dinsdag 11 november 2014

Dag 21 – we zien ze dan toch vliegen

Nadat we gisteren bij een tweede poging dan toch onze geplande wandeling konden doen, gingen we vandaag in tweede zit ook proberen om het vogelreservaat te doen. De wandeling langs de Na’Pali kust hebben we wel geschrapt. En als de zon meezat, dan werd het vannamiddag dus nog wat bakken en braden aan de poel.

Het ontbijt mocht dus redelijk licht zijn vandaag, want veel zware arbeid gingen we helemaal niet doen.

De rit naar de noordkaap ging vlot. Na een drie kwartier waren we al ter plaatse. En jipie de poort stond nu wel open. Meer nog Tuut moest zelfs mee naar binnen. En nog een verrassing, omdat we al een kaart van de nationale parken hadden, mochten we zelfs gratis binnen. Jiha. Dat gebeurt ook niet vaak.

Op de parking liepen enkele Nene’s rond. En dan moet je oppassen want die ganzen – eigenlijk Canadese ganzen die hier ooit verdwaald zijn – zijn beschermd in Hawaii. En ze gedragen zich er ook naar.

Langs het pad naar de lichttoren zat was ook een broedplaats van een speciale vogel. Die graaft zijn nest zoals een konijn zijn hol graaft, tot een meter onder de grond. En er zat inderdaad een jong in maar dat kon je natuurlijk niet zien.

De vuurtoren zelf was mooi gerestaureerd en in ’t wit geschilderd, maar we mochten er wel niet op. Ook de lens – een vierdubbele Fresnel-lens – was blijkbaar mooi gerestaureerd.

Wat er wel niet echt veel te zien was ... de vogels. Af en toe kwam er wel een aalscholver of een fregatvogel overvliegen maar het merendeel zat gewoon op zijn gemak langs een van de twee inhammen aan de vuurtoren.

En dus na een tijdje besloten we maar om naar het hotel terug te keren. We hadden het wel gezien hier.

En gelukkig was de zon niet achter de wolken gekropen en zo konden we nog een stuk van de namiddag in het zonnetje liggen.

En ’s avonds werd de valies klaar gemaakt want ... we gingen nog eens met het vliegtuig op reis. Een laatste eilandsprong.

Tot morgen.

Dag 20 – en we geven niet op

Gisteren waren we zo een beetje met onze staart tussen onze boten afgedropen richting ons hotel. De regen had ons zover gekregen dat we geen zin meer hadden om te blijven wachten tot het terug opklaarde.

En dus was vanmorgen niet de vraag wat we gingen doen maar wat het weer ging doen. Het moest vandaag dus heel de dag goed weer zijn. Hm. Weermannen en vrouwen in een toeristische regio, vaak optimistisch.

Maar kom, de beslissing was gevallen. We keerden terug. Naar de Canyon. Om de wandeling die ons afgesnoept was toch te maken. Want zo gemakkelijk laten we ons niet doen. Gr. Ik had trouwens niet veel keuze. Sloefie zou me er wel elke dag aan herinneren dat ik bang was van wat water.

Het ontbijt was zoals anders. Geen eitje geofferd aan de Arme Klaren om goed weer te krijgen. Die kennen ze hier niet. Gewoon een stevig ontbijt. Zonder wafels. Snif.

Was het omdat het woensdag was, maar het verkeer was heel wat drukker onderweg. En op verschillende plaatsen waren ze gaten aan het boren in de weg. Misschien op zoek naar olie. In elk geval lekker veel file voor we ter plaatse waren. En we kozen ervoor om de omgekeerde route van gisteren te rijden. Want we hadden door de regen nog wat uitkijkpunten gemist.

Na wat stoppen en starten kwamen we uiteindelijk rond 12 uur aan het grote uitkijkpunt vanwaar de wandeling vertrok. En we vonden gelukkig dadelijk plaats voor tuut en Minneke, zodat we ons daar geen zorgen hoefden over te maken.





We zagen ook de eerste wandelaars terugkomen. En we zagen dadelijk wat we vergeten waren mee te brengen. Ikke was vergeten mijn lieslaarzen mee te brengen want er waren mensen met modder tot op hun rug – ja dus ook met een k* vol modder – en Steven was een stevige wandelstok vergeten meebrengen. Hm. Dat werd waarschijnlijk een wasbelevenis vanavond.


Maar genoeg gezeverd het pad op. Eerst liep het pad redelijk stilletjes naar beneden. Er was hier en daar een plasje water of modder maar niets om je ongerust over te maken. En dan. Eens je dacht dat het toch niet zo erg zou zijn ... Paf. Een modderglijbaan naar beneden over een tien meter. Oeioeioei.
Het wandelen ging dus helemaal niet meer zo vlot en de wandelaars begonnen stilaan in groepjes aan elkaar te klitten van de modder. Zo hoopte je de slippertjes van anderen te zien en zelf te vermijden.

Dat lukte niet altijd.

Na de overtocht van een van de kleine riviertjes – over grote ronde stenen – kwam dan het moment suprême ... een tien meter lang modderstuk nogal steil naar omhoog. De planten langs het pad waren al hun blaadjes en merendeel van hun takjes al kwijt van mensen die – tevergeefs – probeerden recht te blijven op deze glijbaan. Wij kwamen er zonder al te veel problemen door – maar we moesten wel langs daar opnieuw terug, dus niet te vroeg juichen.


Toen we door het bijhorende bosje door waren, zaten we plots aan het einde van een weg, een 4x4 weg maar toch een weg. Hadden we dat geweten. :)

Hier liep ook een tweede pad tot bovenop een klif met een mooi zicht van de vallei. Dus om even uit te rusten, deden we eerst dit pad. Het was maar een halve kilometer lang en het liep redelijk vlak.

Dan deden we verder aan het hoofdpad. Er waren nog een paar steile stukken maar er was veel minder modder. Dus het ging redelijk goed vooruit. Uiteindelijk kwamen we na meer dan een uur wandelen op het eerste stukje richel die we van het uitzichtspunt gezien hadden. Nu was het niet ver meer tot de waterval.


