zondag 20 november 2016

Dag 15 : Isla Isabela & Isla Fernandina

Zzzzz, zzzzz,

Huh

Oei, jullie zijn er al.

Ja, sorry hoor. Maar ik ben een beetje moe. Mijn baasje is maar rond half twaalf komen slapen. En zonder haar slaap ik niet goed. Omgekeerd ook niet trouwens. Hihi.


En dat is niet de enige reden. Beide baasjes wilden vannacht zoveel mogelijk naar toilet gaan.


Pfff.


Allez ik had nog een Iet of wat levend baasje maar Groote Broer zat zonder baasje. Die was geveld door het lopend ....


Pfff.


Dan is een pluchen maag toch veel sterker dan een mensenmaag.


Mijn broer en ik waren wel een beetje van streek. Zouden we wel mee kunnen op wandeling? Vandaag was voornamelijk een snorkeldag en daar mogen wij sowieso niet aan deelnemen. Snif.


En ja hoor. Na het ontbijt kregen we het verdict. Thuisblijven. Waken. En hopelijk niet braken. Over ons waken ga ik niets vertellen. Daar was niets leuks aan. De rest van de dag is informatie uit tweede hand.


Eerst was er een wandeling op Isla Fernandina.


De wandeling was blijkbaar nogal gelijkaardig aan de dag ervoor. A'a lava voornamelijk, allesbehalve ideaal voor wie niet goed te been is.


Eerst was er niet zoveel te zien. Maar na een tijdje kwamen ze de eerste landleguanen tegen. Die hadden we gisterennamiddag ook al gezien. Landleguaan zijn eerder rossig van kleur. Dat past goed bij de soms rossige kleur van vergane lavasteen. Zeeleguanen zijn zwart, zo steken ze minder af tegen de lava zowel onder als boven water.


Tegen het water vonden ze ook terug nogal wat kleine krabjes zoals bij de eerste en tweede landing. Er lagen ook wat lege krabben. Eigenlijk krabbenpantsers. Dat was niet van dode krabben maar om de zoveel tijd is hun jasje te klein en dan moeten ze dat afgooien en snel een nieuw pantser aangroeien.


En dan was het gebeurd. Gevallen. Nee. Niet ons baasje. Die valt nooit. Maar iemand anders van team Didier. En dus moest de wandeling een tijdje gestopt worden voor verzorging.


Na de EHBO was het tijd voor een ander ziekenhuiszorg. Een Zeehondcrèche. Mama's en baby's werden daar verzorgd op het strand. Melkje geven, pampertje aandoen. Leren vissen. Spelen met toeristen. Toffe dingen denk ik maar.


Maar ja. Als je de papa niet bent mag je niet te lang blijven in de crèche. En dus moest de wandelgroep voort. Maar wat ze dan te zien kregen ... pure sex in de struiken! En dat in een nationaal park! Twee vleugelloze cormorants waren een paringsdans aan het doen. Die vogels zijn trouwens uniek voor deze eilanden. Ze vonden hier zoveel voedsel dat ze verleerd zijn om te vliegen. Hun vleugels zien er een beetje uit als flippers van pinguïns.


Maar de grootste verrassing was aan het einde van de wandeling.


Nat vertrek.


De landing was wel droog geweest maar door het hoogwater was de lavapier volledig overspoeld en moest iedereen met natte voeten aan boord.

Geklaagd dat er werd. geklaagd!

Nu de voormiddag was nog niet gedaan.

Als tweede stond een diepwatersnorkel op het programma.

Ik mocht weer niet mee. Boehoehoe.

Alhoewel. Afgaand op het verslag heb ik niet veel gemist.

Troebel water. Niets te zien. Ik wil er uit.

Ah kijk een schildpad.

Troebel water. Niets te zien. Ik wil er uit.

Ah kijk een jonge zeeleeuw die wil komen spelen.

Troebel water. Niets te zien. Ik wil er uit.

Terug naar het schip.


En dan was het tijd voor de gril. Want daar hadden ze frietjes.

Steven mocht dunne soep met wat rijst eten. Hopelijk helpt dat voor de ...

Na wat platte rust was het tijd voor de tweede duik van de dag.

Het water was op de tweede plek blijkbaar wel heel wat helderder.

Wat was er te zien?

Pinguïns, wat vissen, een schildpad in een flits.

Het moest wel in twee keer gebeurd. Want door een onderwatergrot was er te sterke tegenstroom.

En dus moest iedereen terug in de boot en daar heeft mijn baasje alweer een grote blauw plek verdiend. Een beetje voorbij de grot ging iedereen terug in het water.

Tegen de rotswand zat er heel wat rood koraal en dat trekt natuurlijk allerlei mooie visjes aan.

En als er lekkere visjes zijn dan zijn er ook jagers.

Neen geen haaien of zo. Maar blauwvoeten die van hoog in de lucht recht in het water doken.

En dan was het spelletje uit.

Iedereen moest terug aan boord en een keer op het schip moest alles afgegeven worden. Het snorkelen was afgelopen.

Maar de dag was nog niet afgelopen.

Er was ook nog een ritje met de zodiak gepland.

En als ik zou overzie wat ze allemaal gezien hebben, dan was de meest interessante uitstap van allemaal en enkel mijn baasje is gegaan. Awou Awou Awou.

Eerst gingen ze naar een grote rots vol met vogelstront. Verzameld gedurende honderden jaren van gastvrijheid voor zeevogels. Er waren op het moment niet zoveel vliegende gasten in het rotshotel. Wel hebben we daar de eerste roodvoeten gezien. Dat zijn net als de blauwvoeten ook Jan van Genten maar dan met rode poten ipv blauwe. Makkelijk hé.

In het water was er ook iets nieuws te zien. Tot nu toe hadden we enkel zeeleeuwen gezien. Maar hier zaten zeehonden, geen zeeleeuwen. Pelsrobben in feite. Die kon je makkelijk onderscheiden want zeeleeuwen die kunnen op handen en voeten lopen en waren groot. Robben hadden eerder flippers dan handen en voeten.

Een beetje verder zaten er ook kleine babyrobben. Die waren blijkbaar heel snoezig en lief. Zo een beetje zoals ik. Maar ik ben snoeziger. Ha.

Na het vogelhotel gingen ze naar een volgende steile rots. Wat kregen ze daar te zien?

Zeeleguanen (zwarte) overal op rots, in massa. En dan kwamen ook de pinguïns langs. Eerst maar een paar. Er kwam ook een robbetje langs om te spelen maar dat mocht niet meer. En dan veel meer pinguïns net op het moment dat ze uit het water kwamen. Er waren ook heel wat vogels maar mijn baasje is de naam vergeten (kleine zwarte ...). En ze hadden ook kleintjes. Een kuikentje zat heel zielig alleen op een stukje rots in de wind. Hopelijk kwamen mama en papa snel.

En dan op de laatste plek waren ze ook net op tijd om Schildpadden uit het water te zien komen.

Snif, snif. En enkel mijn baasje heeft dat allemaal gezien.

's Avonds was het gewoon regime op de dunne soep van Steven na.

Zo dat was dag 15 beste lezertjes

Tot schrijfs

Sloefie de globetrotter

Dag 14 : Isla Isabella

Hallo allemaal.

Het is Sloefie die vandaag de blog zal bijhouden. Na vier dagen hard werken door mijn broer is het nu terug mijn beurt. (Nota van de redactie: het waren er vijf maar omdat Sloefie maar vier pootjes heeft, is vier gewoon veel).
Poeh
Het was weer vroeg opstaan vandaag. Want het was alweer om 8 de boot in.

Wat zeg ik? Het is een groot geheim maar de kapitein foefelt met de tijd aan boord. Ha. En geen klein beetje.

Normaal is het in Galapagos elf uur wanneer het op het vasteland twaalf uur is.

Maar maar maar op de boot is het dan toch ook twaalf uur.

Dat mag niet hé?

Dat betekent dat we elke dag om zeven uur aan het varen zijn! Dat dat dat is ... slavendrijven. Maar ik mag niet te hard zagen of in het vervolg gaat mijn broer altijd mee.

Wat moesten we vandaag allemaal verhaspelen?

Wel mijn baasjes moesten voor de ochtend hun zwaarste schoenen aandoen. Want we gingen heel de ochtend enkel op lava lopen. En omdat dat pijn doet aan de schoenen heb je hele dikke zolen. Wij hebben dat natuurlijk niet nodig want wij laten ons dragen. Hihi, het is ook voor ons vakantie en dus hoeven we niet de pootjes vanonder ons pluchen lijf te lopen.

Het was wel een droge landing maar geen gemakkelijke. Want er ware korte nijdige golfjes in de baai waar we moesten uitstappen. Niet iedereen is zo vast te been als mijn baasje en het duurde dus wel eventjes.

Een keer aan land kregen we uitleg over de verschillende soorten lava. Ik zou die nog moeten kennen van mijn Cruise naar Hawaï, maar ik ben de meeste vergeten. Maar een ken ik wel nog, de a'a. En waarom weet ik dat nog? Wel als je daar op je blote pootjes op loopt, dan zeg je na een stap Auw Auw Auw. In Hawaï roepen ze dan a'a.

A'a is hete lava die heel snel afkoelt en daardoor heel scherp is en gemakkelijk afbreekt. En zo in je pootjes blijft zitten. Auw Auw Auw lava noem ik dat.

De andere lava koelt net veel langzamer af en is daardoor in verhouding redelijk glad. Maar daar ben ik de lange naam van vergeten. Snif. Ik wordt oud. Snif.

Maar genoeg encyclopedie, we waren vandaag aan Punta Moreno. En mijn baasjes stonden op a'a lava. Wanneer iedereen klaar was, gingen we op een rijtje het binnenland in. De lava was redelijk recent, maar een vierhonderd jaar oud. En hier en daar waren er gaten in de lava, tis te zeggen de lavastroom had niet alles bedekt maar er waren hier en daar plekjes waar bosjes waren blijven staan. Ik wou die wel eens proberen maar ik mocht niet van mijn baasje. Want ook mijn staart kan niet zo tegen a'a lava.

Na een honderd meter kwamen we op een gemakkelijker stuk lava. Hier waren er al wat vlakkere delen. Op de lava was niet zoveel leven te vinden. Dat zat eerder in de lucht en in de bosjes.

We wandelden verder tot aan een diep barst waar we allemaal moesten overspringen. Hier was de grond of oudere lava verzakt zodat de toplaag openbrak. Brr. De barst was op plaatsen wel tien meter diep. Vorige week was iemand zijn bril hier verloren. Hopeloos om hem terug te vinden. Ik hield mij goed vast aan de fotozak.

