waarom. Er liepen grote scheuren in de weg en een deel was weggezakt. Het was de oude Crater Rim Road maar door aardbevingen was die gebarsten en verzakt. En dus mochten de wandelaars er over lopen. Dat liep makkelijk. Mijn chauffeur kon me bijna niet volgen, zo snel kon ik lopen. Hihi.

En zo kwamen we na dik drie uur wandelen terug aan het hotel.

Wat gingen we nu nog doen? Een pintje drinken? Neen dus. We gingen in de warme auto zitten. En we gingen naar de stad.

Jipie. Ik kreeg een nieuw vriendje nu Tommeke er niet meer is. Wie zou het worden?

Van de rit weet ik niet veel. Ik viel al snel in slaap. Er was maar een weg dus ik moest de weg niet wijzen.

We stopten bij een hele grote winkel en daar ging Steven op zoek naar een nieuw vriendje voor mij. Maar hij was aan het sakkeren. Hij wou iets klein en simpel vinden. Maar dat lukte niet. Want Hawaii kenden ze niet. He? Wat bleek: de kleine Tommekes kenden enkel de 48 staten van Amerika maar niet Hawaii of Alaska. Dus wat nu? Uiteindelijk hebben we dan toch maar de grootste doos meegenomen want dan kende het vriendje ook Canada en Alaska. Wie weet ga ik daar ooit nog eens naartoe?

Het was ondertussen wel al bijna 4 uur geworden en dus stopten we eerst bij een eterij. Om Sandra en Sloefie een beetje jaloers te maken ... een taco klok. En we aten er een bakje Mooie Grote Nachos. Hihi. Dat smaakte ook al was mijn snor vol met gesmolten kaas.

Eergisteren waren we al tot aan het ene einde gereden van de weg onder de lava. Nu wou Steven ook de andere kant zien, want daar waren ook stempelkes te winnen. En dus deden we een kleine detour naar het strand. Maar dat ging wel niet vooruit hoor. File, file, file. Verderop was men aan de weg aan het werken, net waar hij van twee naar een vak ging. En iedereen wou op het zelfde moment thuis zijn. Pfff.

Erger nog, eens we aan het einde van de weg waren, mochten we niet door. Er waren geen stempelkes meer te krijgen want het kotteke was afgebroken. Na twintig jaar was beslist om de weg onder de lava terug op te maken. En dus moesten we omkeren. We konden wel nog eens tot aan het strand bij Uncle Joe gaan, zei de agent. Iedereen in Hawaii lijkt wel Uncle Joe te heten.


Maar de mijnheer had gelijk. Het was een mooi strand. Eerst liep je over de uitlopers van de lava en dan kwam je op een pek pek zwart strandje. Bij een ondergaande zon. Bijna het paradijs op aarde. En dat met mijn nieuw vriendje zodat ik niet meer alleen de weg moet zoeken. Ha. Een nuttige dag.

Maar om 6 uur is het hier wel al donker in de tropen en dus was het tijd om terug te keren. En nu er een nieuw vriendje was, kon ik al wat slapen. Ik was gerust. De chauffeur zou wel terug tot aan het hotel geraken.

Tot morgen

G.B.

vrijdag 24 oktober 2014

Dag 4 – Een wandeling in het park

Waf. Het begint al iets beter te lukken om mijn blog te schrijven. Ik moet wel nog veel leren.

Mijn verhaal begint al vannacht.

Neen. Ik ben niet beginnen huilen als een wolf. Dat doe ik niet.

Maar we zijn vanmorgen rond 2 uur opgestaan. Steven was wat vroeg in slaap gevallen en zijn horloge liep nog niet goed juist. ??? Ik heb daar geen last van want ik heb geen horloge.

En waarom gingen we nu naar buiten?

Ah. Buiten leek er in de verte iets in brand te staan. Er was een grote roze-rode wolk die verderop opsteeg.


Overdag hadden we daar een klein wit rookpluimpje gezien. Dat was gas en stoom die ontsnapt uit de kleine lavaopening die midden in de grote krater al tientallen jaren actief is. En ’s nachts zie je die rookpluim veel beter blijkbaar. Steven heeft me zelfs meegepakt naar het museum want daar kan je de pluim nog veel beter zien.

Om drie uur lagen we terug in ons bed. Ik was toch stillekes aan het hopen dat die vulkaan nog een beetje stil blijft de volgende dagen.

Rond negen uur hebben we dan ons eerste ontbijt opgezocht. Wat was dat een feest. Nu weet ik waar Sloefie het over heeft wanneer hij weer eens met de boot weg was. Hmm, lekker omelet met vanalles in. En worstjes. En spek. En worst. En wafels. Mmmm. Ik kon bijna niet van de tafel weg, zoveel woog ik meer. Mmmm. En we blijven hier 3 dagen. Oh. Oh.

Maar er was blijkbaar ook een reden waarom ik zo een groot ontbijt kreeg. We gingen vandaag wandelen. Oh. Oh.

Gelukkig was het eerste deel van de wandeling met de tuut. Misschien kon ik blijven zitten in de auto. Maar Steven vond dat geen goed idee. Het ging warm worden in de auto en misschien dat mijn ontbijt dan een beetje zou beginnen leven.

Dus pech. Ik mee op weg.

Eerste stukje gingen we naar een lava tube. Van lava wist al wat dat was: zwart, hard, heet als het zonneke schijnt. Maar een tube lava? Dat kan toch niet! Ah. Ik moest nog wat Engels bijleren blijkbaar. Een lava tube is een kanaal langs waar lava boven of ondergronds gelopen is. De buitenkant koelt af zoals een betonbuis terwijl de rest van de lava vloeibaar blijft en zo ver kan lopen.