En na een klein kwartier stonden we dan aan de Waipoo waterval. En we waren niet alleen. Er waren zelfs enkele ijsberen die in het koude water van de bovenste waterval aan het zwemmen waren. Ook al was dat ten strengste verboden – en ook heel dom – want het water kwam van heel hoog in de vallei en je kan hier niet weten of het daarboven aan het gieten is.

Enfin. Er was geen stormvloed te horen dus gingen we nog even verder tot bovenop de tweede waterval. Maar niet te lang. Je weet maar nooit. Wanneer we omhoog klommen naar het pad passeerden we trouwens een kruis voor iemand die hier enkele jaren verongelukt was. Slik. Snif.

Het was ondertussen al richting twee uur aan het gaan. En dus hebben we ons gemakkelijk gezet en onze bokes opgegeten en ons water opgedronken. Zo konden we goed uitgerust en voorbereid aan de terugtocht beginnen.

Het eerste stuk ging gezapig omhoog. Dus dat viel mee. Maar een keer we het riviertje en de weg voorbij waren. Oeioeioei. Dat deed pijn. In het opgaan hadden we maar een slippertje gemaakt maar nu ... Pff. Ik ben maar extra diep in de draagzak gekropen om toch maar niet vuil te worden. En op het extra-modderig was het dan zover. We probeerden langs de rand van het gras te lopen maar dat lag er ook nat bij en dus ... zwiep ... pootjes zonder houvast en dan moeten de pollekes maar het werk doen. Dat werd straks dus wassen. Ik bleef gelukkig proper.

Na die zwieper kwamen we gelukkig op het minder steile stuk. Daar was de kans minder groot om een zwieper te maken. En zo stonden we tegen drie uur alweer met bemodderde poten op de asfalt van de parking. Een eerste stukje modder werd in een beekje weggewassen. De rest was voor vanavond.

Een beetje verder was er nog een wandelpad. Dat liep tot een uitkijkpunt boven de Na’Pali kust – zie gisteren – maar we vonden het welletjes vandaag en lieten tuut en Minneke ons naar het hotel brengen. En daar scheen de zon. En dus gingen we nog wat in het broebelbad en in de zon zitten.

Tot de volgende keer!

maandag 10 november 2014

Dag 19 – nog meer nattigheid

Dag allemaal. Gisteren was dus wat in het water gevallen. Hopelijk werd het vandaag beter.

Alleszins tijdens het ontbijt was de zon al hard aan het schijnen. Er was dus hoop.

Vandaag gingen we naar een grote canyon, de Waimea Vallei, ook wel de Grand Canyon van de Pacific genoemd. Maar ja, je kent Amerikanen he. Altijd overdrijven.

Geen omelet vandaag maar wel lekkere patatjes met spek en eieren. Hmm. Enkel boontjes ontbraken om er een volledig ontbijt van te maken, maar naar het schijnt moet ik mijn lijn beginnen letten. De rugzak begint zwaar te wegen wanneer ik er in zit. Hihi.

In feite is de Waimea Canyon nog geen twintig kilometer verder dan waar we gisteren in de modder moesten omkeren. Maar toch moesten we volledig de andere kant uitrijden want de vallei loopt naar het westen en dus kan je er maar inrijden vanuit het uiterste westen van het eiland.

Maar Minneke kende de weg en onze tuut was goed uitgerust na gisteren. Dus na anderhalf uur rijden konden we kiezen tussen twee wegen om de vallei in te rijden, de Waimea Canyon Road en de Kokee Road. Het werd de tweede. Het maakte niet uit want uiteindelijk liepen de twee wegen in elkaar en de weg liep uiteindelijk toch dood.


Het zonnetje was ondertussen nog altijd goed aan het schijnen. Misschien had ik toch maar een omelet moeten vragen vanmorgen. Enfin. Bij elk uitkijkpunt werd Tuut efkes aan de kant gezet en werden er foto’s genomen. We passeerden 1000 voet, 2000 voet, 3000 voet. Zoveel voeten. Hoeveel pootjes zou dat zijn? Eens de twee wegen samenliepen was er wel wat meer volk op de been. Op de parkings moest je al eens geduld hebben tot er iemand met de wagen wegreed, zodat we plaats hadden om te parkeren.


Bij de tweede parking hebben we samen beslist om straks de Canyon Trail te doen. Die deed Steven wat denken aan een van de wandelingen in Bryce Canyon. Maar dat was voor straks. Eerst wilden we de weg helemaal tot het laatste uitkijkpunt doen. Een beslissing met belangrijke gevolgen zou later blijken.

Verderop werd het wel een beetje gek. We zagen langs de kant van de weg namelijk bordjes staan van de NASA en Navy! En dan ook een grote witte ballon die tussen de bomen stond met een bordje van de USAF. Bleek dat boven de zee proeven gedaan worden met raketten en de radars om dat in het oog te houden.

Maar de weg was nog niet gedaan bij de militairen. Er waren nog twee andere uitkijkpunten. Alleen zag je hier niet de Waimea Canyon maar de achterkant. En die liep helemaal tot in de zee, tot aan het westelijk uiteinde van Na’Pali kust. Gisteren waren we aan de oostelijke kant.





Wat het uitzicht zo spectaculair maakt op deze uitkijkpunten is dat de steile hellingen de wolken naar boven stuwen en dat het weer hier dus heel snel kan veranderen. En dat is ook wat wij voor hadden. En als wolken snel stijgen dan ... willen ze hun water kwijt. En eerst was het maar motregen. Daar kan ik zelfs tegen. Maar na een tien minuten was het geen motregen meer. Dus gingen we eerste naar Tuut terug om onze bokes op te eten.


Maar het weer werd er niet beter op. En wanneer de bokes op waren, zat er niks anders op dan af te dalen. Van de geplande wandeling kwam niets in huis. Hoe lager we kwamen, des te harder was het aan het regenen.