En zo kwamen we aan het doel van dit stukje van de wandeling. In de lava was een grote diepe poel ontstaan. En daar zaten krabben en visjes in. En soms zelfs een haai. Omdat de poel een smalle verbinding had naar de zee bij hoogwater, kon dat. Maar dat was niet de enige verbinding. De lavastroom heeft in feite veel scheuren en holle kamers waarlangs niet alleen water maar ook visjes en vissen kunnen zwemmen.

En nu ging onze gids het binnenland in. Auw Auw Auw. We gingen terug over a'a.

Ah. Er ging mij een licht op. De gids leidde ons naar een volgende poel. Die was zeker honderd meter van het strand maar hier was ook water in en er zwommen visjes in? Hoe kon dat? Wel de scheuren zitten niet alleen aan het einde van de lavastroom maar overal. En met geluk en toeval geraken de visjes dus redelijk ver. De verste poel die we bewandelden was zeker een kilometer landinwaarts en die was ook de grootste. Er zwommen eendjes in, en waterkiekens. Normaliter zit er ook eenzame flamingo maar die was blijkbaar ergens gaan shoppen of op verlof naar een van de andere flamingokolonies. Pech.

Ook pech voor twee wandelaars. Een was serieus gevallen op een van de plakken a'a, de andere (mama zand) moest door twee gidsen ondersteund worden. Maar ja, als je een suite hebt op het bovenste dek, dan is de All-in blijkbaar wel heel inclusief.

Op de weg terug liepen we alweer langs een overlevend bos, tien bomen dik misschien maar een kleine kilometer lang. Raar hé.

Mijn baasjes waren blijkbaar wel,wat traag door het foto's nemen want Orlando, een van de gidsen, jaagde hun een beetje voort.

Ja maar mijnheer de gids wij moeten wel tijd krijgen om in de fotozak te kruipen hé. Er zijn geen reddingsvesten in ons maat.

Veel reden om ons te haasten was er niet. Want, we stonden in de file...

Wat was er aan de hand? We waren geland met enige problemen ergens halfweg laag- en hoogwater. Maar nu was het wel degelijk hoogwater. En met de super-supermaan was dat nog een stuk hoger dan normaal. Tegelijkertijd waren er nijdige golfjes. En zo hadden de zodiak stuurmannen wel een serieus probleem om hun bootje tegen de kant te houden. En ook moesten ze opletten dat ze door de golven niet tegen de rotsen werden geslagen.

Brrr.

Van de spanning moest ik bijna een boompje opzoeken. Maar dan ging mijn staartje Auw Auw Auw doen. Dus heb ik alles maar opgehouden.

Eind goed, al goed. We raakten aan boord na tien minuten proberen - de eerste van de groep zat alleen in een zodiak die de stuurman niet onder controle kreeg. Wij in een andere.

Na de lunch en een slaapje was iedereen klaar voor de namiddag.

Mijn baasjes hadden geen zin op de lange "snelle" wandeling want "weinig kans om foto's te nemen". En dus werd het een korte wandeling. Natte landing. Gevolgd door snorkelen. Waar is mijn zwembroek?

De landing was niet zo makkelijk want door het springtij was er maar weinig plaats op het lavazandstrand. Meer nog, het strand was ook een kraamkliniek voor zeeschildpadden. Dus we moesten hard opletten waar we liepen. Niet dat iedereen dat deed. Sommige mensen waren hun oorapparaat vergeten aanzetten.

Wat was er speciaal aan deze baai? Net als in de ochtend kon het water onder een lavabrug doordringen zodat de bomen tot meerdere honderd meter toch water kregen. En daar vonden we landleguanen, landschildpadden, allerlei vogels en hier en daar skelet. Nee, niet van een verloren gelopen toerist.

Na een uurtje rondlopen kwamen we terug aan het strand.

Mijn baasje ging snorkelen in wat mij toch maar vuil water leek - ik had half gelijk - maar wij moesten mee met steven want we hadden geen snorkelpak in onze maat gekregen.

Awou awou awou. Ik wil visjes kunnen zien.

Na een uurtje was ook mijn baasje aan boord. Eerst had ze vooral vuil water gezien en daarna was ze verzeild geraakt tussen een bende zeeschildpadden.

Awou awou awou. Ik wil schildpadden kunnen zien.

De rest van de avond was routine.

Rusten op het achterdek.

Eten.

Gaan slapen.

Behalve mijn baasje. Die had besloten om kaartjes te kopiëren met foto's en backups te maken. En het ging niet echt vooruit. Tss, tss, tss. Mijn baasjes kunnen soms toch domme dingen doen.

Tot Morgen Allemaal!!!!!!!!!!!

Ik ben Sloefie, de bloggende hond

zaterdag 19 november 2016

Dag 13 : Isla Floreana



Dag allemaal,

Hier zijn we alweer.

Na een korte nacht. Want van al dat rollen, kon ik niet echt goed slapen. 

Mijn baasjes sliepen al iets rustiger dan de vorige nacht maar te zien aan hun oogjes toch ook nog niet denderend. 

Brrr. Ik ben geen zoutwaterwaakhond. 

Om acht uur moesten we klaar staan voor de eerste wandeling van de dag. Het ging een natte zijn (de landing) en een makkelijke. 

Floreana was het eerste bewoonde eiland van Galapagos maar vanmorgen gingen we daar niets van merken. Dat was voor vannamiddag. 

De landing was blijkbaar heel makkelijk. Het was nog geen hoogwater en er was genoeg plaats op het strand. Vanaf het strand liep een gemakkelijk pad de heuvels in. In de verte zagen we een klein meer liggen. Dat kreeg trouwens zijn water niet van een beekje of zo maar het was zeewater dat onder het strand door spleten in de lava tot in het meertje kwam.

Voor de meeste dieren is dat soort van water niet gezond want het is of te zout of niet zout genoeg. Het is brak. (Ik heb goed opgelet hé.). Maar sommige soorten van garnalen en zo houden wel van dit soort water. Of ze roze zijn of niet konden we niet zien. Maar de vogels die de garnalen opeten, die zijn wel roze. Het zijn flamingo's. 

En vandaag zaten er in totaal een achttal in het water. Net als de struisvogels met hun kop onder water. Om de garnaaltjes uit het water op te zuigen. 

Na een tijdje gingen we voort naar een heel mooi strand. Daar moesten we wel voorzichtig lopen want dit strand was een kraamkliniek, voor kleine zeeschildpadden, of wat dacht je. 

En niet alleen voor schildpadjes. 

Halverwege het strand liep er een rug van lava naar de zee toe. 

Ook hier moesten we oppassen. Voor onze eigen pootjes maar ook voor de krabben die hier hun woonplaats hadden. 

Er waren rode en zwarte krabben. En dat waren geen twee verschillende soorten, maar gewoon verschillende generaties. Jonge krabben zijn zwart, dat geeft hun goede camouflage tussen de zwarte lavastenen. De oudere krabben zijn rood. En ze worden rood op de zelfde manier als de flamingo's, door het eten van kleine garnaaltjes met veel caroteen, de zelfde stof die wortelen rood maakt. 

Voila professor Groote Broer geeft les in dierkunde. Hihi. 

Trouwens nog een weetje, flamingo's zijn in feite witte vogels, die roze worden door ... (wie dit niet juist invult wordt verbannen naar een café zonder bier) 

Na nog een fotoshoot en wat pootjebaden was het tijd om terug te gaan naar de landingsplaats. Maar eerst wandelden we nog naar de rand van het meertje in de hoop nog wat extra flamingo's te zien en van dichterbij. 

En dan was het tijd om terug te keren want er was nog een tweede activiteit gepland voor de voormiddag. En we moesten zorgen dat we bij de eerste groepen waren die terugkeerden.

Activiteit twee was voor de ervaren snorkelaars. Snorkelen in diep water. Allez zo diep was het water nu ook weer niet maar belangrijk was wel dat er geen vaste grond was om je klaar te maken. Je moest van de zodiak rechtstreeks in het water springen met je masker en snorkel aan.

De eerste minuut snorkelen was wel paniekeren voor Sandra. Want in plaats van licht en lucht te krijgen zag ze niets door haar masker en kwam er enkel water binnen langs de snorkel. En dat is niet prettig als je geen grond onder de voeten hebt. Maar na een paar pogingen was alles dan toch in orde. 

Ik was er niet bij maar blijkbaar waren er veel mooie visjes te zien en een eenzame pinguïn die voorbijschoot. Maar om alles te weten zal ik blijkbaar de videootjes moeten bekijken. En dat liefste lezers en lezeressen is voor de koude wintermaanden in België. Allez toch als mijn baasjes wat snel doorwerken. Want ik wacht nog altijd op de foto's van de luipaarden in de Serengeti. Hint, hint. 

Na een uurtje was het spel uit en was iedereen terug aan boord. Tijd voor een snel lunchke op het achterdek waar hamburgers en frieten te krijgen waren. Allez frituur celebrity op zijn best. 

Het uitje in de namiddag was heel wat makkelijker. Na een natte landing op de piek van hoogtij (morgen was het super-supermaan), moesten we op de uiterste rand van het een zwart strand naar een wegje landinwaarts schuifelen. 

Wegje?

Inderdaad. Een wegje, ooit geweest. 

We waren in Post Office Bay.

Lang, lang geleden. Toen er nog veel walvissen waren. En dus ook veel walvisjagers. Toen Galapagos nog niet van Ecuador was, stond er ongeveer op deze plaats al een grote ton. Daar konden walvisvaarders hun berichten achterlaten in de hoop dat een andere visser passeerde op weg naar huis en zo de berichten zou meenemen en in Europa bezorgen. 

Er staat nog altijd een ton. En je kan er een kaartje achterlaten. En je kan er een kaartje meenemen om te bezorgen. Maar nu zijn het enkel kattebelletjes van toeristen.

Nu heb ik wel uitgelegd waarom de baai Post Office Bay noemt, maar nog niet waarom er een soort weg liep. 

Ahum. Hier komt het. Floreana was dus het oudste bewoonde eiland. En er wonen nog altijd mensen maar aan de andere kant van het eiland. Daar is het iets minder droog. Tot in de jaren zeventig was er hier in de baai een kleine visinblikfabriek (hel hoe vertaal je fish cannery in het Nederlands? Antwoorden naar Grootebroer.dehond@gmail.com). Die was begin jaren 1800 opgericht door een Duitse familie die nog altijd trouwens op het eiland woont. 

Dat was wel onze kortste wandeling, driehonderd meter heen en terug. En dan mochten we terug naar de kaas en wijnavond. Njam, Njam. 

En ondertussen kregen we ook de briefing. Zoals gewoonlijk moesten we om acht al op de zodiak zitten. Niets nieuws daar. Wel dat we heel goeie schoenen moesten aandoen, want we gingen op lava lopen in de ochtend. 