Het was wel spookie. Het leek op een treintunnel maar dan zwart vanbinnen. Met hier en daar wortels van bomen of planten die door het plafond steken en overal druppels water die naar beneden vallen. En het was er donker. Gelukkig had steven zijn koplamp meegebracht. Zo liepen we nergens tegen. Na een paar honderd meter hadden we dan terug zonlicht en na een kleine klim, hop, stonden we terug aan het begin.

Maar dan kwam het slechte nieuws. Nu kwam de lange wandeling van de dag. De overkant van de straat was het einde van de Kilauea Iki trail. So what, dacht ik nog. Maar Kilauea Iki is een oude krater van de vulkaan die in de jaren vijftig serieus uitgebarsten is. Zo erg dat ze een deel van de weg langs de krater hebben moeten herleggen – en nu mag dat nieuw deel ook niet meer gebruikt worden want er is teveel zwavel in de lucht. Enfin, we gingen dus in volle zon dwars door de krater lopen en dan over de rand terug. Oh. Oh.

Het eerste deel van de wandeling was wel tof hoor. Op het gemak tussen de bomen naar beneden wandelen. Daar heb ik geen groot ontbijt voor nodig hoor. Ik wist nog niet dat we het pad in feite in de omgekeerde – moeilijke – richting aan het doen waren.

Na een tijdje begon ik dan iets zwart door de bomen te zien. We waren bijna aan de bodem blijkbaar. En dan stonden we in de volle zon. Oh. Oh. Ik ging hier goed bruinen tenzij ik me goed in de zijzak verstopte. Ik had geen klakske meegekregen van Sloefie.


En dan begonnen we de oversteek. Gelukkig stond er nog een beetje wind want anders was ik zelf gebakken bacon geworden. Halverwege de bodem was er een grote hoop stenen waar alweer een witte pluim rook uitkwam en het stonk er weer geweldig. Brr.

Het laatste stuk was serieus klauteren. En gelukkig werd ik gedragen want overal waren er scherpe opstekende stenen. En dan waren we terug op een echt wandelpad. Maar een lastig want het waren allemaal treden recht naar omhoog. Na zeker honderd treden waren we dan toch boven. Dan kon ik efkes uitrusten. Pfff.

En dan ging het voort langs de rand van de krater, terug naar onze tuut. En soms was het pad letterlijk op de rand van de krater. Brr. Zat ik toch veilig in de rugzak. En dan kwamen er nog meer treden en treden. Pfff.

En ondertussen kwamen we alsmaar meer mensen tegen. En die vroegen me of het nog ver was. En of ik moe was. Ik blafte eens. Tuurlijk niet. Ik ben Grote Broer.

Uiteindelijk kwamen we aan een grote parking maar ik kon de tuut niet vinden. Hij was toch niet zonder ons weg? Ah. Neen. Dit was de verkeerde parking. We moesten nog een kilometer verder langs het randje lopen voor we aan de juiste parking waren.

Ik hoopte dat we nu onze portie hadden voor vandaag. Maar mispoes. We gingen nog een derde trail doen. De Devastation Trail. De Pad van de Verwoesting. Dat klonk toch niet fijn. Nu wandelden we door een zwarte woestijn. Het leek wel of alle kolenkachels van heel de wereld hun assen hier waren komen storten. En we mochten van de rangers niet van het pad af want het was er gevaarlijk. Brr. Uiteindelijk stopten we terug op de rand van de krater die we daarnet doorgewandeld hadden. Het laatste stukje over een oude, afgesloten weg want de rest van de weg lag onder de lava en assen.


En dan gingen we op ons gemakje terug naar de Lodge. Pff. Wat een wandeling. Zou er nog ontbijt zijn? Ik had er wel zin in.

Dat laatste was maar om te lachen hoor!

Tot morgen.

woensdag 22 oktober 2014

Dag 3 – afscheid van een vriend

Woef, geeuw, woef.

Dag allemaal.

Zijn jullie al wakker? Mijn oogjes vallen dicht bij het schrijven van deze blog.
Net als gisteren, zaterdag, was het vandaag om 6 uur opstaan geblazen. Van zondagsrust hebben we op deze reis nog niet gehoord.

Vandaag gingen we nog eens vliegen voor de verandering. Alhoewel, vannacht heeft het buiten ook wel goed gevlogen. De storm was dan wel afgelast om 8 uur gisteravond, maar de wind heeft toch veel lawaai gemaakt. Net als de lift trouwens en sommige toeristen die een beetje teveel hadden gedronken.

Maar het was dus 6 uur en de wekker was wakker. Terwijl de chauffeur onder de douche zat, heb ik maar mijn oogjes nog even toe gedaan. Ik zat toch al lekker knus in mijn speciaal vakje in de fotorugzak. Omdat er maar een grote camera in de tas zat, kon ik me lekker wegsteken in het grote vak. En dan voortslapen tijdens de vlucht natuurlijk.

Ik had wel gehoopt op een bezoek aan de koffiebar maar dat was blijkbaar voor later. Eerst moest de tuut teruggebracht worden naar zijn stal en moesten we zien de bus naar de luchthaven niet te missen.
Buiten was het nog altijd serieus aan het regenen. Tommeke stelde ons de zelfde route als gisteren voor maar de chauffeur had geen zin om nog eens dwars door Honolololulu te rijden. Tommeke moest dus wat harder werken en beter zoeken naar de juiste weg.

Ook op zondagochtend was er niet echt veel verkeer. Gelukkig maar, met al dat water zou het niet veilig zijn om in de file ter rijden.