En zo viel ook onze dinsdag in het water.

Hopelijk wordt het morgen beter weer.

Tot morgen.

Dag 18 – een maandag in het water gevallen

Dag allemaal. Gisteren was het allemaal heel 007 met mijn eerste helikoptervlucht door tropisch Hollywood. Indiana Jones, Jurassic Park, Blue Lagoon, ... Allemaal opgenomen op Kauai.
Vandaag gingen we het wat eenvoudiger en minder gevaarlijk houden.

Eerst het belangrijkste moment van de dag, na het wakker worden, het ontbijt. Want hier zijn terug gevulde omeletjes te krijgen. En dus moesten we dat vandaag wel opnieuw proberen. Hmm. De vulkaanomelet was lekkerder, of had ik dat al gezegd?

Vandaag omelet, dus dat betekende wandelen vandaag.

Vandaag reden we naar de noordkust van Kauai, naar het meest noordelijke punt van Hawaii (waar mensen wonen tenminste). Want op dat noordelijkste punt ligt ook een groot vogelreservaat. We gingen dus vogeltjes kijken.

Uiteindelijk is Kauai niet zo groot als eiland. Op een halfuurtje waren we ter plaatse. We vonden een plaatsje voor tuut. We hadden onze 5 dollar al klaar om binnen te mogen. Maar er was een probleem. Er was een poort. En die was dicht. En die ging dicht blijven. Neen. Ze waren hier niet aan het staken. Het was maandag. En het park viel niet onder de Park Service maar onder het ministerie van landbouw. En die doen niet open op maandag.

Boehoehoe. Geen vogels te zien. Boehoehoe.

Er zat dus niets anders op dan tuut terug op te zoeken. En te vertrekken naar de volgende afspraak van de dag. We gingen naar het Ke’e strand en naar het Kalaiau pad. Allebei liggen aan het einde van de wereld, of toch minstens aan het einde van de HI-560. Verder kan je niet rijden want hier begint de Na’Pali kust van Kauai, 20 kilometer onherbergzame rotsflanken die bijna loodrecht in het water storten.

De afstanden zijn hier niet groot maar de wegen zijn niet altijd breed. Het duurde toch een klein uurtje voor we aan het einde van de weg waren. Het laatste stuk was zelfs een beetje moeilijk om te rijden. De vorige nachten had het hard geregend en verschillende beekjes waren kleine riviertjes geworden. En ze liepen gewoon over straat in plaats van door de buizen onder de straat.

Ook de parking stond een beetje onder water en het laatste stuk van de weg moesten we te poot lopen. Door orkaan Ana was er hier nogal wat schade en er waren stukken rots die moesten verwijderd worden omdat ze konden naar beneden rollen.

Ke’e Beach is een mooi strandje. Er was in feite wel wat volk, maar niet voor lang want er was onweer op komst. Wij gingen dus wandelen. Eerst volgden we een pad net echter de kust maar na een tijdje was het pad een grote modderpoel.

En dus zat er nets anders op terug te keren naar het beginpunt. Vanaf het strand konden we ook een tweede pad nemen dat hoger liep boven de kust. Maar na 100 meter konden we al terug. Het begon te onweren.

Er zat dus niets anders op dan terug te keren naar tuut.

En dan besloten we om toch maar terug naar het hotel te gaan.

Onze maandag was in het water gevallen.

Hopelijk morgen beter.

Tot morgen.

vrijdag 7 november 2014

Dag 17 – In een vliegmachien

Dag allemaal.

Dag 2 op Kauai. De begon in feite al gisteren met – alweer – een telefoontje van een reisorganisator. Ai. Toch niet afgesteld? Neen. Uitgesteld.

Vandaag gaan we de lucht in met een grote koffiemolen. Jipie. Dat heb ik nog niet gedaan.

Maar eerst de belangrijke dingen. Het ontbijt. Ik ging dadelijk al eens snuffelen of er wafels te versieren waren? Neen. Er was wel een rare soort toast, precies gebakken in eiwit. Brr. Geen wafels. Maar er waren wel worstjes en spek. Veel spek. Mmm. En er was ook omelet. Mmm. Spijtig van de wafels.

Allez we moesten wel niet te veel zitten babbelen want om kwart voor acht moesten we wel klaar zijn voor het busje.

En dat was er stipt op tijd. Een goed begin dus. De madam aan het stuur was wel een babbelkont. De rit was maar vijftien minuten maar ze heeft geen moment stilgestaan, niet haar busje en niet haar mond. Hihi. En dan wist ze alleens nog niet dat ik ook meeging aan boord.

Eens binnen in het bureautje van de vliegenier een mogelijk ernstig moment ... de weegschaal en het verdikt was ... 184 pond. He waarom geen kilogram. Maar steven moest dus in het midden zitten. De rugzak moest in het kantoor blijven, dus ben ik maar stilletjes in een van de zakken van de broek gekropen. Dit wou ik in geen geval missen.

Eerst krijgen we nog een uitleg over het vliegen, we krijgen een zwemzakje voor het geval we in het water vallen, en we krijgen een nummer van instappen.

En dan zijn we weg naar het vliegveld. Brr. Ik was niet bang hoor. Ik wist alleen niet wat te verwachten. Na een paar minuten draaiden we dan een veld op met een vijftal rare grasmachines. Het maaimes is boven het grasmachien in plaats van eronder. Raar. Ah, dat zijn dus helikopters.

Na nog een debriefing zijn we klaar om in te stappen. Wij zijn nummer 3. Hopelijk kan ik iets zien. Na een paar minuutjes begon dat machien te gillen en te beven. Heeft het een kat gezien? Neen. De maaier bovenop het dak begint te draaien. Dat is normaal blijkbaar. En dan hingen we in de lucht. Zo maar floep. Geen aanloop of zo. Oh. Tof.