En dan was het tijd voor het diner. Met een persoon minder aan tafel want de tourista had toegeslagen. Ik durfde niet vragen wat dat was, want ik was er weel wat bang voor. Maar in een paar dagen zou ik er alles van weten (en ruiken). 

Hasta la vista mañana. 

I'll be back

Groote Broer

Dag 12 : Isla de Española

Vanaf vandaag vallen we onder een zwaar regime. Er is meestal een landing s morgens en een landing s namiddags. Dat kan een natte zijn, met de voeten in het water als je van de zodiak springt, of een droge, als er een pier of lavawal is. Na de landing heb je dan een wandeling. Een moeilijke of een makkelijke. En als het strand geschikt is kan je ook nog eens gaan snorkelen. 
Allez voor mijn broer en mijzelf was het makkelijker. We reisden in de waterdichte zak tot op,het strand. En ons baasjes hadden carabiniers en zakjes gekocht zodat we aan de broekriem of de fotozak konden hangen.
Toto loco?
Neen hoor. Hoe kunnen we anders de blog schrijven? Ha, daar hadden jullie niet aan gedacht hé! Wij hebben ook ons huiswerk gedaan hoor. 
Oh ja, ik was gisteren nog vergeten vertellen dat ons baasjes zich een snorkelpak zijn gaan passen. En vinnen en maskers enzo. Als dat maar goed afloopt. 
Het uitje van deze ochtend was dadelijk een intro tot vanalles.
  • natte landing
  • moeilijke wandeling over lava en lavazandstrand
  • snorkelen

Iedereen uit team Didier ging mee met de landing en dus schoven we op ons gemakje aan als laatste. Het warme zonnige weer was achtergebleven op de luchthaven. Het was dus eerder bibberen op de boot. 
Een keer aan land moest eerst de reddingsvest uit en de waterschoenen vervangen door iets deftigere die tegen lavasteen bestand was. En dan konden we opstap.
We werden begroet door de beachmaster, het mannetje dat de baas speelt over alle zeeleeuwen op dit stukje strand. Er lagen nogal wat zeeleeuwen te rusten op het strand. Zij moeten vele kilometers zwemmen om hun eten samen te vissen op zee en moeten dus ook zoals een atleet veel recupereren. Ik mocht zeker niet schrijven dat ze lui zijn. Ze zijn moe. Katten, die zijn lui. Maar zeeleeuwen niet. Voila.
Na de zeeleeuwen zagen we ook onze eerste vogeltjes. Dat maakte Herman de vogelaar heel blij. Er waren kleine bij en grote maar mijn pluchen hersentjes zijn hun namen ondertussen al vergeten. Maar er zaten wel vinken tussen en lijsters want het zijn de vinken die Darwin geholpen hebben met zijn evolutietheorie. 
Na de vogeltjes zagen we ook onze eerste leguanen. Die zaten verstopt tussen de lavastenen. Het waren zeeleguanen. Pekzwarte. Die leven van de algen op,de stenen. En boven water zijn die makkelijker te eten dan onder water. 
We wandelden nog wat verder in de hoop nog wat andere vogels te zien. Maar die waren of op verlof of ergens boven zee. Of iets in de struiken aan het doen dat ik van Google niet mag schrijven in een blog want Amerikanen zijn nogal,preuts, tenzij ze er geld kunnen aan verdienen. 
En zo kwamen we op ons gemak terug naar onze landingsplaats. Tijd voor mijn baasjes en de rest om het snorkelpak aan te trekken. 
Ik had met mijn broer Sloefie overlegd. We gingen niet wedden. Sandra ging zwemmen en mijn baasje ging terug uit het water komen. 
Er stonden niet zo hoge maar redelijk venijnige golfjes op het water. En het was koud zowel buiten als in het water. Mijn baasje houdt daar niet van. 
Tot mijn verbazing trokken ze allebei hun pak aan. Oei. Kenden we ze dan toch niet goed? Sandra lag al snel als een vis in het water. Hopelijk miszag de beachmaster haar niet voor een zeeleeuw. Mijn baasje daarentegen die stond stond duidelijk te rillen en stapte met lange tanden naar het water, of zeg je zoiets niet. Allez, hij luste het duidelijk niet. Ook niet met een extra drijfvest. En na vijf minuten kon ik een high five doen meet Sloefie. Mijn baasje kwam terug op het droge. Sandra ging de zee in samen met de ballonnenmadam.
Ah ja, je mag niet alleen in het water zwemmen. Mijnheer Didier kwam er ook bij zwemmen. Zo was hij ook niet alleen. 
Iedereen mocht tot aan een rots zo'n vijftig meter in zee zwemmen. Daar vond je soms jonge zeeleeuwen of andere vissen. Het krioelde er momenteel van een speciale soort, de homo snorkelensis. Hihi. Daarmee heb ik jullie goed liggen hé. 
Sloefie vindt dat een flauwe grap. Snif. Daar zijn broers voor. Zegt hij. 
Na een half uurtje was iedereen terug uit het water. De snorkelaars waren heel enthousiast, de gebuisde snorkelaars hadden honderdeneen redenen waarom het hun schuld niet was, en de rest was ook content. 
Maar dan moesten we door de branding terug aan boord. Oeioeioei. 
En al toonden de gidsen en matrozen hoe je juist en vlot aan boord klimt op een zodiak, toch dachten er nogal,wat landratten het beter te weten en zo werden of zij of iemand anders veel natter dan nodig was. 
Mijn broer en ik hadden daar geen last van. Wij hadden een speciaal plaatsje gereserveerd in de gele fotozak samen met alle electronica die bang was van het water. Wij bleven droog en in het slechtste geval ook drijven, hopelijk. 
Uiteindelijk was iedereen aan boord, geklommen of getrokken, en konden we terug naar de boot. Net op tijd voor de lunch. Want van wandelen en snorkelen krijg je honger.
En dan was er tijd voor de gidsen om ons uit te leggen hoe we vogels konden herkennen. Sloefie vond dat niet nodig want hij wist wel hoe een vogel er uitzag. Maar dat was niet het doel van de les. We moesten leren de verschillende soorten te herkennen. Daar had Sloefie ook geen zin in. Ik ken hem wel. Je zal het wel merken aan zijn stukken van de blog. 
En dan was het tijd voor de tweede landing. Dat was een droge. Maar moeilijke. En voor zware wandelschoenen. 
Aan land gingen we via langs een natuurlijke dam van lavastenen. En zoals beleefde mensen moesten we eerst onze voeten vegen. Om de bacteriën van onze schoenen te doden. Het eerste stuk was moeilijk wandelen. Gelukkig hingen we hoog en droog aan de fotozak. En na de eerste bocht zaten we plots in een crèche. Niet een kindercrèche maar een zeeleeuwencrèche.  Achter het strand was er een kleine poel die enkel bij hoogwater onderliep. Hier konden de jonge zeeleeuwen wachten op hun mama die op zee gaan vissen is. Rond de poel waren er oude lavastenen waar zowel zeeleeuwen als zeeleguanen konden genieten van de zon. 
Klikkerdeklikkerdeklik. Het leek wel of er een mitrailleur afging, zoveel foto's werden er genomen. 
Maar dit was nog maar het begin van de wandeling. We moesten voort. 
We wandelden langs de rand van het eiland. Overal staken er scherpe lavastenen uit. Beneden buiten de golven van de stille oceaan tegen de lava. Ooit zo de zee winnen. 
En overal zagen we vogels. Fregatvogels, enzo. En stormvogels. En een bruine pelikaan. En een vers geboren kuikentje. En een Galapagos havik. Hopelijk krijg die het kuikentje te zien. 
Zelfs in het binnenland kwamen we vogels tegen. Met jongen of met een ei. 
Puf puf puf. Wat was het warm. 
We gingen langs een andere weg terug naar de landingsplaats maar op het einde moesten we file lopen want niet iedereen was even goed te been (of luisterde wanneer hun groep voorttrok). 
En zo kwam onze tweede wandeling ook aan zijn einde. 
Met de laatste zodiak ging team Didier terug naar de boot, net op tijd om naar de briefing van de volgende dag te gaan luisteren. 
En dan? Eten en gaan slapen want morgen om acht zaten we alweer op een boot. 
Tot schrijfs. 
Groote Broer. 

vrijdag 18 november 2016

Technische problemen Blogger

Dag beste lezers en lezeressen, hondjes en katjes.

We hebben sinds enkele dagen wat praktische problemen om de berichten van Sloefie en Groote Broer gepost te krijgen.

Onze boot is nogal klein en de antennes nogal kort en daarom is naar het schijnt het internet nogal traag, zelfs wanneer iedereen aan het slapen of op excursie is.

Een redelijk unieke uitleg of supersmoes.

Daarom dat de technische dienst van Ask4TIS overgegaan is tot een noodprocedure. Via email. Dat betekent dan wel dat het lijkt alsof er een mens de blog geschreven heeft, maar dat is niet zo hoor. Her zijn onze pluchen vrienden die alles schrijven.

De technische dienst op zee.

TISWorks somewhere in the wide wide world.

Dag 11 : vamos a archipiélago


Dag lieve lezers en lezeressen. 

Wat vinden jullie van mijn Spaans?

Ik zit hier al een aantal dagen op te wachten. 

Vamos a la playa. Ik zou wel willen. Maar we gaan de grootste tijd op een schip ronddobberen dus kan ik moeilijk over een strand gaan zingen. Maar over een archipel wel. De archipiélago de Galápagos. Olé 

Hihi. 

Alhoewel. De ochtend. Dacht geen goed nieuws voor onze kleine en mezelf. Door de nogal rare vliegvoorschriften moesten we de rugzak delen met allerlei andere dingen die we normaal enkel in de valies tegenkomen. Gellekes, tandpasta, zonnecrème, deo, lenzen. 

Pfff au au au. 

Maar kom niet gezaagd, we waren dan ook in een socialistisch paradijs. 

Dat merkten we ook vanmorgen toen we het hotel wilden uitrijden met de bus. 

Elke zondag worden sommige grote boulevards afgesloten voor publieke wandelingen en evenementen, een beetje zoals de jaarlijkse autoloze zondag. Maar ons leek dat eerder een betoging georganiseerd door en voor de regering. Het zijn binnenkort verkiezingen en de vice wil president worden. Ook al hangt er een dikke wolk schandalen rond de huidige regering. 

Maar genoeg politiek op dit vroege zondagse uur. Jullie zitten hier niet te lezen voor Ieder zijn waarheid of De Zevende Dag. 

Wij moesten naar het vliegveld. Maar het kruispunt aan het hotel was volledig afgesloten. En dus moesten alle bussen slalommen tussen linten en verkeerskegels om weg te geraken. 