Na een twintig minuten – en heel lang wachten voor het laatste rood licht – waren we dan toch bij Alamo toegekomen. We moesten mooi in het rijtje gaan staan maar bijna was er een groot accident. De madam in de auto naast ons gooide ineens haar deur open en stormde weg naar het buskotje. Blijkbaar regende het te hard voor haar haar of zo. We stonden gelukkig op tijd stil.

Ik heb dan zelf ook wel hard moeten lopen. Niet voor de regen maar om het busje niet te missen. Want die rijdt maar om het half uur zo vroeg op de ochtend. Puf, puf, puf.

We zaten nog niet op de bus, of de chauffeur was al onderweg. Hij reed door louche straatjes tot we plots aan de oprit van de luchthaven stonden. Dat was snel.

En we mochten al bij de eerste stop uitstappen. Bij de Interisland terminal. Want Hawaii dat zijn veel eilanden en als je dus familie wil bezoeken, dan neem je niet meer de boot natuurlijk maar een vliegmachien. En dat gingen wij dus ook doen.

De avond voor het vertrek had ik nog goed moeten helpen bij het herpakken van de rugzak.
 Uiteindelijk bleek de blauwe rugzak te klein – nee Sloefie, ik ben niet te dik voor de rugzak – en dus moest toch de grote fotorugzak mee. Maar omdat de vliegertjes tussen de eilanden nogal klein zijn, was het te hopen dat de rugzak niet groter was dan het vliegtuit. Gelukkig maakte niemand van zijn oren en konden we zo doorlopen naar de wachtkamer. We hoefden ook geen controle te laten doen want we hadden een paspoort. Gelukkig hadden ze mij niet zien zitten. Hihi.

In de luchthaven was het nog heel stillekes. A ja, het was nog maar kwart na zeven op zondag. Zelfs een hond vertrekt dan niet op reis. Maar ja, je moet soms luisteren naar de mensen he. Gelukkig herkende ik wel in de verte een gekende geur. Van een mevrouw Starbucks. En dan moesten we natuurlijk uitproberen, zo kon ik ook wat wakker worden. We dachten aan onze lijn en namen nu een pistolet met magere kalkoen. Ik heb nog nooit een magere kalkoen gezien maar hier hebben ze dat dus wel. Het was lekker.

Dan hebben we een hele tijd zitten lezen. Ja, veel meer kan je niet doen he. Ik kon zelfs niet naar buiten kijken want alle vensters waren aangedampt, niet langs binnen maar langs buiten. Het zal wel warme regen geweest zijn.

En dan mochten we op de vlieger. Jipie. We hadden eens een zetelke aan het venster. Zo kon ik goed in de gaten houden waar we naartoe vlogen. Maar buiten zag ik enkel maar water. Een beetje eentonig.

Na een klein uurtje draaide het vliegtuig ineens leek het wel ondersteboven. We gingen landen. Zo snel. Ik dacht dat ik alweer 6 uur stil moest zitten. Ook de bagage was er snel. En dus konden we na minder dan vijf minuten op weg naar de tuutparking.

Maar daar ging het ineens niet snel meer. Je moet altijd van een gehuurd paard goed de hoefijzers controleren, zegt men. En de hoefijzers van onze tuut waren niet in orde. Er zaten overal krassen en duiken op alsof het rodeo gedaan had. Dus moesten we eerst een grote tekening maken met alle bulten en builen van de nieuwe tuut.

Ik ging bijna van mijn stokje. Niet van de bulten maar van de hitte. Het was net een sauna nu dat de wolken weg waren. Dat had ik gisteren toch wat gemist. Ook Tommeke leek zich niet goed te voelen. Normaliter heeft die altijd veel praat op. Naar links. Naar rechts. Bestemming bereikt. Maar vandaag zweeg hij en toonde alleen maar wat de chauffeur moest doen.

En de chauffeur moest naar het dorp Vulkaan rijden. Wat een rare naam. Zou het daar warm zijn? Of met veel vuur? En we gingen er een klein uurtje over doen. Maar na vijf kilometer stopten we al. Eerst wat drank en eten kopen. Zouden ze hier ook Brekkies hebben?

En dan ging het verder. De regen was ook al tot hier geraakt maar Steven zei dat het gewoon laaghangende wolken waren die niet tegen de bergen naar omhoog konden klimmen en dus aan het wenen waren. Er moet wel veel geweend worden hier want overal stonden hoge, groene bomen langs de weg, met af een toe een huisje met een verroest dak.

En zo kwamen we na een uurtje aan de grote vulkaan. We moesten eerst wel onze lidkaart van de vulkaanklub tonen en dan mochten we binnen. En omdat het al bijna halftwee was, zijn we dadelijk in het vulkaanhuisje gaan kijken of we onze bagage al achter konden laten. En dat mocht.





En dan zijn we voortgereden tot waar we de vulkaan echt goed konden zien. Een grote rookpluim zag ik, en voor de rest was er niets dan zwart. Waar waren al de groene bomen ineens? En omdat het zo warm was, stelde ik voor om eens tot aan de zee te rijden, want ik heb nog nooit de zee echt kunnen zien. Steven zei dat we er wel dichtbij konden komen maar dat het een uurtje zou duren en dan moest ik nog een stuk te poot. Maar ik had er wel zin in. Tommeke niet. Want hij wist niet hoe de zee daar noemde of zo.

Het was wel warm zo vooraan in de auto, zelfs met de frigo op volle toeren. En af en toe stonk het ook, naar lucifers of zo. Niet echt fijn voor mijn superfijne neus. Maar ja, je moet luisteren en meerijden.