We begonnen dadelijk met oorlogsmuziek of zoiets. Raiders of the Lost Ark blijkbaar. Want dat was gedeeltelijk hier opgenomen. Het was blijkbaar wel niet zo gemakkelijk vliegen want er waren veel wolken en nogal wat regen. Maar zo kregen we wel een aantal mooie watervallen te zien die je normaliter niet ziet. Af en toe werden we ook goed door elkaar geschud. Dat was wanneer we van een vallei in de volgende vlogen.




In het tweede stuk was het nog moeilijker vliegen want er was alweer meer regen en van de toren moesten we terugkomen want er kwamen ook nog windstoten. Maar dan verbeterde het weer beter en konden we toch nog een laatste mooie waterval zien.

Het landen was ook een beetje moeilijk want de wind blies ons altijd terug weg van de parking. Maar eindelijk stonden we dan toch stil. En omdat er toch niet dadelijk terug gevlogen mocht worden, was er ook nog een fotoke met mij en dat vliegend koffiemachien.


Nadat we teruggebracht waren in het hotel, hebben we samen besloten om de twee watervallen dichtbij te bezoeken eens het weer wat beter was. En dus tegen de middag waren we met de nieuwe tuut op stap.





Na de watervallen gingen we ook nog eens tot op het strand waar toch weer grote golven aankwamen. Allez toch voor mij. Voor echte Hawaïanen was dit maar klein grut blijkbaar.


Dat was onze zondag.

Tot morgen.

Dag 16 – Eiland nummer 4

Vanmorgen was het weer eens vroeg opstaan. Er wachtte alweer een vliegtuig op ons. Pff. Dat begint stilaan toch in mijn botten te kruipen hoor. Pakken en verhuizen. Pff.

Op Maui zaten we trouwens niet op 5 minuten van het vliegveld. Bijna elke dag zijn we langs de kust van West-Maui naar centraal- of Oost-Maui gereden en vanmorgen is het de laatste keer voor deze keer. Snif. We zitten trouwens in de ochtendfile. Niet zo erg als in Brussel hoor.

En onze tuut heeft ook nog eens dorst. Die moet sowieso zijn tankje terug vol krijgen. Dat doen we trouwens net buiten het vliegveld omdat we daar dachten de goedkoopste stations te vinden. Nou, nou. Maui is een stuk duurder dan Big Island.

Uiteindelijk waren we om 7 uur bij Alamo terug, het autoverhuurbedrijf. Minneke moest nog weggestopt worden in de valies en dan konden we direct op het busje naar de luchthaven. We hadden in feite ook kunnen wandelen want het was nog geen 500 meter maar dit was veiliger naar het schijnt.

Bij Hawaiian moeten we alweer bij een robot inchecken. En de security check is alweer anders dan de vorige luchthavens. Maar ik geraakte toch alweer door de inspectie. Wel maar op het nippertje want de rugzak is zeker vier keer terug door de machine gegaan. Na de controle zag ik er waarschijnlijk stralend uit van al die straling.

Als beloning kreeg ik dan een lekker melkske bij Mevrouw S*b*. Dat smaakte. En je wordt er ook wakker van. Eindelijk was het was al bijna 8 uur.

Na het melkje was het tijd om te wachten op het vliegtuig. IN het begin leek het of we alleen op het vliegtuig zouden zitten. Maar toen het tijd was om aan boord te gaan ... Mannekes, wat een hoop volk stond daar aan te schuiven. Ik kon mijn extra plaatsje aan boord wel vergeten. Snif.

Over de vlucht was niet veel te vertellen. Ik zat in de valies en kon dus niets zien. Snif.

En na een klein uurtje stonden we alweer aan de grond. Het was lekker warm in Lihue, Kauai. Het oudste, bewoonde eiland van Hawaii. Het was wel wat wachten op de valiezen. Die waren precies met de boot gekomen i.p.v. met het vliegtuig.

Enfin, niet gezaagd, na een tijdje was de valies er en de vier wieltjes waren er nog altijd aan. Jipie. We konden een nieuwe tuut gaan zoeken. Het Alamo busje was net weg dus we moesten nog wat langer wachten. Voor het eerst stonden we echt in de file voor tuut. Het was hier dus nog meer een toeristeneiland dan Maui. Oei.

Na een tijdje hadden we dan toch onze sleuteltjes vast. Het werd een Koreaan. Een Hyundai. Alhoewel de Chevy was ook in feite een Koreaan. Maar we gaan niet moeilijk doen. Wel grappig: op de reservatie staat Toyota Corolla of gelijkwaardig. En wat zie je niet op de parking staan? Juist. Een Toyota Corolla.

Na de tuut gingen we eerst wat winkelen. In blijkbaar de grootste shopping mall buiten Honolulu. Het is niet dat we graag gaan shoppen maar we wilden ook niet te vroeg in het hotel zijn, want dan was de kamer waarschijnlijk nog niet klaar.

Enfin, na een natje en een droogje en wat winkeltjes zijn we dan toch maar doorgereden naar het hotel. Dat was maar een 10 mijl ver. Wel raar. Waar we reden was alles afgezet met verkeerskegels alsof de ronde van Frankrijk hier ging passeren. Later hoorden we dat ze dat elke dag doen om de file van de oostkust richting Lihue te verminderen door tijdelijk twee rijvakken in de ochtend richting stad en dan 2 rijvakken in de avond richting kust. Maar het was wel raar en de chauffeur moest extra goed opletten.

Het hotel was heel groot. Alles afgewerkt met zwaar donker hout. Ha. Daar kon ik eens mijn pootje tegen opheffen zie. Wanneer niemand kijkt natuurlijk.

Nadat we de kamer geïnspecteerd hadden zijn we op ons gemakje nog naar het zeetje geweest een beetje verderop en we hebben wat genoten van de zon en vooral van de wind.

En dan was het tijd om te bloggen. En wat te zappen.

Tot Morgen Allemaal.

dinsdag 4 november 2014

Dag 15 – Vrijdag, wasdag

Dag allemaal.