Wij hadden gisteren niet de introductietoer Quito gevolgd. Amai, dat is een grote stad.  De weg ging eerst wat op en neer, wat je kan verwachten van een stad op 2800 meter midden in de Andes. Maar dan kwamen we aan de rand van een diepe ravijn. Aan de overkant zagen we duizenden huisjes gebouwd tegen de andere zijde, een beetje zoals Rio of Sao Paulo. Maar geen bidonvilles. Voor zover we konden zien. 

Beneden liep een autostrada of zoiets. En die moesten we hebben. 

Amai ai ai. Wat een lange rit. Ik zat nog altijd met mijn neus tussen de tandpasta en de gellekes. En ik vond dat de rit al lang genoeg geduurd had. Maar er kwam maar geen eind aan. 

Kijk daar, hoorde ik, maar ik kon niets zien. Een wandelaar op de autostrade. En daar een fietser. Gelukkig op de pechstrook. Ik probeerde mij de gezichten van de toeristen in de bus voor te stellen. Hihi. 

Boink Boink iep. 

Ik hoopte stilletjes dat we eindelijk aan de luchthaven waren. Ik was het stilaan beu. Hopelijk werd ik straks bevrijd van tussen de cosmetica en kon ik eens in mijn ogen en oren wrijven tijdens de vlucht. 

We gingen door de veiligheidscontroles. Niemand vond ons.

We gingen door de stralingsmachine. Niemand vond ons.

Oef. Het was gelukt, broer en ik konden als verstekeling mee aan boord van het vliegtuig. Oef. Ik denk niet dat ze echte of pluchen honden hier goed behandelen. Als ze ze al niet opeten. Brrr.

Pisssst. We zaten blijkbaar. Waarschijnlijk de wachtzaal. Hopelijk duurde het niet te lang. 

Pisssst. We stonden terug recht. Dat was snel. We mochten al aan boord. Een vliegtuig enkel en alleen voor passagiers van Celebrity Cruises. 

Hopelijk was het geen kleine vlieger. 

Want we waren met minder dan honderd passagiers en als het geen Fokker of ATR was maar een Airbus, was er ook plaats voor onze kleine en mezelf. 

Oei oei oei.

Ik ben gisteren iets vergeten vertellen.

Soms moet Sandra zelfs niet het domme blondje spelen om haar betere zetels te krijgen. Gisterenochtend waren we gaan informeren over hoe we onze tickets moesten krijgen. En Sandra vroeg of we minstens een zetel aan het gangpad hadden. Zo kon ze tenminste haar benen uitstrekken. 

De man, 1,60 meter groot, keek eens naar Sandra en zei "I have something better". Wat beter kon hij hebben? Business Class? Neen zo genereus kon hij niet zijn, maar de nooduitgang was nog altijd vrij en daar heb je ook meer plaats. En zo kregen we lange plaatsen. 

Toen we op het vliegtuig waren, zat er al een koppel aan de overkant. En die hadden drie stoelen in gebruik. 

Jippie. Zo konden broer en ik eindelijk ontsnappen uit de volgestouwde zakken. 

De luchthaven was niet zo druk want binnen de wtienminuten waren we in de lucht, tijd voor een uiltje want Sloefie had niet veel zin om te spelen. 

Zzzzz, rrrrr, zzzzz, rrrrr.

 Boink, Boink, Boink.

We waren er..

Ik keek efkes op de schoot van mijn baas naar buiten, maar er was echt niets te zien. Heel dor gras, hier en daar een dorre struik en op de achtergrond een helderblauwe zee met een paar kleine of iets grotere schepen. Ik zocht naar een groot cruiseschip maar vond er geen. Oei. 

Op het einde van de baan draaide het vliegtuig om en rolde heel de weg terug. En daar was er dan toch een teken van leven. Een vliegtuig had al nieuwe passagiers ingeladen en een tweede groep passagiers stond te drummen aan de uitgang. Was het hier zo erg? Oei. 

De deur van het vliegtuig zwaaide vooraan en achteraan open. Maar het leek wel of er iemand met een haardrogers in het vliegtuig blies, zo warm. Oei.

Driemaal oei. Oeioeioei. Wat voor een vakantie gaat dit wel worden. Ik was toch. Iet zo zeker meer. Maar ik kreeg geen kans om mijn onrust te verkondigen. Samen met broer zat ik alweer tussen de cosmetica. 

Ik voelde de hitte door de rugzak heen, op weg naar de aankomsthal. Veel geroezemoes. Harde Spaanse woorden. Oei.

De rij schoof langzaam voort. 

Ook al hoefden we niet door de douane, toch kregen we nog bijkomende controles. En niet een maar drie. Oei.

Eerst het ministerie van agricultuur. Dan het ministerie van cultuur. En dan ... terug de scanner. Oei.

Maar we geraakten overal moeiteloos door. Als we maar geduld hadden. We waren dan ook in een socialistisch paradijs waar de ambtenaren ook niet te hard mogen werken. 

We werden wel begeleid naar een apart zaaltje. Niet omdat we iets mispeuterd hadden maar omdat iedereen van de Cruise een "vip" ontvangst kreeg met koffie en koekjes. En zo viel ook niet op dat de bussen ontbraken.

Maar niet gezaagd na een kwartier mochten we door de massa door laveren naar buiten, zoals Mozes en de Rode Zee, tot aan een drietal bussen. Wij zaten natuurlijk op de eerste. Ah ja, wij zijn rashonden hé en laten ons geen plaatsje afsnoepen. 

Mijn baasje keek wel een beetje verbaasd toen er een klein vrachtwagentje passeerde. Hij dacht eerst valiezen gezien te hebben maar achteraan waren er grote plastieken bakken zoals in kippenslachterij van meter Saerens. 

Maar een paar minuten later haalden we het vrachtwagentje terug en ja hoor, daar waren de valiezen. Hihi. Er keken er veel beteuterd in de bus. Wij kenden dat al, we waren al een week in Ecuador. 

De rit duurde maar vijf minuten. Tot in de zeehaven van de luchthaven. Dat kunnen ze op niet veel plaatsen zeggen.

Venetië. 

Ja, Sloefie. In Venetië. En jij weet dat want je bent zo al op Cruise vertrokken. Ik mocht toen niet mee. Ha.

Maar er lag geen schip aan de kade. Enkel kleine bootjes.

Oei. Hoe moesten we nu aan boord.

Oei. Er liepen een aantal mensen rond met dikke oranje jasjes. Ah, zwemvesten. 

Oei. Maar die waren veel te groot voor Sloefie en mij. 

Oeioeioei.

Dan maar in de zak tussen de cosmetica. 

Hatsjie. 

Mijn baasjes moesten eerst nog iets leren voor ze aan boord mochten, de Galapagos Handdruk. Neen, geen High Five of zo maar een manier om op een veilige wijze van en aan boord te gaan. Je neemt elkaar niet bij de hand maar bij de onderarm. Voor mensen geen probleem, maar voor ons pluchen beesten is dat toch een ander paar mouwen. 

Vroaar. Splash. Splash. Splash. Boink. Splash. 

Het bootje was weg en wij dus ook. 

Vroaar. Splash. Splash. Splash. Boink. Splash. 

Het schip lag ver weg blijkbaar. 

Buenas días. Welcome on board.

Hehe. Het was weer gelukt. We waren als verstekeling aan boord geraakt. 

Terwijl onze baasjes een stukje gingen eten - het was al rond twee - konden wij al de kamer onderzoeken. Kwestie van goeie waakplaatsen en speelplaatsen te vinden. Je mag eens raden welke voor wie waren. 

Na de lunch zijn we maar in de veilige plaats gekropen want de valiezen moesten leeg. Niet altijd een makkelijk moment. 

Maar daarna konden we allemaal op bed gaan liggen en even bijkomen. 

Buiten het avondeten hadden we nog een afspraak, rond vijf uur zouden we langs een eerste eilandje passeren met een eerste kans op vogels. 

Zzzzz. Zzzzz. Zzzzz. 

Ik waakte natuurlijk. Ah ja. Ik ben hier als security aan boord. 

Zzzzz. 

Huh. Oei. Dju. In slaap gevallen. 

Mijn baasjes waren al weg. Iedereen was blijkbaar op dek vijf om naar de vogels te kijken. Ik ben hun namen al vergeten maar ze zagen er groot en gevaarlijk uit, toch voor een kleine pluchen hond. 

Mijn baasje zag ook nog een vlucht "shearwater" vogels. Die jagen op zee. Sommige vissoorten zwemmen in grote scholen. Wanneer die heel dicht onder het wateroppervlak zwemmen, dan staat de tafe gedekt voor deze vogels. 

En dan stond de tafel ook gedekt voor de mensen.

Ik weet niet wanneer ze teruggekomen zijn. Ik ben nog altijd te moe na de eerste 9 dagen. 

Tot schrijfs. 

Groote Zzzzz


TISWorks somewhere in the wide wide world. 

donderdag 17 november 2016

Dag 10 : trop is teveel en teveel is trop, of hoe zeg je dat in het Spaans.

Dag lieve lezertjes. 

Ik hoop dat jullie een beetje bekomen zijn van het relaas van dag 9. 

Ik bibber nog als ik er aan denk wat voor gevaren we hebben gelopen. Verstikking, brand, achtergelaten ergens in het grote Niets. 

Brrr.

Nu technisch gezien was de dag nog niet afgelopen. Ik was dan wel in slaap gevallen op de Panamericana maar het was nog meer dan een uur rijden tot Quito. En daar kwamen we pas rond een uur s morgens aan. Dus op dag tien. 

Maar iedereen was nog wakker in het hotel. De kamers werden snel uitgedeeld want iedereen wou gaan slapen. Maar mijn baasje Sandra was slimmer. Die had nog geïnformeerd over de wasdienst en hoe snel die werkten. Voldoende snel dus. 

En dus nix slapen, eerst de was voorbereiden. Rond half twee werd die opgehaald, beloofd terug tegen vijf. Perfect om de valiezen klaar te maken voor de vlucht naar Baltra. 

En dan konden mijn baasjes eindelijk gaan slapen. Mijn broer en ik lagen al lang te dromen van beentjes en knuffels en zo. Ah ja, wij maken niets vuil, dus hebben we ook geen was. 

Rond zeven uur liep dan toch de wekker af. Mijn baasje geen eerst zijn botten fatsoenlijk maken. Hopelijk bleef de badkamer niet bemodderd achter. 

Na de botten kwamen de mensen. Maar op het gemak want ze hadden duidelijk nog niet genoeg geslapen na de horrordag van gisteren.  Wat zeg ik, op het gemak. Het was eerder zich voortslepen. 

Ik had nog willen wedden met mijn broer dat we vandaag niet op trektocht door Quito zouden vertrekken. Maar hij wou niet. Wedden tegen een zekerheid doet hij niet. 