Uiteindelijk kwamen we aan Roads End. Blijkbaar ging de weg niet verder meer. Volgens Tommeke wel maar ik zag een dikke laag zwart bovenop de weg liggen. Daar ging ons autootje niet over geraken. En dus waren we er. Eerst gingen we eens kijken tot aan de zee. Maar, snif, er was geen strand alleen grote zwarte scherpe rotsen. En dan zijn we nog wat verder gewandeld over de weg die geen weg meer was. Raar he. Er lag allemaal gesmolten drop op.


Na een half uurtje kwamen we terug aan de tuut en wouden we terug naar de vulkaan rijden. Ik porde Tommeke eens in zijn zij. Maar Tommeke reageerde niet meer. Hij deed efkes zijn ogen open maar na een minuutje gingen zijn ogen terug dicht. We hebben nog van alles geprobeerd, zijn hoofd wat afgekoeld, zijn batterijtjes volledig opgeladen. Maar niets hielp. Tommeke was niet meer. Hoe moet ik dat nu gaan uitleggen aan Sloefie. Ik moest zo voor hem zorgen.


In stilte zijn we teruggereden naar de vulkaan.

Tommeke is naar de eeuwige reisvelden.

Dag Tommeke.

PS. Sandra heeft mij gevraag ook wat fotookes te nemen en in de blog te zetten. Je mag dag 2 ook nog eens bekijken.

dinsdag 21 oktober 2014

Dag 2 – Bij de parelvissers

Woef. Woef. Waf? Wat vonden jullie van mijn eerste verslag?

Vandaag was blijkbaar een brugdag. We zaten tussen twee vluchten vertelde Steven. Hopelijk dan toch weer geen 24 uur in een vliegmachien. Daar heb ik mijn buik al vol van.

We moesten wel vroeg opstaan. Om 6 uur ging de wekker al. Alsof het werkendag was en geen zondag. Rare jongens toch die mensen. Waarom eens niet uitslapen?

Na een snelle douche gingen we onze witte tuut zoeken in de parking. Hoezo vertrekken met een lege maag? Hela. Dat ben ik niet gewoon hoor!

Maar na tweehonderd meter stopten we alweer? Wat nu? Had de auto ook honger en wou ie niet verder?

Neen, dus. De chauffeur had honger. EN dorst. En nu snapte ik waar onze Sloefie altijd over aan het vertellen was. We stopten bij mevrouw Starbuck. En daar snoof ik lekkere koffie en bacon en hesp en kaas ... Hmm. Van die geuren word ik pas echt wakker. En er stonden wel meer mensen die blijkbaar nog moesten wakker worden. Ze sloften als slaapwandelaars en liepen als een atleet naar buiten. Zo straf dat die koffie was.

En zo konden we verder. We waren namelijk op weg naar de parelhaven. En we moesten daar vroeg zijn want we moesten nog ticketjes hebben voor een ritje met een boot. Want die kon je niet met de computer bestellen, enkel aan het loket. En dat was om zeven uur open.

Jamaar dan moet hier niet getreuzeld worden. Het is al bijna zeven uur. Zouden er op zondag veel mensen om zeven uur aan het loket staan?

Nadat ons pistoletje met bacon en kaas op was, zijn we maar doorgereden. Dwars door honolololulu of zoiets en dan de snelweg op. Veel volk was er niet hoor. Het was nog veel te vroeg dacht ik, maar ja. Ik ben maar een simpele hond.

Na een tien minuutjes reden we terug van de snelweg en dan moest ik ineens heel braaf zijn want er stond ineens ne militaire polies naast de tuut. En die kijk vies naar mij. De politie reed snel weg. Die was bang voor mij. Hihi.

Na nog een paar minuutjes waren we dan waar we moesten zijn. Aan een nationaal monument. Voor de parelvissers? Nee. Blijkbaar zijn hier lang geleden nogal veel mensen ineens dood gegaan op een zondagmorgen. En daarom is hier nu een monument voor hen.

De chauffeur ging eerst de ticketjes halen. Maar hij kwam snel terug met slecht nieuws. Er waren geen tickets voor het bootje vandaag. Er kwam blijkbaar een orkaan van diep uit de oceaan en de mensen waren bang dat het te hard ging gaan waaien. En dus voeren er geen bootjes uit. En nog meer slecht nieuws. Niet alleen waren ze bang voor de wind, ze waren ook bang voor rugzakjes omdat die misschien boem zouden kunnen zeggen en er dan weer mensen dood gaan op zondagmorgen. En dus moest ik stoer op de auto blijven waken.

Woeoeoe. Ik ging stoer waken. Ik had al een militaire polies bang gemaakt, de rest zou ook wel lukken.

Wat gingen we dan wel bezoeken: het onderzeebootmuseum en het vliegtuigmuseum.

Het onderzeebootmuseum bestaat uit twee delen: een deel te water en een deel te land.

Het deel te water is – wat anders – een echte onderzeeboot uit de Tweede Wereldoorlog. De USS Bowfin. Je mag wel niet al te groot zijn om door de onderzeeboot te wandelen want om de vijf meter moet je door een volgend waterdicht schot kruipen naar de volgende sectie.

Veel plaats had de bemanning niet, alleszins niet het gewone volk. De officieren hadden iets meer plaats maar de gewone soldaten moest zelfs boven of tussen de torpedo’s slapen.


Ook de machinerie was nog voorhistorisch. Computers kenden ze nog niet en de rekenmachines weren grote metalen bananendozen.


Naast de Bowfin was ook een klein monumentje voor alle boten die niet teruggekomen waren van patrouille. Het meest droevige waren de twee boten die door eigen troepen of schepen gezonken waren.