Vandaag was niet echt een typische verlofdag. De titel zegt al veel in feite.

Oorspronkelijk gingen we vandaag om 6 uur – ja ja – opstaan. Om dan na een frisse douche en een snel ontbijt ter vertrekken naar de lobby van het hotel. Daar zou een busje ons oppikken om met de fiets de vulkaan van gisteren af te rijden. Dat is lekker niet vermoeiend want er zijn alleen maar stukken bergaf.

Maar het mocht niet zijn. Gisteren kregen we namelijk een telefoontje dat we niet mee konden want de rit was afgelast. Snif. We mochten wel mee om 3 uur ’s morgens voor de zonsondergang maar ja, dat hadden we al gedaan.

Plan B was om naar de noordwest kant van het eiland te rijden maar vannacht had het heel hard geregend en bijna 60 kilometer van de baan was heel smal en gemakkelijk versperd door vliegende stenen. Plan B was dus geen goed idee voor de laatste dag op het eiland.

Dus voor vandaag was het plan D. En dat begon met wassen en plassen ... en drogen en strijken.

Dat is natuurlijk niets voor een waakhond zoals ik. In plaats daarvan ging ik stoer op de terrastafel zitten en probeerde alle rondhuppelende vogels schrik aan te jagen – het was toch Halloween. Maar ze zijn hier blijkbaar wel het een en het ander gewoon. Ze reageerden gewoon niet op mijn geblaf. Pff. Verwende vogels.

Na een tijdje was het wassen en strijken dan toch gedaan. Het zonnetje was er intussen ook doorgekomen en dus kozen we er voor om nog wat te zonnen aan ons zwembad.

Rond een uur of twee zijn we dan toch naar Lahaina vertrokken. We gingen nog eens een bezoek brengen aan een TexMex en nog wat fotookes trekken van het stadje en vooral van de grote boom want dat waren jullie twee jaar geleden wel vergeten he.

Na een vijftal minuten rondrijden vonden we dan toch een parkeerplaats waar we 3 uur gratis tuut mochten achterlaten. Dat is zo al niet makkelijk maar vandaag helemaal moeilijk want de Front Street moest leeg zijn om 3 uur voor een parade? Oei. Waarom zou dat zijn? Het is toch nog geen carnaval?


Nu tuut en Minneke veilig geparkeerd waren, gingen we eerst een paar kleine musea bezoeken. En binnen was het ook wat koeler dan buiten. Pff. Want het was wel warm hoor, nu dat alle wolken verder over zee getrokken waren.

Zo leerde ik wat bij over de eerste mensen die hier kwamen – van de Markiezen Eilanden. Dat ze heel verbonden waren met de natuur. Dat ze heel veel vochten. En dat zoals overal koningen en priesters het mooie leven hadden en de gewone duts al het werk mocht doen. Totdat de blanken kwamen en alles een beetje veel om zeep hielpen. Tja.

Daarna liepen we wat langs Front Street. Overal winkeltjes om toeristen te vangen met allerlei prutsen. Soms kunst. Soms Kunst. (tussen haakjes, Sandra, die klerenwinkel was er niet meer).


En zo kwamen we, heel toevallig, aan ons TexMex cafeetje. En we bestelden onze gewone eterij. Ik kreeg de IJsthee en Steven de Pepsi Light, voor een keer met ijs want het was warm. En of dat gesmaakt heeft. Het was daarna wel wat moeilijker om op mijn pootjes te blijven staan. Op een bepaald moment dacht ik er acht te hebben maar dat was omdat ik me mistelde.

We waren ook nog net op tijd om nog onze shooters te kopen in de winkel, want die ging extra vroeg dicht...


Voor de Halloween parade die hier aan de deur ging beginnen. Dus snel onze ijsthee en cola opgedronken en naar buiten om wat te gaan filmen. Om eerlijk te zijn, veel geblaat maar weinig wol. Er was een politicus die wou herkozen worden, twee wagens van de brandweer die hun sirene eens mochten opzetten, wat oude auto’s gesponsord door de Rotary Club en de band van de lokale school. Daarvoor zoveel lawaai?

De parade was om de mensen naar de kade te brengen waar een competitie was voor het mooiste griezelwezen van de stad. Er ware toch veel griezels die tussen het publiek liepen?


Ja. Dat is waar. Maar ik had geen schrik van die griezels hoor. Die maakten teveel plezier om echt te zijn. Moesten het nu scouts geweest zijn, dan wel. Allez toch volgens de nieuwste Vlaamse Filmkes.


Zo tegen 7 uur waren we terug in het hotel. Nog een avondje tv kijken en ondertussen de laatste dingen in de valies stoppen. Morgen was het terug op om 6. Gingen we voor de laatste keer langs de kust van Maui rijden. We zijn over halfweg.

Tot morgen.

maandag 3 november 2014

Dag 14 – Nachtelijke operaties

Snooor pffff, snooor pffff.

AAAAaaaaaaaaaaaaaaaaa

Ah. Oei. Ik was in slaap gevallen. Op het toetsenbord. Oei.
Sorry, maar ik heb vannacht wat weinig geslapen. De wekker is namelijk om 2 uur afgegaan. Niet per ongeluk. Maar omdat we moesten opstaan. Want er kwam een busje ons ophalen.

Vorige week, op het vorige eiland, waren we naar de zonsondergang gaan kijken en naar de sterren. Nu gingen we het zelfde doen maar omgekeerd. Allez gedeeltelijk toch. We gingen naar een zonsopgang kijken. En daar moet je heel vroeg voor opstaan. Want de zon is hier op om 6 uur en het is lang rijden, naar de top van de vulkaan.

En dus liep de wekker af om 2 uur.

Een stevige douche om iedereen wakker te maken, de laatste dingen voor de rugzak zoals batterijen en we waren klaar. We hadden zelfs speciaal thermisch ondergoed mee om toch warm te kunnen blijven. Vorige week is dat maar net gelukt, wel was die 1000 meter hoger.