En ja hoor. Na het ontbijt was de beslissing al gevallen. We bleven binnen. Niet dat we niet actief waren. Er waren nog kaartjes te kopiëren, backups te maken, enz. Maar niets cultureel. 

En als we braaf waren dan mochten we naar een BK. 

Wat wil een hond nog meer?  Af en toe een krabje op de buik of de kop natuurlijk. Wat dacht je?

En zo ging de dag voorbij. We gingen ook nog wat buiten zitten om te surfen of te e-mailen. En dan naar BK. Want we waren allemaal braaf geweest. 

Op straat was het minder tof. Het leek of je continu een uitlaat in je mond had. Dat was niet tof. Of gezond. Zo te zien is er geen ecolo partij in Ecuador. FBOFW. 

Na de middag ging het computerwerk voort. 

En het blog schrijven natuurlijk. Ik had een vrijstelling want onze kleine zat nog wat dagen achter. 

Rond drie uur werd dan ook de was geleverd en kan het voorbereiden van de valiezen voor de boot beginnen. 

Te vroeg in feite, zoals we bij het avondeten zouden merken. 

Na nog wat lummelen was het tijd voor de diner van de cruisemaatschappij. 

We werden in drie bussen geladen en we waren weg naar een "beter" restaurant niet zover van het hotel. Daar kregen we "westerse" interpretaties van lokale gerechten, of was het nu omgekeerd? Alleszins voor mijn broer en mezelf was er niets te bikken. Zelfs geen beentjes. Mijn baas had wel een serieus been gekregen. En was daar ook allesbehalve blij mee. 

Op het einde kwam nog een shock. Niet de rekening. Ha. Maar de mededeling over de valiezen. Geen batterijen, elektronica, voedsel of vloeistoffen mochten in de valies, zelfs geen tandpasta. Mijn baasjes waren niet blij. Dat werd herpakken. En veel in de rugzakken steken. Zodat die meer wogen dan de valies. 

Oh oh. 

Daar ging nog wat over gezaagd worden morgen.

Maar al bij al was dit toch een uitblaasdag na de spanning van gisteren. 

Tot morgen.

Mijn naam is Broer, Groote Broer.

Dag 9 PM : wanneer wegen rivieren worden en de bus geen schip blijkt

Dag allemaal,

Genoeg kleenex of edet rollen aangevoerd?

Daar gaan we dan. 

Rond twee uur in de namiddag waren we vertrekkensklaar voor de rit naar Quito en de luxe van het Marriott hotel. 

Als je een parking afrijdt, kan je meestal twee richtingen uit. Links of rechts. 

Wat waren de opties voor vandaag: 

Langs rechts een nieuwe, weliswaar steile weg richting de vulkaan van de ochtend en zo naar de Panamericana. Maar met een grote omweg langs het zuiden. 

Langs links een weg waarvan de president had beloofd dag hij af zou zijn na de zomer. De zomer was wel voorbij maar de weg was ... nog niet echt af. Maar, samen met een kleine bergweg wel een korte doorsteek naar de Panamericana meer naar het noorden, naar Quito. 

Onze Andres koos langs links.

Helemaal geen domme beslissing. Want hij had zich geïnformeerd bij de locale bevolking en die vond de weg ok. Toen we vertrokken kwamen we zelfs nog een schoolbus tegen uit de andere richting. 

Mijn baasje was vooraan naast pony gaan zitten want hij wou nog wel wat bergfoto's maken. 

Na een kilometer begon het hard te regenen. 

Van foto's kwam niet veel meer in huis. Tot zover de goede voornemens van mijn baasje. 

Na nog enkele kilometers vielen de eerste gaten in de belofte van de president. 

De makkelijke, redelijk vlakke stukken waren afgewerkt. 

De scherpe bochten of steile hellingen waren het niet. Na de zomer is in de politiek een rekbaar begrip. 

Naarmate we verder reden, werd de regen harder, de gaten in de belofte groter en de staat van de weg meer modderig. 

Maar de altijd opgewekte Pony bleef trekken en sleuren aan het busstuur en jaagde ons busje verder en verder de hoogte in. Maar het busje leek me toch alweer een beetje meer ziekjes. Want elke helling stotterde de versnellingsbak en pony moest meer en meer in eerste versnelling rijden. 

Na een half uur rijden was de weg weg. Er bleef alleen maar een modderrivier over. 

Het werd wat stiller in het busje maar pony bleef lachen en sleuren aan het stuur. Er leek geen einde te komen aan de hellingen en aan de modder. 

Na een scherpe draai kwamen we een aantal zware Volvo zeswiel trucks tegen, zoals je ze ook kan zien in Yukon Gold op national geographic of Discovery. 

Hier was men nog maar pas begonnen aan het aanleggen van de belofte van de president. 

Ik zag mijn baasje zorgelijk kijken op de bijrijdersplaats. Dat doet die wel meer en is niet dadelijk een reden om bezorgd te zijn. Ik ken hem al wel wat.

Maar dan zag ik ook wat er aankwam.

In een scherpe bocht was de oude weg in feite al weg en je moest over een tijdelijke hoop zand - nu modder- de overkant van het beekje bereiken. 

Pony reed heel voorzichtig het zand in maar had te weinig snelheidsmeter de steile helling aan de overkant te overwinnen. De wielen slipten door en we zaten vast. 

Het werd stil in de bus. Voor even. 

Andres gaf wat goede raad en pony probeerde alweer. Tevergeefs. 

Oei. 

Uiteindelijk reden we achteruit en volgden een oude Peugeot 504 over het vak voor de tegenliggers. Dat was ook een modderpoel want kapotgemalen door de Volvo banden, maar minder steil en dus geraakten we verder. 

Een bocht verder ging de nieuwe weg in een uitgraving liggen. We ploeterden door de modder naar boven. 

Oei. 

En zo kwamen we midden in een bouwwerf want op de volgende helling waren enkele kranen de grond aan het afgraven om verderop de weg te kunnen verbreden. Hiervandaan kwamen al de Volvo dumptrucks. 

De weg langs de werf was steil, hobbelig en door en door modderig. Langs de weg lag geen rotswand maar tientallen meters grond, van oorsprong vulkaanassen van miljoenen jarenuitbarstingen van de locale vulkaan. 

Pony probeerde door de smurrie te navigeren maar hij reed zich vast op een richel dwars over de weg. Het busje had. Iet genoeg krachten erover te geraken. 

En dus reden en gleden we terug naar beneden voor een tweede aanloop. 

En een derde. 

En een vierde. De bus begon vervaarlijk naar de rand van de weg te schuiven. Op de achterbank klonken er gilletjes. 

De modder bleef maar stromen en stromen. De weg was ondertussen een modderrivier geworden. 

Andres was ondertussen boven gaan kijken of het daar beter was. Neen dus. Een bus die ons op het eerste stuk met veel gebrul ingehaald had, stond daar stil. De voren in de weg waren zo diep dat de buschauffeurgene doorkomen zag en koos voor slepen. 

Ten einde raad - en tot grote opluchting van iedereen - besliste Andres om rechtsomkeer te maken.  Waarschijnlijk zouden we dan de diner in de Marriott missen maar kom, we zouden dan wel zonder modder tot achter ons oren kunnen gaan slapen. 

We tuften terug naar beneden. The long way home. 

Maar dan passeerden we een groep landmeters, met de Jefe van werf. 

We hadden heel de week al veel te maken gehad met de duivel, El Diablo. En ermee gelachen. Vandaag nam hij wraak. 

De Jefe verzekerde Andres dat zijn mensen de weg zouden afschrapen zodat we terug voort zouden kunnen. Dat ging maar een tien minuten duren. 

En Andres - verblind door de tijdswinst - liet pony opnieuw omkeren. 

We reden tot onderaan de helling waar we vast hadden gezeten. 

Na een tijdje kwam een kleine Caterpillar bulldozer naar beneden en begon de modder weg te schrapen. Het leek wel alsof hij smeltende sneeuw aan het wegruimen was, alleen was deze sneeuw niet wit maar bruin. 

En we gingen het nog eens proberen, maar eerst kwamen nog enkele Volvo's naar beneden. De weg zag er alweer veel slechter uit. 

Maar pony de eeuwige optimist duwde de versnelling in eerste en stormde de helling op met nieuwe moed. 

Tevergeefs. De richel was er nog altijd en het busje kuchte en schoof maar raakte er niet over. Ook de goede raad om in tweede omhoog te rijden, zoals in sneeuw, hielp niet. De motor kreeg het busje in tweede niet naar boven. Het haalde geen snelheid. 

We zaten vast. 

Op een steile helling. 

Met serieuze modderstromen links en rechts van de bus en een diepe afgrond rechts. Met slechts een klein hoopje grond als bescherming tegen het in de afgrond rijden. 

We zaten vast. 

Er zat niets anders op dan met kettingen te laten slepen. De bediener van de bulldozer wou wel mits een kleine bijdrage. Maar de bus wou niet mee. Eerst moest de plaats van het takeloog gevonden worden en dan moest die geïnstalleerd raken. 

Het eerste vergde wat krab en denkwerk. Het tweede bleek niet mogelijk. De vijzen waarmee het dek plaatje vastzat, wilden niet meewerken. En pony had het juiste gereedschap miet mee.

Pony lachte niet meer. 

Hij kwam zijn natte T-shirt in de bus opbergen en dook vervolgens in stromende regen en modder onder de bus om met de moed der wanhoop het sleepboot vrij te krijgen. 

Na vijf minuten en veel godverdommes was het dan toch gelukt, het plaatje was los en de bulldozer kan aan zijn sleepwerk beginnen. 

De eeuwige optimist Pony kon terug lachen ook al was zijn broek vol modder. Andres liep naast de bus te commanderen. Hij zag er bijna als een verzopen Rambo uit. 

Uiteindelijk sleepte de bulldozer ons driehonderd meter of meer naar omhoog tot aan een rij wachtende camions. Ons busje zuchte en kreunde. Maar een keer de werfzone voorbij joeg Pony het busje met zijn optimisme terug vooruit.

Na een tijdje ging de weg ook wel al eens naar beneden. Was onze calvarie ten einde. 

Met een laconieke mededeling van Andres wisten we dat er een tweede probleem binnen enkele kilometers was, ter hoogte van de andere werf was een deel van de bergwand ingestort. 

Zouden we terugrijden?

Niet mogelijk want waar we net doorgesleept waren, was een rotsblok naar beneden gevallen. Er was geen weg terug. 

Awou Awou Awou. 

Ik zag aan mijn baasje dat die zich ongerust aan het maken was. Hij zat dan ook op de eerste rij voor dit modderdrama in twee bedrijven. Al wie ons op de eerste helling had ingehaald stond hier stil. Ondertussen bleven de kranen bakken grond en modder in vrachtwagens schuppen. De China Construction Company trok zich niets aan van het weer of de chaos die ze gemaakt hadden. Zolang de president harde dollars betaalde, zouden ze wel in de modder blijven woelen.