Het museum aan land was minder tof. Er was een klein stukje over het ontstaan van duikboten maar het merendeel van de kasten hadden oude foto’s of andere prullaria van mensen die ooit op een onderzeeër gediend hebben.

En dan was het tijd om de bus te nemen naar het tweede museum. Dat van de vliegtuigen.

Dat museum is gevestigd in de oude hangar van de watervliegtuigen die de aanval van de Japanners in 1941 overleefd had. Een historisch gebouw dus.


In het eerste deel stonden een paar heel mooi gerestaureerde toestellen. Een Zero van de Jappen en van de Amerikanen een P-40 (enkele overleefden de Japanse aanval), een B-25 bommenwerper (zoals ze gebruikt werden voor een aanval op Tokio vanaf een vliegdekschip), een TBD (een duikbommenwerper) en een F4F (een jager). Vooral de bommenwerper is impressionant.


De tweede hangar bevat meer recente toestellen zoals een F-4, F-5, F-14, F-15, wat Sabre’s en Mig’s. En een Australische F-111.

Na enkele uurtjes rondlopen was het tijd om nog even de rest van Pearl Harbor te bezoeken. Maar wat bleek. Overal waren de ramen dichtgetimmerd en de poorten gesloten. Iedereen was gaan lopen voor de orkaan.

Woef, Woef. Op de parking reed er heel de tijd een groene polies rond om iedereen weg te sturen. Maar ik had geen schrik hoor. Ik keek vies terug.

En zo reden we in de striemende regen terug naar het hotel. Wachtend op de orkaan, die uiteindelijk niet zou komen.

Tot de volgende keer.

zondag 19 oktober 2014

Dag 1 – De langste Dag.

Mijn naam is Broer. Grote Broer.

Ik ben op verlof. Voor de eerste keer.

Op aanstoken van onze jongste bengel. Sloefie.

Ik ben nog nooit buitenshuis geweest.

En ik moet een blog schrijven. Voor de eerste keer.

Woef. Woef. Woef. Kan iemand mij helpen?

Het was nog geen vijf uur vanmorgen of Steven was al uit zijn bed. Liggen woelen had toch geen zin. Het was wel een korte nacht. Want de blauwe rugzak bleek uiteindelijk gisteravond toch net te klein om alles wat op een vierentwintiguren vlucht mee moet, te kunnen verwerken. En dus werd er herpakt naar de traditionele grote fotorugzak. En omdat er toch maar een kodak meeging was er ineens een heel knusse schuilplaats voor Grote Broer.

A ja. Sloefie had namelijk beslist dat een van zijn broers of zussen mee op verlof moest gaan. Hij vond het niet eerlijk dat hij altijd op reis mocht en de blog mocht schrijven. Na veel wikken en wegen werd dan toch Grote Broer gekozen want Mimi was toch zo klein en zo wit, die ging die vier weken toch niet overleven. Ja. Emancipatie in pluchehondenland is nog ver te zoeken.

Maar het was dus nog geen vijf uur.

Snel naar beneden voor een warme douche en een vlotte scheer. Want Sandra moest ook nog wakker worden want zij ging samen met Sloefie iedereen naar de luchthaven brengen. En dan rechtstreeks naar Belgacom want alles voor acht uur telt als dubbel werk – of was dat alles voor acht is dubbel zo efficiënt?

Als laatste kwamen ook de spuiten uit de frigo – want die kunnen niet zo goed tegen de warmte. En na een spuit Victosa waren we klaar voor vertrek.

Grote Broer nam afscheid. Maar hij wist in feite niet wat hem te wachten stond. En Sloefie? Ik denk dat die heimelijk aan het lachen was.

De straatwerkers waren zo lief geweest om de Drypikkelstraat terug op te maken. Dus we konden via de kortste weg naar de luchthaven vertrekken. De vlucht was pas om kwart na acht maar het kan geen kwaad om op tijd te vroeg te zijn.

De Brusselse ring was druk maar vlot. Alsof het maar halfzes in de ochtend was. Wat het ook was. Geeuw. Het was gestopt met regenen en de weerman op de radio kondigde zomerse temperaturen aan voor het weekend. Het kon niet anders of iemand vertrok op verlof naar een warme plaats.

Op de luchthaven was er zogezegd geen plaats voor onze tuut. Maar Sandra trok zich daar niet veel van aan. Zij dacht al aan de lekkere Latte a la Starbucks die ze straks ging bestellen. En ze had gelijk. We vonden zonder probleem een plaatsje voor de kuu, dicht bij de liften. Alles liep op wieltjes.
De eerste vlucht was met een CityHopper (ShittyHopper) van KLM naar Amsterdam. Traditioneel zitten die op rij 7. Steven probeerde het inchecken via de machine te omzeilen. Maar mis poes. Dat is nu verboten. Als je economy vliegt, moet je met een machine praten. Maar de machine lustte het paspoort van Steven niet. En dus zat er niets anders op dan toch bij een werkloze mevrouw te gaan inchecken. Op een paar minuutjes was alles ingetikt en uitgeprint. We konden vertrokken. En alles stond op een instapkaart. Hopelijk lusten ze in Amerika die Hollandse instapkaarten.