Tegen kwart voor drie zaten we samen op het bankje buiten aan de lobby, wachtend op het busje. Het was buiten lekker warm, zeker 25 graden. En er twinkelden sterretjes boven ons hoofd. Dus hopelijk een wolkeloze zonsopgang.

Met een tien minuten vertraging reed het busje van Glen de parking op. Het zat al goed vol met slaperige mensen. Nog een stop bij de Sheraton en we konden op weg naar de top van Haleakala. Alleen waren de laatste twee mensen niet op de afspraak. De Sheraton had twee lobbies – sjiek hotel – en dus reden we een paar keer tussen beide heen en weer – he dit is Amerika – en dan waren we weg. Pech voor hen.


Na anderhalf uur rijden, stonden we aan de poort van het nationaal park. En al stelde de chauffeur ons gerust dat we goed op tijd waren, het was toch een serieuze file om binnen te mogen. Buiten was het nog altijd pikdonker dus veel kon ik niet zien. Hopelijk komen er straks geen wolken zodat we toch iets zien.

Uiteindelijk waren we boven rond kwart na vijf. En koud dat het was. Brr. Ik kroop snel terug in de rugzak, ik wou zelfs niet in het buitenzakje zitten. Pfff na twee minuten waren mijn oren en poten bevroren. En we moesten zo nog een uur lijven wachten op de zon.



Na een tien minuten wachten begon er ver weg, boven de wolken een rood stukje lucht te komen. En we konden ook goed het Internationaal Ruimtestation zien want de zon weerkaatste op zijn aluminium buitenkant. Oef. De zon ging zich toch niet overslapen. En stillekesaan kon je zien dat er niet alleen rode kleur in de lucht kwam maar ook blauw en de wolken werden wit in plaats van zwart. En zo wisten we dat de zon dichterbij kwam.


En eindelijk om twintig na zes was ze dan daar, Madame Soleil. Deed dat pijn aan mijn oogskes, in de zon kijken. Hopelijk werd het nu ook snel warm.


Na een tijdje stopten we met fotookes nemen. We hadden wel nog een speciale foto. Gedurende een paar minuten kan je de schaduw van Haleakala zien op de wolken boven de zee. Na een tien minuten is de minuten al zo hoog dat de schaduw niet zo ver meer valt.

In het kleine bezoekerscentrum gingen we nog ons stempelke halen. Daarmee hebben we alle stempels van Hawaii behalve die van Pater Damiaan op Molokai.

En dan ging het terug naar beneden. Het merendeel van de toeristen waren al weg. We moesten wel opletten voor de fietsers die naar beneden reden. Dat gaan we morgen doen naar het schijnt. Jipie. Ik mag met de fiets rijden.

Maar na het ontbijt kwam de koude douche. Geen fiets. Geschrapt over weer of zo. Snif. Boehoe. Awoehoe.

De rest van de dag was ik heel terneergeslagen. Ik wou geen poot meer verzetten. Dus hebben we maar in de zon gezeten.

’s Avonds had ik wel zin in een Mexicaan. Maar wat bleek? Dit was de avond voor Halloween en onze favoriete Mexicaan was enkel open voor invitees. Zelfs met een clubkaart kon je niet binnen.

Snif. Boehoe. Awoehoe. Het leven is niet eerlijk.

Tot morgen.

Als ik wil opstaan.

Snif.

Dag 13 – Van vele bochten, smalle wegen en grote douches

Dag allemaal.

En wat vonden jullie van mijn standbeeld-foto van gisteren? Leuk he? Enfin. Vandaag hebben we niet al te lang geslapen. We gingen namelijk een redelijk lange autotocht doen. We gingen naar Hanne. Of Hanna of zo iets. En dus was er geen ontbijt op het terras aan het zwembad maar wel een melkske onderweg bij madam S*b*.

Het eerste deel van de rit konden Minneke en ik nog wat slapen want dat hadden we al gisteren gedaan. A ja, er is maar een weg en dus moest de chauffeur geen hulp hebben van ons. Hij kon toch niet verkeerd rijden.

Ook al is Maui als eiland niet echt groot groot, toch kan er op korte afstand serieus verschillend weer zijn. In Lahaina – ons slaaphuisje – was het vanmorgen al zonnig en lekker warm. Maar toen we in Kahului aankwamen – dat is de centrale stad die tussen de twee vulkanen inligt – was het weer volledig omgedraaid en begon het te regenen. Raar he. Toch niet Broer. De wind komt hier meestal uit het noordoosten. En dus valt de regen aan de noordoostkant van het eiland want daar botsen de wolken met de vulkaan. Wie aan de achterkant van de vulkaan woont, heeft dus steeds zonniger en droger weer. Dat kan een factor 10 verschil zijn in neerslag.

Eens we Kahului voorbij waren moesten we een keuze maken: naar het Noordoosten op de Hana Highway of naar het Zuidoosten op de Haleakale Highway. De tweede gingen we morgen berijden dus werd het de Hana Highway.



Na nog een laatste dorpje kwamen we eindelijk in het open veld. En na enkele mijlen rijden konden we al een eerste keer stoppen. Hookipa Beach. Dat zegt jullie niets waarschijnlijk. Mij ook niet. Maar blijkbaar is dit een heel gekend strand voor surfers en windsurfers omdat hier gemakkelijk grote golven ontstaan en er altijd wel wind is. Vanmorgen lagen er al een twintigtal surfers in het water. Maar de golven waren maar klein blijkbaar. De surfers wachtten op het “slechte weer” t.t.z. op meer wind. Ondertussen was het gestopt met lichtjes regenen en ging het over op serieus regenen. We moesten dus snel terug naar tuut en Minneke.