Verderop zagen we nog twee bussen stilstaan, die waren kinderen aan het lossen en keerden dan terug. De kinderen kwamen over de modderbrug in hun schooluniform met witte kousjes. Dat werd straks wassen. 

Ondertussen bleef een andere kraan onverdroten grond scheppen naar het midden van de weg. Daar moesten we straks over. 

Eerste een paar kleine vrachtwagens en dan was het aan ons want de Peugeot en de rode bus hadden geen goesting om door de modder te ploeteren. Of waren te voet verder gegaan. 

En dan was het aan ons. 

Een busje kuchte en kreunde. Pony draaide aan het stuur, stoempte op de gaspedaal. We gingen traag vooruit tot in het midden van de tijdelijk brug. 

En daar zaten we vast. 

Het busje had niet genoeg kracht om over de laatste horde te komen. 

Vooruit achteruit. 

En een tweede poging. 

En een derde poging. 

Andres stond in de stromende regen aanwijzingen te roepen. Hij zag er stilaan uit als een verzopen kat, niet echt meer een Rambo. 

Maar het mocht niet helpen. Het water euh de modder was te diep. 

Wat nu?

Andres nam een drastisch besluit. We moesten de bus lichter maken. 

Alles aussteigen. 

Allez alle mensen eruit. Wij zaten veilig in de zwarte rugzak. We zouden niet verdrinken. 

Mijn baasje had het weer niet goed begrepen. Want hij ging al voorop om aan de overkant te geraken. Hij had vaste grond onder de botten. En dan niet meer. Want de grond was stilstaande blubber en daar zink je diep in. En het blijft goed plakken. 

Hij had geen keuze. Hij ploeterde voort tot aan de overkant. En er zat niets anders op dan met een paar plukjes gras de botten zo goed en zo kwaad mogelijk af te kuisen. 

Nu de bus een ton minder woog kon Andres nog eens proberen. 

Poging 1. 2. 3.

Het lukte niet. 

Wat nu?

Ondertussen waren er al wat mensen aan de overkant ongeduldig geworden. De jeeps kwamen een na een zonder problemen over en door de modder. 

Andres had een Honda CR-V geholpen om het trekpop te vinden. Tevergeefs. Maar de testosteron van de chauffeur was te hoog. Hij ging het zelf proberen. De Honda zag er wel uit als een jeep maar was het niet... en reed zich vast in de modder. En ook al hielpen er vier mannen, de auto bleef vast zitten. 

Uiteindelijk riepen ze dan toch de hulp in van de kraanman. Die had alles al een tijdje zitten bekijken. Hij wist dat zijn uur nog ging komen. 

Met veel moeite en hopelijk niet te veel schade kreeg de kraanman de Honda terug vrij. 

En Andres? Hij veranderde terug van gedacht. Iedereen moest op de bus. 

Mijn arm baasje moest ook terug door de modder. 

Hij was niet blij. 

En ging dan maar wat op de achterbank zitten. Een wijze beslissing zou late blijken. 

De kraan werd aangekoppeld. Pony was nog wat meer bemodderd. Andres zag er nog wat meer uit als een verzopen Rambo kat...

En dan besliste aan de overkant iemand om ondanks de kraan in het midden van de weg om ... zich vast te rijden in de modder. 

Dus werd de kraan terug losgemaakt van de bus. De kraanarm zwiepte rond de vastgereden auto. Een ketting aan de achterkant en een machtige zwiep. Iets te machtig want de chauffeur vergat ook nog eens te remmen en knalde zo tegen een andere auto, van de Chinezen. 

De weg was weer vrij. Maar we moesten voortmaken. 

Ketting vast, grommende kraan. Slippende kraan. Kreunende bus. Applaus. We waren aan de overkant. Waar ondertussen een schoolbus alweer een lading schoolkinderen aan het lossen was. 

Voorzichtig maneuvreerde Pony rond de studenten. Toeterde hard om doorgang te krijgen (de Honda was niet onbeschadigd uit het avontuur gekomen en stond zijn wonden te likken op de rand van de weg). 

En dan konden we beginnen bollen. 

Iedereen was blij, ook de achterste rij. 

Enkel het busje was niet blij. Maar dat wisten we nog niet. 

Na een tien minuten was er terug asfalt van de president onder de wielen. Af en toe. In de makkelijke stukken. We slalomden rond asfalteermachines, kranen, camions, ... 

En dan waren we vrij. Geen werven meer, geen vrachtwagens, geen modder. Zelfs de regen was wat minder. We konden opgelucht adem halen. Andres en Pony hadden ons door de hel gebracht. Dachten we. 

Na een lange afdaling kwamen we in een klein stadje. Maar in plaats van naar de grote baan te rijden, stuurde Andres Pony een smal baantje op. Een slimme doorsteek zei hij. 

Dante's hel heeft maar zeven niveaus. Dit weggetje ging ons achtste worden. Wisten wij veel dat we bijna 1000 meter gingen klimmen tot over de 3300 meter. Met een doodziek busje. 

Maar de ernst van de toestand was ons nog niet bekend. Want Pony was al heel dag aan het trekken en sleuren aan het stuur en het busje. 

De weg werd steiler en steiler. 

En de versnellingsbak bleef meer in een steken dan dat ie naar twee laat staan drie ging. 

Dat kwam niet goed. 

Om de motor te sparen werden de airco en de verlichting uitgeschakeld. Op Eric en Johan (met aaipad) na zat iedereen zwijgend naar voor te kijken.  En al zaten we midden in de bergen, de temperatuur in het busje begon zachtjes op te lopen. 

Kraak - schakelen naar eerste - kuch kuch - schakelen naar tweede en bijna stilvallen. Schakelen naar derde was utopisch.

En zo ging het voort van bocht naar bocht, van helling naar helling. 

Ons busje was langzaam aan het sterven. 

Na een half uurtje afzien, besloot Andres dan toch maar even te stoppen op een open stuk. 

Om eens te kijken wat er aan de hand was. 

En om eens te bellen voor raad. Maar niet naar touring of vab. Dat bestaat niet in Ecuador waarschijnlijk. Zoals in de kuis was het een hulplijn naar familie. 

Ik moest al een tijdje dringend een boompje zoeken en dus maakte ik gebruik van de pitstop. 

Toen ik terugkwam lag een luik naast Pony helemaal open en we zagen de motor liggen, een wolk warmte hing in de bus. Alsof het nog niet warm genoeg was. 

En we gingen voort want de familie wist ook niet wat er aan de hand was. 

En de weg bleef stijgen. 

En de bus bleef kreunen. 

Als er kornijntjes in de buurt waren, dan hadden ze ons op hun gemak ingehaald. 

Als er slakken in de buurt waren, dan hadden ze ons kunnen volgen. 

En de weg bleef stijgen. 

En de bus schokte bij elke helling nog meer. 

En de temperatuur bleef stijgen. 

Het rook zelfs een beetje naar verbrand rubber, van de voetmatten, niet van de banden. 

En Pony lachte niet meer. Na elke bocht hoopte hij de top te zien. Maar neen, we zouden onze kelk leeg drinken tot op de bodem, de bodem van de hel. 

Ondertussen voelde je ook de angst en onzekerheid in de bus voort kruipen. Sommige mensen proberen hun angst kwijt te raken door het in de groep te gooien en zo iedereen te laten panikeren. De stadium waren we zelfs voorbij. Dat was al te vaak de vorige dagen gebeurd. 

En dat we sinds onze stop ook geen gsmverbinding meer hadden, hielp ook niet echt. Af en toe was er wel een tegenligger zodat we niet zomaar zonder spoor van de wereld konden verdwijnen. Maar toch. 

Sandra had wel nog iets slim gedaan. Toen we nog bereik hadden, had ze de Google Maps gedownload van de weg. Zo kon ze beter volgen hoe ver het nog zou zijn tot de top. Want zolang als de weg van links naar rechts kronkelde zou er nog geklommen worden waarschijnlijk. 

Nog vijftien kilometer. Tegen tien per uur. Das lang. 

Nog tien kilometer. Een klein uur later. 

Nog vijf. 

Nog vier. 

Nog twee. 

Boink Boink Boink. 

Was de weg tot nu nog redelijk, reden we ineens over bulten en door kuilen. 

Nog trager. 

En dan ... waren we boven. 

En kijk er was terug bereik. 

En kijk de weg begon te dalen. 

En kijkend busje begon terug vlotter te rijden en kraakte en kuchte niet meer.

Pony en Andres waren hard aan het bellen. 

We hoorden veel rap Spaans maar dat is geen deel van mijn dictionaire. 

Na een tien minute kwam het verdikt. 

We gingen tot aan de Panamericana rijden. Daar zouden we wachten op een vervangbus. Nu we terug in de bewoonde wereld waren, konden er oplossingen gevonden worden. 

De Panamericana was nog tien kilometer zei Sandra. 

Nog vijf. 

Nog een. 

Boink Boink Boink. 

Wat nu? 

Pony reed de snelweg niet op maar een slechte landweg. 

Wisten wij veel dat er aan het einde een mooie haciënda lag, een oud klooster, met een restaurant dat nog open was. 

In plaats van een uitgebreid diner in de Marriott was het een simpele soep en kip of vlees als hoofdgerecht. Maar dit smaakte ons tien keer meer. 

En dan was het wachten op de vervangbus. 

Pony lag heel de tijd onder zijn bus. Niet om te huilen maar om verder te zoeken naar de ziekte van het busje. Wat bleek, ergens onderweg was de motor zijn turbo verloren. En dus veel van zijn kracht. En omdat de turbo,door de uitlaatgassen wordt aangedreven, was het ook zo'n sauna in de bus. 

Na een half uurtje wachten was de vervangbus daar. 

Iedereen was opgelucht. 

Een keer op de Panamericana ben ik in slaap gevallen. De emotie was teveel voor mijn pluchen hartje. 

woensdag 16 november 2016

Dag 9 : het hoeft niet vrijdag de dertiende te zijn

Dag lieve pennenvrienden.

Na vier stukjes van onze kleine mag ik weer de pen ter poot nemen.

Maar ik ben allesbehalve blij. 

Ik heb verschillende keren de aaipad moeten afkuisen want deze blog heeft me diep geraakt.

Het is een verhaal van hypo's, ezels, hagel, regen, modder, nog meer modder, hitte. Een rit naar en door de hel en uiteindelijk verlossing in een oud klooster.

Het script voor een Hollywood blockbuster als je het mij vraagt met grote sterren van het Rambo gehalte. 