En dus was het tijd voor afscheid. Even gaan snuffelen in de krantenkiosk – niks gevonden. Even een vergeten voorwerp opgepikt – de hoes van het paspoort was nog bij Sandra. En dan zat er niets anders op dan door de douane te trekken op weg naar Pier A. De douane is ondertussen ook al te duur en vervangen door automatische poortjes maar een groepje Nederlanders was er in geslaagd om de machientjes in het honderd te laten lopen. Ha. Wat zouden we toch zijn zonder onze noorderburen?
Een fikse wandeling onder de tarmac en we kwamen aan ... de veiligheidscontrole. De chartervluchten waren al een tijdje de lucht in, dus hier was het niet al te chaotisch. Maar een Levi’s 501 lusten de machines toch nog altijd niet. Net zoals het personeel een hekel heeft aan mensen die proberen voor te steken. Die twee Indiërs vlogen dus uit de rij voor extra controle van de bagage.
Ondertussen had nog niemand Grote Broer gevonden en dus konden we met ons tweetjes eindelijk de grote hangar Pier 1 binnenkomen. De eerste vluchten van de dag waren al weg en bijna overal zag je alleen maar lege bankjes. We waren duidelijk vroeg.

Na een half uurtje werd het druk aan de gate. Het toestel uit Amsterdam was geland en de passagiers haasten zich naar de uitgang. We hadden dus meer geluk dan Sandra enkele weken geleden want toen had het vliegtuig bijna een half uur vertraging. En omdat we maar anderhalf uur hadden om onze tweede vlucht te halen, telde elke minuut.

Na nog wat wachten konden we eindelijk inschepen. Het leek wel een vlucht van Okra. Als eerste mogen natuurlijk de businessclass passagiers inschepen en mensen die wat meer tijd nodig hebben – zoals dat zo mooi heet. En die tweede groep bleek serieus groot te zijn. Een twintigtal Amerikanen op leeftijd wandelden op hun gemak naar de slurf van het vliegtuig. Gelukkig hadden ze niet te grote zakken Duty Free mee. Zo zou er toch nog wat plaats zijn voor de grote rugzak en Grote Broer.
En dan was het aan ons. Met onze oude Silver Skymiles kaart konden we mee aanschuiven met de mindere vips.

De boarding ging vlot en om 8 uur zat iedereen neer op zijn plaats. Ook de deur ging snel dicht. Er ontbrak nog een ding. Nee Sloefie, niet de piloot. Maar wel het slot. Niet van de deur maar om te landen in Amsterdam. Het was er nogal druk volgens de piloot. Dat wordt dan misschien toch hollen in Schiphol.

Na dik twintig minuten mochten we dan toch los van de kade. En we rolden over de startbaan net toen een stevige bui over Zaventem uit de lucht viel. Na enkele minuten schudden en rollen zaten we boven Grimbergen en waren we weg van het buienweer. In Doel walmden de koeltorens zoals vanouds. En meer weten we niet meer. Want we hebben toch nog wat gedommeld.

Net op tijd landden we dan op Schiphol. We zaten nogal ver naar achter in het vliegtuig, dus moesten we nog een beetje meer geduld hebben. Gelukkig was het vliegtuig wel aan een echte gate gestopt en niet midden het veld. We hoefden dus niet meer te wachten op de bus. Samen met Team Okra stapten we uit het vliegtuig en via een wankele passerelle kwamen we uiteindelijk in de terminal B. Oorspronkelijk moesten we naar Terminal E, maar Worldmate – de app voor de reizende toerist – wisten we dat we in terminal D moesten zijn. In elk geval een serieuze wandeling. Sandra had al gewaarschuwd voor bouwvakkers, omleidingen en lange files maar het viel al met al toch nog mee. Op de rolbanden stond iedereen mooi rechts dus je kon makkelijk inhalen – schoenmaat 43,5 helpt. Aan de paspoortcontrole was net een nieuwe Marechaussee begonnen dus er was voor die man geen file.

Oef. De gate.

Help. Wat een file. Wat was hier aan de hand?

“Per ongeluk” vergiste ik me van ingang en begon bij de priority aan te schuiven – met de oude Silver kaart. En het lukte. Maar waarom ging het nu zo traag? Alle elektronica moest uit de bagage, zelfs de kabels. En dat ging allesbehalve vlot. Of toch aan de machine die ik gekozen had.
Na bijna een kwartier wachten kon ik eindelijk mijn rugzak leeg maken in vier plastieken dozen. A ja. Ik had niets anders mee dan elektronica. Alles was dus mooi gestapeld tot dan. Daarna niet meer. En blijkbaar was ik dan nog spullen vergeten want ik kreeg nog een extra controle. En het zakje met Victosa bleek helemaal verdacht.

Nu al dat oponthoud had wel een voordeel ... een keer erdoor was het tijd voor de inscheping. Na de Vips – zie hoger – mochten de eerste rijen van Economy aan boord. Jiha. Het inschepen duurde wel heel lang. Logisch met die file aan de verkeerde kant van de veiligheidsinspectie.

Toch vertrok het vliegtuig op tijd. En dan was het wachten. 10 uur lang. Een filmpje kijken – Planes 2 – een krant lezen – FT – een dutje doen ...

En uiteindelijk kwamen we dan toch aan in de buurt van Seattle. Het was er koud en regenachtig. Herfst dus.

Volgende uitdaging: de immigratiedienst.

Ook hier probeert men de kosten te drukken. De Amerikanen en Canadezen mochten via een terminal hun paspoort laten inlezen. Maar dat lukte blijkbaar niet. De opstelling was in proef en de software was net weer vastgelopen. Geen paniek. Europeanen mochten via de mensen binnen.

Mis poes. Enkele minuten later werd omgeroepen dat wie al eerder met een ESTA – een speciaal visum – was binnengekomen, ook via de machines moest gaan.