Na serieus regenen kwam ... gietende regen. Geen wonder dat alles hier er zo groen uitziet. Hopelijk werd het weer straks beter want anders zullen we niet veel zien van de bergen en valleien waar we gaan door rijden. En na een tijdje kwamen we aan een groot oranje bord. Neen. De weg was niet afgesloten. Oef. Maar het bord bedreigde ons met hel en verdoemenis. De komende 60 mijl gingen gevaarlijk, bochtig, steil, glad worden met kans op modderstromen en steenregens. Pff. Ik voelde mij al niet meer op mijn gemak. Een kleine 600 bochten stonden ons blijkbaar te wachten. Vaak haarspeldbochten. En bruggen net breed genoeg voor een auto. Pff. Was ik maar bij het zwembad blijven zitten.

Nu de chauffeur was vastbesloten om door te rijden. Er zat dus niets anders op dan mijn oogskes goed open te doen en op tijd STOP en TRAAG te roepen. Minneke deed haar best om alle kronkels in de weg goed te tonen, maar ze verloor toch een paar keer haar trappers en draaide dan haar kaart twee keer volledig rond om te weten hoe het nu verder moest.


Gelukkig deden we deze weg buiten het toeristenseizoen. Er zijn verhalen over topdagen in de zomer of met kerstmis wanneer de auto’s soms twintig kilometer aan een stuk aan het aanschuiven zijn, bumper aan bumper. Dat was vandaag gelukkig niet het geval. Aan elk bruggetje moet je namelijk goed kijken of er geen tegenligger was. En bij elke bocht kan je sowieso niet zien of er een tegenligger afkwam. Af en toe haalde ons karretje toch de 20 mijl per uur als snelheid. Maar meestal ging het niet veel sneller dan 15 mijl. Op fietssnelheid dus. Een ander nadeel van deze route is, dat je niet altijd kan stoppen om een fotooke te nemen. Als er al plaats voorzien is om de auto even te parkeren, dan kunnen er meestal maar twee tot drie wagens stilstaan. En zo ben je wel verplicht om voort te rijden.


Af en toe hadden we geluk en konden we efkes naast de weg staan voor een fotootje. Maar bij onze derde stop was het plots groot alarm. Het leek wel of er een grote locomotief op komst was. Het toeterde langs alle kanten. En er kwam een hele serie auto’s plots heel snel af alsof ze achtervolgd werden door een spook. Wat bleek. Verderop waren er wegenwerken en er moesten twee grote vrachtwagens door. Tiens dat kon toch niet? Want de bruggetjes konden maar 10 ton dragen. Blijkbaar mag je wat meer als je voor de staat rijdt ... Wij konden toch nog op tijd een paar foto’s van de watervallen trekken en dan waren we weg naar een volgende stopplaats.

Ondertussen was het ook gestopt met regenen en de zon was bezig met alles lekker snel op te warmen. Je zag zo de waterdamp opstijgen van het kletsnatte asfalt. Mooi.

En zo bleven we maar bruggetjes overrijden en bochtjes pakken, veel bochtjes. En we kwamen zelfs een paar echte parkings tegen waar je veilig kon stoppen. Wat een luxe.


Toen Minneke wat ingedommeld was, gingen we effe stout doen. Bij het eerste weggetje dat we tegenkwamen, reden we er in. Niet dat we konden verdwalen want het was een weggetje dat naar een klein dorpje liep gelegen tussen de weg en de zee. We konden dus niet verkeerd rijden, zelfs als Minneke niet wakker werd. Van het dorpje had je een mooi zicht op de weg die we bereden hadden. Mooi.

Na een drie uur rijden, een beetje later dan Minneke gepland had, kwamen we dan aan in Hana. Ooit de hoofdstad van Chief Hana, was Hana toch een groter dan gemiddeld dorp met een eigen vliegveld en beschutte haven en veel artistieke winkeltjes. Wij rolden de auto tot onder de bomen en gingen dan onze picknick oppeuzelen op het strand. Njam, njam. Wel geen boterham met choco maar kwam toch dicht in de buurt van lekker te zijn.

Een paar mijl voorbij Hana lag ook het kleine bezoekerscentrum van het Haleakala Nationaal Park. We konden dan ook niets anders dan tot daar te rijden, al was het maar om ons stempeltje op te halen in het centrum.

Maar de rangers waren heel hard reclame aan het maken voor hun Pipiwai wandeling naar de Waimoku Falls. In het begin is het nogal moeilijk wandelen omdat je over veel boomwortels en lavastenen moet stappen, maar een keer de eerste waterval voorbij wordt het makkelijker. Het laatste deel wandelden we door een reuzenbamboe bos. Om uiteindelijk bij de waterval te belanden. Schitterend gewoonweg. Spijtig dat Sloefie dat ook niet kon zien. Snif.

Na een klein uur stonden we terug beneden. We hadden ons wat gehaast en dus waren we goed aan het zweten. De laatste kilometer begon het ook nog eens goed te gieten. Ik kroop snel in de rugzak maar Steven had die chance niet. En dus moesten we kletsnat voort naar beneden wandelen en hopen dat de verwarming in de auto werkte om terug op te drogen.



Een keer terug aan de tuut en een beetje opgedroogd, kreeg ik de volgende vraag natuurlijk op te lossen. Hoe terugrijden naar het hotel? De weg terug met de 600 bochten of gewoon doorrijden langs de kust helemaal rondom de vulkaan. Volgens Minneke zou het tweede een half uur sneller zijn. En natuurlijk, die weg hadden we nog niet gedaan. En het merendeel van de toeristen namen de andere weg. En dus was mijn antwoord snel gevonden: we gingen voort rijden.

En heb ik mij dit beklaagd. De eerste kilometer leek de baan lekker breed en snel maar daar kwam wel heel snel een einde aan. Na een paar scherpe bochten veranderde de weg van nummer en naam. Het was nu de Pipiwai Highway. Met de zelfde naam als onze wandeling van daarnet. Wauw. De weg was overal maar breed genoeg voor een auto, laat staan op de bruggetjes. En er waren grote stukken niet of niet meer geasfalteerd. Aiaiai. Dat hotste en botste naar alle kanten en tot overmaat van ramp konden we plots niet meer verder. Uit de tegenrichting kwam er een truck met grote aanhangwagen voor veevervoer. Er zat niets anders op dan achteruit de helling terug af te rijden. Hopelijk kwam er geen snelle jongen af.