Maar ik heb al teveel verteld. 

De wekker kwam redelijk vroeg tot leven. Wegens een administratief en technisch probleem moesten mijn baasjes apart slapen. En wij hondjes ook natuurlijk. 

 Baasje 1 had alweer wat weinig geslapen maar met mijn baasje was het minder goed gesteld. Die was aan het rillen alsof het -20 was. Toegegeven, het was redelijk fris bij mama Hilda, op 3300 meter hoogte. Maar het was nog niet aan het vriezen. Mijn baasje had blijkbaar suikerproblemen. 

In tegenstelling tot andere plaatsen was het ontbijt hier redelijk eenvoudig. Met fruit en zo maar niet echt de suikerbronnen die mijn baasje nodig had om straks eerst vijfhonderd meter in een krater af te dalen, met twee honden op zijn rug, en dan er terug uit te klimmen op de rug van een ezel. Dankzij de gids geraakten we dan toch aan wat sandwich brood en ik dacht dat alles opgelost was. Zo kon ik me terug bezighouden met onze kleinste want die was weer heldendaden van plan. 

Maar zover zou het niet komen. Sloefie zou de kans niet krijgen. 

Enfin na het ontbijt werd ons busje de koer opgereden en alle valiezen gingen voor een allerlaatste keer in de koffer. Wel tien valiezen boven elkaar. Voor pony was dit het dagelijkse puzzelkwartiertje. 

En dan waren we weg richting vulkaan. 

Sloefie heeft me ooit een verhaal verteld van zijn eerste reis naar Amerika. Hij logeerde hoog op de rand van een vulkaan met schitterend weer, en plots zaten ze in de grootste sneeuwstorm die hij ooit had meegemaakt. 

Ik had goed naar de lucht gekeken. Op enkele wolkjes na zag het er perfect wandelweer uit. Ik ben geen meteoroloog. Is achteraf gebleken. 

De weg naar de vulkaan was op plaatsen nogal steil. En pony, de chauffeur, leek af en toe het busje zelf te willen naar boven sleuren. Want ons busje leek weinig zin te hebben. Alsof hij wat ziekjes was. 

Maar na vele bochten en hellingen kwamen we uiteindelijk aan de slagboom van het nationale park. Wij waren allemaal klaar voor de grote kraterafdaling. 

Allemaal?

Neen. 

Een niet. 

Mijn baasje was nog harder aan het bibberen dan vanmorgen. 

Een prik later wist hij al hoe laat het was. 

Hij had nog minder suikertjes dan bij het ontbijt. 

60 ipv 72. 

Oei oei oei. Zoals een goed waakhond betaamd weet zelfs ik dat dat helemaal niet goed is. 

Zelfs de grove middelen - suikertjes van druiven - leken totaal niet te werken. 

Toen iedereen gepakt en gezakt stond voor de afdaling, dan toch iets beter nieuws. Een nieuwe prik gaf 62. De daling was net op tijd gestopt. Maar nog altijd niet genoeg gestegen om te kunnen wandelen. 

En dus bleef mijn baasje achter, en wij ook. 

Mijn broer en ik hebben stilletjes gehuild. We hadden graag de Grote Afdaling gedaan. Als ijzersterke rashonden. 

Maar het mocht niet zijn. 

We bleven achter met de rugzakken en het ziek baasje. Die moesten we bewaken. 

Gelukkig zaten we wel in het zonnetje en konden tot helemaal beneden in de krater kijken. Iedereen die de krater in of uit wou, moest langs ons. Behalve de ezels. Gelukkig want die laten af en toe wel een windje en zo. 

En zo zaten we stilletjes te kijken naar wat er gebeurde. 

Beneden hadden we de ezeloplaadplaats gevonden en ook ons baasje Sandra. Na een half uurtje of zo kwamen de eerste drie mensen uit de groep terug naar boven. Ezels zijn ezels. En af en toe hebben die geen zin om voort te gaan. En dus stond iedereen stil tot een zoet woordje of een hard zweepje de ezel terug aan de wandel kreeg.

Dat zagen wij dus allemaal van onze troon. 

Ook de gids Andres hielden we in het oog want die ging niet met de ezel komen. Maar dat was dan ook een echte atleet. 

Na een veertig minuten kwam Andres hijgend en puffend inderdaad boven aan. Niet helemaal content met zijn tijd. Hij had het ooit in 25 minuten gedaan. 

Na een tijdje waren de eerste ezels ook bovengekomen. Voor de ezels was er geen trap maar een laatste steile helling om hun vrachtje boven af te laden. 

Tien munten later was ook de tweede lading toegekomen. 

Er vlogen nog een paar ezelpacks naar beneden. Er was zo te zien veel vraag naar ezels beneden. 

Er was meer aan de hand,maar dat wisten we nog niet. 

We zagen de lege ezels terug naar beneden vertrekken, richting ons baasje. 

Maar wat gebeurde daar?  Toen ze aan ons baasje waren, zetten de ezels het op een lopen. Waren ze bang?

Neen, ze bleven doorlopen tot aan de rand van het water. Want de krater was door de regen gedeeltelijk ondergelopen. 

Na een vijf minuten was de dorst gelest. Maar in plaats van mijn baasje mee te nemen namen ze drie andere mensen mee. 

Wat was er aan de hand?

We konden het niet vragen want de gsm werkte hier niet. 

En dus keken we uit naar de volgende groep afdalende ezels mee. Die waren niet gehaast. Maar een keer beneden, liepen die ook vanzelf naar het water. 

OK, dat verstonden we wel, het was warm en droog. 

En dan liepen ze naar ons baasje maar daar gebeurde verder niks. Geen vertrekkend baasje, geen vertrekkende mijnheer Didier. 

Help.

Ons baasje zit vast in een ondergelopen krater. 

En wij kunnen haar niet redden.

Awou Awou Awou. 

Om het nog erger te maken zagen we nu ook een grote witte wolk over de kraterrand kruipen, metertje per metertje. 

Waar kwamen die wolken vandaan?

Na een uurtje kwam dan toch Andres eens piepen waar de laatste groep bleef. Wij hadden goed nieuws. We hadden ons baasje net beneden zien vertrekken met de overige achterblijvers. 

Dat betekende nog zeker drie kwartier voor ze boven zouden zijn.

Maar ondertussen was de wolk nog verder over de rand gekropen en ... het begon te regenen. Wij hadden geen KW'tje mee. En moesten dus gaan schuilen onder een afdak.

Awou Awou Awou. 

Ons baasje had wel een KW'tje mee maar had het zo te zien niet aan want ze zag er nog altijd zeegroenappelblauw uit. 

Wanneer het wat minder regende gingen we effe piepen over de rand. De ezels deden traag hun stappen en het baasje kwam dichterbij. 

Maar de wolken waren sneller.

En wij moesten terug gaan schuilen. 

En dan stopte het met regenen. En begon het te hagelen. 

Awou Awou Awou. 

Als ons baasje dat maar heelhuids overleefde. 

Awou Awou Awou. 

Hatsjie. Snif. Hatsjie. Snif. 

Na bijna een uur waren de overblijvers eindelijk boven. Verkleumd, doornat, uitgeteld.

Wij waren opgelucht maar bezorgd want ons baasje heeft tere longetjes. 

En kou en hagel zijn niet fijn voor tere longetjes. 

Pony kwam aangestoven met de bus zodat we allemaal snel konden beginnen opdrogen en opwarmen. 

Onze kleinste was ondertussen flauw gevallen van emotie. Ik mocht dat niet schrijven van hem. Maar ik mag niet liegen. 

Kuch kuch. 

Ons busje kuchte en krochte ook op weg naar het hotel. Die leek ook verkouden of ziekjes te zijn. 

Iep.

We waren aan het hotel.

Hier was het hard aan het regenen, dus wij bleven waken in de bus en de mensen mochten gaan eten.

Tot hier het eerste deel van het vrijdagverslag. Er volgt nu een kleine pause. Je kan die gebruiken om een extra doos tissues of een keukenrol erbij te halen. Want als al dacht dat deel 1 een natte thriller was, dan is deel 2 dat in overtreffende trap.

De redactie. 

maandag 14 november 2016

Dag 8 : vulkaan in het water


Vandaag was het drug verhuisdag.

Dat is niet zo fijn voor ons hondjes. Want dan vliegt er vanalles door de kamer voor alles weer veilig op zijn plaats in valies of tas zit. 

Wij hondjes gaan dan veilig ver weg zitten maar toch niet te ver kwestie dat we niet vergeten worden. 

Want dat overleeft Sandra niet. 

Verhuizen dus. Weg van Riobamba. 

We Go North. 

Vandaag stond de eerste grote vulkaan op het programma, de Cotopaxi, letterlijk de hals van vuur. Een grote vulkaan, rond de 5500 meter hoog, die nog tot begin dit jaar regelmatig as en rook uitspuwde. Maar het is veilig blijkbaar, ook voor toeristen, zelfs als ze wat ademhalingsproblemen hebben. 

We zullen zien zie de uil.

Maar eerst moeten we er nog geraken natuurlijk.

We namen een bekende weg, de Panamericana, de weg die van Alaska tot in Vuurland loopt. In Ecuador is dit de ruggengraat van het verkeer. En lekker comfortabel. 

Net buiten Riobamba zijn we nog efkes gestopt. Niet voor een boompje maar om te proberen om een foto nog te nemen van de locale vulkaan, Chimborazo. Maar de weinige wolken die er waren hingen allemaal rond de top en dus hebben we maar halve foto's kunnen nemen. 

En dan gingen we voort. 

Naar het noorden. 

Maar dat was te simpel voor Andres. 

Plots draaiden we van de weg af om te stoppen in een stadje dat gekend is voor... ijskreem.

Njam, njam. Slobber. Slik. Mmmm. Lekker. 

Sandra en ik kozen voor cocossmaak, ter plaatse gemaakt.

Njma, njam.

Alhoewel, ik heb ze toch liever een beetje zachter maar met het zonnetje smolt de ijskreem redelijk snel.

Jippie, geen vlekken gemaakt. 

En dan bolden we verder of de panamericana. 

Spijtig genoeg volgende het zonnetje ons niet. 

En naarmate we dichter bij de vulkaan kwamen, werden de wolken donkerder en donkerder. 

Dat komt niet goed zei ik tegen broer. We bleven beter in de grote rugzak. Dat zweette wel wat maar je bleef tenminste droog. Redelijk droog.

En dan waren we er. Een monumentale Ingangspoort een beetje afgekeken van de Amerikaanse die ik vorig jaren gezien had. Maar dan groter en opzichtiger. Zuid-Amerikanen hé!

En dan gingen we verder naar de lava-asvelden. Sommigen waren vana begin dit jaar. 