Zucht. Gelukkig werkten de machines terug. Maar nu stond ik wel terug achteraan in de rij. In plaats van 8 agenten die mensen ondervroegen, liepen er nu 6 assistentes rond om de mensen uitleg te geven over de machine. En uiteindelijk kwam je toch nog voor een agent. Efficiënt?

En de file had zich ook verplaatst. Waar je vroeger in de file stond voor de immigratie en bij de douane dadelijk door kon, was er nu een enorme file om de douane te passeren. Geen groenten of fruit meegebracht, Sir?

Dan kon je je bagage kwijt aan enkele vriendelijke heren en mocht de rest van het gevolg door de volgende veiligheidscontrole. Hier moesten enkel de computers uit de rugzak en de schoenen mochten aanblijven. Rare jongens. In Amsterdam zegden ze dat de controle zo streng was op vraag van de Amerikanen.

En dan kon het lange wachten beginnen. Het eerste uur was nogal belastend voor het gehoor. Er moesten enkele vluchten naar Peking en Shanghai vertrekken en zowel de passagiers als de dames aan de gate maakten veel lawaai.

Grote Broer durfde zelfs niet uit de valies uit schrik dat hij zou worden opgegeten. Want ja, bij de Chinezen vind je ook hond op het menu. En wie zegt dat ze het verschil kennen tussen een Canis Canis en een Canis Pluchus?

Na een tijdje waren de chinezen weg en was er eindelijk plaats en rust om wat op de pc te werken. De foto’s van het vorig verlof moesten nog online. En zo werd de tijd gedood.

Tot het eindelijk drukker werd. Zo tegen vijven. Na vier uur wachten.

De vlucht naar Honolulu zat vol vol. Zelfs voor bagage werden er kadootjes beloofd als je ze niet op het vliegtuig wou meenemen.

Van de 6 uur vlucht naar Hawaii weten we niet meer zoveel. We hebben wat gedommeld. Het was ondertussen al een stuk na middernacht in België. En dus wil een mens al wel eens in slaap vallen.
En met wat hotsen en botsen werd iedereen terug klaar wakker. De voorbode van de orkaan Ana. Buiten was het al serieus donker – we zijn dan ook bijna in de tropen en om 6 uur gaat dan het licht uit.

Dan bleef er enkel nog het oppikken van de bagage en de auto, in die volgorde. Maar daar liep het dan wel fout. Het een of ander accident gebeurde op de transportband en na tien valiezen kwam er niets meer gedurende een dik kwartier. Grrr.

Uiteindelijk kwam alles op een hoop erdoor. Maar we waren door dat alles al een heel stuk later dan gepland en bij het buitengaan zagen we dan ook nog de bus van de verhuurmaatschappij vertrekken. Grrr. Nog meer wachten.

Een kwartiertje later zaten we dan toch bij Alamo waar we ... alweer met een machine mochten praten om onze auto te krijgen. Het werd een witte Ford Focus. Het was ondertussen ook al lekker aan het regenen en Tommeke wist niet waar hij was. Gelukkig was er nog de iPad. Die had ik al het traject naar het hotel laten berekenen en voor een keer vergat hij eens niet het traject.

En zo kwamen we dan toch rond 10 uur – na een blokje verkeerd gereden te hebben – aan de parking van het hotel uit.

En tegen 11 uur konden we eindelijk gaan slapen. Dat was dus 11 uur ’s avonds, of 11 uur ’s morgens in België van de zaterdag.

De langste dag van de reis.

Wat zou het morgen worden?

De twee van Um.

vrijdag 3 oktober 2014

Dag 7 : On the road to San Francisco

Goede morgen lieve lezers, 

Deze nacht hebben we geslapen als een roos. Onze wekker stond wel op want we hadden een lange rit voor ons. Vandaag zouden we immers van San Dimas naar San Francisco rijden. Volgens mijn vriendje Tom zou dit ongeveer 6u duren. Alleen weten Sandra en ikzelf dat dit bijna nooit zal lukken. Na een douche voor Sandra en een hondenwasje voor mij gingen we om een pannenkoekje. In een Holiday Inn Express heb je immers een gratis ontbijt en daarbij horen versgebakken pannenkoeken. Ik was zo flink geweest de laatste dagen dat ik op het knopje mocht drukken.  
Deze ochtend was mijn nieuw vriendje ook heel flink. Hij of zij ( ik weet nog niet goed of het een vrouwtje of een mannetje is) kwam voor de eerste keer echt buiten. De vorige dagen wou hij wel met mij spelen maar van andere mensen om zich heen wou hij niets weten. Vandaar dat we nu heel snel een foto wilden maken in het geval hij/zij terug weg zou kruipen.



 

Sandra wou voor we begonnen aan de lange route wel een lekkere Starbucks koffie, want zonder cafeïne kan je niet heel geconcentreerd blijven. Zo overtuigde ze me. Toen we uitcheckten uit het hotel vroeg ik de jongen waar de dichtstbijzijnde Starbucks was. Hij vertelde ons naar links rijden wanneer je uit de parking komt, dan rij je onder de autostrade door en het 3de licht nadien heb je een Starbucks.  Gelukkig geloofde ik niet zo veel van die jongen zijn uitleg en vroeg ik mijn vriendje Tom om raad. En weet je wat die zei: je rijdt uit de parking naar rechts, ga onder de autostrade tot aan het 3de licht.  We vermoeden dat de jongen van de receptie nog niet zo goed het verschil weet tussen Links en Rechts, maar we zijn het hem niet gaan zeggen hoor. 
We moesten even aanschuiven en met een Venti Cafe Latte in de wagen, vertrokken we dan. Sandra vond het een goed idee om geen tolroute te nemen, want het zou toch maar max 15 min uitmaken.. Dus vertrokken we vol goede moed. Zelfs ik ging een stukje van de rit voor mijn rekening nemen, zodat Sandra even kon uitrusten. 