Uiteindelijk vormden we samen een groepje toeristen met 4 auto’s en een Harley. De eerste auto moest de verkenning doen, op tijd vertragen en zo, en de rest kon dan om zo te zeggen met de ogen dicht de leider volgen. Dat maakte het veel veiliger voor mij en Minneke kon terug een beetje tot rust komen. Geleidelijk aan werd de weg trouwens ook wat beter. Er waren niet zoveel putten meer in de weg en af en toe was alles zelfs proper geschilderd met lijntjes om aan te geven waar de weg liep.

En al konden we na een tijdje vlot doorrijden, het was toch lang dat we moesten rijden. Uiteindelijk waren we ’s avonds maar rond 8 uur terug in Lahaina en dan moesten we nog wat eten zoeken. En morgen moeten we er heel vroeg uit zijn. Want we gaan naar de zon. Jipie.

Tot morgen.

zaterdag 1 november 2014

Dag 12 – over stranden en dalen


Dag allemaal.

We zijn verhuisd. Naar Lahaina op Maui. In de vroegere hoofdstad van Hawaii. Toen er nog koningen waren en walvissen.

Vanmorgen kreeg ik een nieuw soort ontbijt. Geen eitjes, geen melkskes maar een lekkere verse boterham met Philadelphia, light. Mmm. Dat smaakte naar heimwee. Maar daarmee wist ik nog niet of we veel gingen wandelen of niet.

Rond tien uur haalden we tuut van stal. Ik nestelde me samen met Minneke aan de voorruit en we waren klaar voor de eerste rit. Bestemming Iao Valley. Een vallei waar bloed aan kleeft. Maar hierover later meer. Brr. Hopelijk waren er geen geesten in die vallei.

Het nadeel van op een eiland te zitten met een (grote) vulkaan, is dat je nooit de kortste weg kan volgen. Je moet altijd rond de vulkaan rijden. Na een klein uurtje waren we dan toch tot aan het begin van de vallei geraakt. Eerst moesten we nog een klasje de straat laten oversteken. En dan konden we de smalle weg oprijden die in de vallei naar omhoog liep. Na enkele kilometers en mijlen te rijden konden we niet meer verder. We moesten eerst harde dollars afgeven aan een oude mijnheer in een Hawaï hemd en dan moesten we ook Tuut en Minneke achterlaten. We waren aan de parking geraakt.

Vanaf dan ging het te poot en te voet verder. Ja. Ik geef het toe, ik heb me laten dragen. We moesten de trappen op en daar ben ik wat klein voor. Maar we hadden wel wat pech. Toen we vorige week toekwamen kregen we in Honolulu een serieuze douche van orkaan Ana. Wel hier was de douche een stuk groter en de wandelpaden in de bergen waren een beetje weggespoeld. En dus deden we enkel het geasfalteerde gedeelte. Maar niet getreurd. Dat deel was ook wel mooi.


Oh ja. Wat met het bloed? Wel toen Kamehameha I op veroveringstocht trok, was zijn grootste tegenstander de Chief van Maui. Die had in de jaren daarvoor al Molokai (gekend van Pater Damiaan) en Oahu (gekend van Pearl Harbor) veroverd. En dus was het logisch dat het tussen beide op oorlog zou uitdraaien. Een van de grootste veldslagen gebeurde langs de Iao rivier. Toen de lokale krijgers niet konden standhouden, vluchtten ze de Iao Valley in, achtervolgend door de Hawaïanen. Ter hoogte van het parkje konden ze niet meer verder en werden afgeslacht – Polynesiërs waren alles behalve vredelievend. En er waren zoveel lijken dat ze een echte dom vormden in het riviertje. ’s Nachts zou het hier spoken volgens de locals. Gelukkig overdag niet.
Na de middag was de vraag natuurlijk door wat vervangen we de weggespoelde wandelpaden? Het werd La Perouse Bay. Dat klinkt nogal Frans en dat is ook zo. La Perouse Bay is een kleine baai in het zuidwesten van Maui. Er waren niet alleen Engelse schepen in de Pacific maar ook Franse bijvoorbeeld. En de admiraal La Perouse is inderdaad geland in deze baai. Maar vergat het land voor Frankrijk te claimen. De Engelsen deden dat ook niet trouwens.


De baai is trouwens ook quasi het einde van de wereld want het asfalt stopt letterlijk aan het begin van de baai. En dus werd het een wandeling over lava, zand, keitjes en nog veel meer lava. Na een tijdje konden we trouwens kiezen tussen twee paden. De ene liep verder langs het strand, de tweede liep recht over het lava veld. Dit pas was de oude Koningsweg die in de 16de eeuw door de Hawaïanen langs een groot deel van het eiland. En nu liepen wij er over. Het deed wel serieus pijn aan de pootjes. Want al lag de weg er al lang, er lagen nog altijd veel scherpe stenen op. Populair was het pad wel niet. We konden kilometers ver zien maar nergens was er een teken van leven laat staan van wandelaars.


Na een tijdje werd het wandelen wel heel eentonig. Maar we gingen niet opgeven. Maar uiteindelijk na nog eens twee kilometer stenen draaiden we ons toch om. We zagen het zwart in deze wandeling.

Na een uurtje doorstappen waren we terug aan onze tuut. En nu wisten we dat het laatste stukje van de geasfalteerde weg, in feite de Koningsweg is. En dus voelden we ons alweer een beetje koninklijk. Vandaag hadden we geen stempelkes te verzamelen. Maar morgen gaan we naar de achterdeur van het vulkaanpark en daar hebben ze wel stempelkes en ook watervallen naar het schijnt.


Tot morgen.