Brrr. Ik mocht er niet aan denken wat we zouden moeten doen als de vulkaan boos wordt. Maar ja, dat is een taak voor Groote Broer,  Iet voor mij, Hihi. 

Boink, rammelderammel.

De asfalt was weg. 

Omdat de weg regelmatig kapot gaat door nieuwe lava, wordt de rest van de weg als een assenpiste gelaten, en dan rammelt ons busje hard. 

Dus rammelderammel. 

En zo kwamen we tot aan een klein meertje. Dat ligt op het oorspronkelijke Inca-pad. En in dit meer moesten de Inca!s zich wassen als ze naar de hoofdstad quito trokken. 

Wij gingen langs het meertje rondlopen op zoek naar wild. 

Om te fotograferen natuurlijk. 

Hier was veel te weinig zuurstof op jacht te gaan. 

Maar het begon te donderen toen we uit het busje kwamen en de rest van de groep wou niet wachten op wildfotografen, dus gingen we maar tot aan het halfweghuisje. We hebben door vogels gezien en kornijntjes en sporen van herten en vossen en zo (de kaka). 

En dan was het tijd om terug te lopen want de donder was terug en de regen volgden zijn spoor. En de vulkaan was verborgen in de mist. 

Vulkaan in het water gevallen dus. 

De moedige wandelaars kwamen met een nat pak of kawee-tje terug in de bus. 

En dan hotsten en botsten we verder tot net buiten het park tot aan een atypische hostel, quasi ontvoerde uit de Zwitserse of Oostenrijkse Alpen. Tijd voor lunch. Kippenfilet (typisch) met afzonderlijke champignonsaus (atypisch want eerste keer dat we saus kregen bij vlees). 

Het restaurant was bekend voor zijn prachtig zicht op de cotopaxi vulkaan. Maar door de laaghangende wolken was het zicht heel beperkt en dus ook redelijk nul. Donderdag werd dus eerder een pechdag.

Na de lunch hotsten en botsten we verder terug naar de hoofdingang en richting de volgende vulkaan.

Slapen en eten gingen we bij Mama Hilda, aan de voet van alweer een andere vulkaan, maar een gevaarlijke want onder zijn kratermeer rommelde het ook.

Maar dat is een verhaal voor een andere dag. 

zaterdag 12 november 2016

Dag 7 : onder de neus van de duivel

Dag allemaal,

Buenas Dias Noces Tardes.

Ik kan al heel wat Spaans spreken hé?

Dos cervesas por favor.

Yo soy Sloefie. 

Vandaag hoefden we niet al te vroeg op te staan. We bleven nog een dagje hier slapen. Veel tijd om te pakken hebben wij trouwens niet nodig. Zeker nu Sandra een lokaal gsmzakje gekocht heeft waar zowel grote broer als ik inpassen. Gekocht bij echte indianen. Het had wel iets groter mogen zijn eigenlijk feitelijk. Af en toe moet ik mijn broer wel een por geven want hij is veel groter (ik heb niet dikker gezegd hé) en ik wil ook wel eens kunnen ademen. Hij is ook regelmatig boos als ik met mijn oren in zijn ogen zit. Ik heb mooie grote oren, om goed te horen ( en slecht te luisteren ). We kibbelen wel veel maar dat moeten broers doen. 

Er wachtte ons een lange rit naar het zuiden vandaag. Terug tot boven de drieduizend meter. 

Onderweg was Sandra wat aan het foeteren want er kwamen geen mails binnen. 

Ik denk dat ze stiekem wou weten hou het met de ATMs was. 

Ik wil dat ook wel weten.

Komen er briefjes uit of kortingbons voor brekkies? Of voor lekkere zwanworstjes? 

Ha, en dan dachten ze dat ik niet meeluisterde tijdens al die vergaderingen. Wie denk je dat de verslagen s nachts mag uittikken voor een hongerloontje? Ha. Ik schrijf niet alleen blogs.

Wat ik ook nog graag zou weten is de tombolacode, zoals in de tekenfilms dat de briefjes in het rond vliegen en de mensen er als kippen achterlopen. Dat zou tof zijn op een 1 april. Of voor verborgen camera op tv. 

Tja, zo een lange busreizen, het brengt rare ideeën naar boven, of zou het van de hoogte zijn?

Ondertussen leek het landschap eerder op de hoge venen. Dor gras, naaldbomen, een beetje naar omhoog, een beetje naar beneden. Een beetje naar links, een beetje naar rechts. Jaren geleden had men hier eerst eucalyptus gepland en later naaldbomen. Maar de bomen konden de grond niet beschermen tegen de erosie en het kanton is nu gekend als de woestijn van Palmyra. De kantons errond zijn vol landbouw. 

Hihi. Ik heb net een rondje geworsteld met mijn grote broer. Over wie de volgende dagen de blog gaat schrijven. Ik heb gewonnen. Hihi. 

Ik weet wel dat mijn broer mij laat winnen. Maar ik ben toch gewonnen. Nem. 

Ondertussen waren we aan het station van de trein toegekomen. 

Ik wist niet dat er nog een trein reed in Ecuador. Zo zie je maar, zelfs ik kan nog bijleren. 

Het locomotiefje was nogal klein maar maakte lawaai als een grote en braakte af een toe een blauwzwarte dieselpluim uit. De wagonnetjes waren allemaal verschillend maar de ene leek al ouder dan de andere. Moesten we daar de berg af mee? Maar Steven stelde me gerust, de wagonnetjes waren allemaal recent nagekeken en mooi geschilderd inzet rood met het logo van de spoorwegen. 

Aan de voorkant van het station stond er ook nog een rare bus. Die had een houten koffer of zo achteraan. Ik wou dat eens gaan besnuffelen en tegelijkertijd een beentje opheffen, want ik moest nogal dringend, net als de echte mensen. Maar ik schrok mij een hoedje en plaste bijna op mijn broer. Het was geen bus want er zaten sporen en treinwielen onder. Asjemenou. 

Toen ook alle mensen hun beentje hadden opgeheven, was het tijd om aan boord te gaan. Mijn baasjes gingen een nieuw speelgoed uittesten. Een kleine camera die je ergens rond kan klemmen. Zo kunnen we tijdens de wintermaanden nog eens naar de filmpjes kijken, als we het te koud hebben of eens willen bibberen van de schrik. 

De trein zat goed vol. Enkel de laatste wagon, een echt oudje was leeg. 

Waarom toch komen al die mensen naar hier, wouden we weten. 

Wel om een bombastisch h Ecuadoraans verhaal kort te maken ... om Ecuador te moderniseren, begon een president met de aanleg van een spoorweg van de zee naar de hoofdstad. Maar hij had een probleem. Hoe ze ook zochten, ze vonden geen plaats om van de laagvlakte naar de hoogvlakte. Uiteindelijk kwam een schotse ingenieur met de oplossing ... een zigzag-spoorweg. Dan rijdt de trein een beetje heen-en-weer tot hij boven is. Bij elke heen of weer kan de trein wat meters klimmen. Die oplossing is niet uniek maar hier in Ecuador is het spoor aangelegd op wat  nu de "neus van de duivel" wordt genoemd, een steile rotswand die de scheiding vormt tussen twee diepe valleien. En de spoorweg was al tot boven in de rechtse vallei aangekomen. Wat heeft de duivel er mee te maken. Oorspronkelijk had de berg het uitzicht van een slangenkop, toch volgens de arbeiders uit Jamaica, maar er stierven meer dan 2000 arbeiders aan malaria dat ze er de duivel aanhaalden. 

Viola. Tijdens al die uitleg waren we al tientallen meters gedaald en kregen we in de verte de rest van de spoorlijn al te zien. 

Kedeng, kedeng, kedeng. Iek. Boink. (We waren aan het eerste keerpunt)

Kedeng, Kedeng, Kedeng. Iek. Boink. (We waren aan het tweede keerpunt)

Kedeng, Kedeng, Kedeng. Iek. Buenas Tardes. (We waren aan het eindstation waar een dansgroep ons opwachtte)

Kedeng, Kedeng, Kedeng. Iek. Boink. (We waren aan het uitzichtpunt, dat dus voorbij het eindstation lag)

Samen met mijn broer heb ik mee op de groepsfoto onderdaan deneus van de duivel gestaan. Jippie. Er stond ook een lokale cowboy om zich te laten fotograferen. En dan was het tijd om terug naar het eindstation te rijden. Hoogtijd om te eten. Niet alleen voor ons. 

De trein reed dus een vierhonderd meter terug tot op een oude metalen brug en het stationnetje. Daar waren vaste trappen voorzien zodat iedereen met slechte of korte beentjes makkelijk van de trein kan. Oef. Zo kon ik tenminste ook wat beentjes scharrelen.

Auw, Auw, Auw. 

Andres had ons gewaarschuwd maar wij wisten beter ... Er waren zandvliegjes in het zand rond het station, en die hadden ook honger. Nog meer dan wij. 

Auw Auw Auw. 

Wij zaten allemaal vol met kleine Dracula's. 

Ik voelde me leeggezogen. En mijn baasje ook. 

Ik ben vlug in de fotozak gedoken maar het was te laat. Ik had prijs. Ik wil niet meer met de tjoektjoek mee. 

Auw Auw Auw. 

Ondertussen waren d lokale dansers hun voorstelling begonnen. Veel aiaiai en gedraai en geklap. Geen spek voor mijn bek. Ik was mijn beten aan het likken. Het jeukte overal. Als laatste nummertje mocht iedereen meedansen. Ikke niet. Ik had mijn vier poten nodig om te krabben. 

En dan werd de machinist ongeduldig en moesten we terug aan boord. Voor de reis naar omhoog. 

Dat ging wat trager vooruit. 

Terug in het station moesten er weer mensen een boompje zoeken. En dan was het tijd voor een picknick. Hopelijk op een plaats zonder vliegjes. Dat had Andres ook gevonden. Maar ondertussen was het weer omgeslagen en zaten we bovenop een hoge berg in de kou en de wind. Brrr. Gelukkig was het voor de vliegjes ook te kou. 

Iedereen was blij om terug naar het hotel te rijden. Er werd wat afgesnurkt. 

We stopten nog aan het enige meer in de omgeving maar dat was maar een leeg pretpark met veel wind dus niet echt tof. Een honderd meter verder stopten we bij het oudste kerkje van Ecuador, opgericht door de Spanjaarden omdat ze daar de laatste inca-koning hadden gevangengenomen. 

Maar ik was niet geïnteresseerd. Alles jeukte..

Zelfs als we nog eens gingen proeven bij een oud vrouwtje langs de weg met een vlees en koekenkraampje. Met geroosterde cavia. Niet geïnteresseerd. Alles jeuk. 

Jeuk. Krab.

Jeuk. Krab.

Jeuk. Krab.

Zzzz.