Na een hele lange tijd steeds rechtdoor te rijden en niet veel anders te zien dan in de verte een wagen voor jou of een vrachtwagen net achter jou, was ik het een beetje beu aan het worden. Ik ben dan maar observator geworden. En niet veel later denk ik dat ik de schaapjes aan het observeren was. Sandra heeft me lekker laten indutten, terwijl zij op autopiloot de kilometers afmaalde. 

Op een bepaald ogenblik kwam er plots een rare geur in mijn neusgaten en ben ik hard beginnen blaffen. Sandra vertelde me dat ik rustig moest blijven want dat we gewoon een enorm veebedrijf voorbijreden. Het bedrijf moet zo een 2 km lang geweest zijn langs de autostrade. je zag koeien/kalven/stieren tot in de verte. Jullie weten hoe een boerderij ruikt he, wel doe dit nu maar 10x en dan weet je hoe het daar ‘goed’ rook. Toen we het bedrijf voorbij waren, viel ik terug in slaap. Sandra heeft me nadien verteld dat we nog zo’n kolossaal bedrijf zijn voorbijgereden maar dat daar absoluut niets van te ruiken was. 
Na de warmte van San Dimas ( > 30 graden), kwamen we op een bepaald ogenblik in een heel koud stuk (< 10 graden) en Sandra heeft toen even de airco afgezet, want ik begon een beetje te rillen van de kou.  Nadien reden we volgens mij door een uitloper van de woestijn, want er was nergens een groen blaadje meer te zien en het was er terug lekker warm.  

Rond 13u waren we net voor halfweg, maar onze auto kreeg wat dorst liet hij weten. Daar we toch al een hele tijd aan het rijden waren, heb ik Sandra gevraagd of we geen korte pitstop konden inlassen zodat we alle 3 een nieuwe vulling konden nemen.   Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft, maar nadien hebben we enkel nog traag verkeer, omleggingen, wegwerkzaamheden, … tegengekomen. Op een bepaald ogenblik hebben we een half uurtje gewoon op dezelfde plaats gestaan. Sandra vertelde me dat er waarschijnlijk een ongeluk was gebeurd en dat ze bezig waren de baan vrij te maken. En ze had gelijk hoor… toen we uiteindelijk terug begonnen te bollen en zo’n 5 km verder stond er vrachtwagen aan de kant waar ooit een aanhangwagen had aangehangen en de stukken van een auto (mercedes aan het symbooltje te zien) die mooi op een hoopje waren geduwd. Sandra denkt dat de mensen die erin zaten er waarschijnlijk niet zo goed zijn uitgekomen. 
Na 6u30 rijden kwamen we de eerste tekenen van San Francisco tegen. De mededeling van 130 mijl deed ons echter vermoeden dat we nog een tijdje in de wagen zouden zitten. Sandra hield goed vol met de kilometers af te malen. De laatste 50 km zijn we een beetje van de een naar de andere autostrade gestuurd. Een deeltje was super grappig: we diende de autostrade te verlaten, reden 1km door het centrum van een stadje om nadien een andere autostrade terug op te rijden. De Amerikanen zouden zo goed in alles te organiseren, en toch bestaat zo’n situatie… woef woef (= hihi) 

Uiteindelijk na nog een leuke file om San Francisco City binnen te geraken, zijn we aan het hotel geraakt rond 18u. Dit betekent we er net geen 8u over gedaan hebben. Maar toen begon het leuke deel van de dag. Sandra diende in te checken in het hotel met haar kredietkaart van Ask4it. Alleen… zat deze kaart nog goed verstop in haar bagage en had ze geen zin om de bagage te openen in de lobby. De receptioniste stelde een aantal grandioze ideeën voor vond ze zelf: gebruik je privé kaart voor de eerste nacht, open je bagage in de gang hier net naast, zeg je laatste 4 cijfers van je kaart, ….  Maar als je de kaart zelf niet in je handen hebt is het moeilijk om de cijfers zo maar op te zeggen.   Uiteindelijk gaf ik haar het idee: kijk eens op je gsm naar de bank applicatie.  En ja hoor, daar vonden we samen zowel de eerste 4 als de laatste 4 cijfers van de mastercard. JIHA, we kunnen het inchecken afwerken.  Nu, de mevrouw had super nieuws: daar we al zo vaak geweest waren en goede klant waren van de Holiday Inn groep hadden we een upgrade gekregen. We kregen een suite met een super uitzicht. 

Nadat we onze bagage afgezet hadden op de kamer een pitstop gemaakt hadden, zijn we naar Fishermans’ Wharf gereden.  Sandra en ik hebben immers een traditie om elke keer dat we hier toekomen tot aan de Fishermans’ Wharf te gaan en bij HRC (hard Rock Cafe) iets te gaan eten. 

Na ons drankje en hapje zijn we teruggereden naar het hotel en even goede dag gaan zeggen aan Luis, de persoon die verantwoordelijk is voor de Lounge. Hij wist blijkbaar nog de naam van Sandra en mij. Na een korte babbel zijn we terug naar de kamer gegaan en hebben we enkele minuten gewoon aan de venster staan gapen. 











Sandra had vandaag al heel veel gedaan dus zij mocht rusten. Maar ik had nog een belangrijke taak voor we gingen slapen: de blog van vandaag schrijven. Nu dat dit klaar is kunnen we gaan slapen.  

Slaapwel  
Sloefie (en het slapende vriendje)