dinsdag 11 november 2014

Dag 21 – we zien ze dan toch vliegen

Nadat we gisteren bij een tweede poging dan toch onze geplande wandeling konden doen, gingen we vandaag in tweede zit ook proberen om het vogelreservaat te doen. De wandeling langs de Na’Pali kust hebben we wel geschrapt. En als de zon meezat, dan werd het vannamiddag dus nog wat bakken en braden aan de poel.

Het ontbijt mocht dus redelijk licht zijn vandaag, want veel zware arbeid gingen we helemaal niet doen.

De rit naar de noordkaap ging vlot. Na een drie kwartier waren we al ter plaatse. En jipie de poort stond nu wel open. Meer nog Tuut moest zelfs mee naar binnen. En nog een verrassing, omdat we al een kaart van de nationale parken hadden, mochten we zelfs gratis binnen. Jiha. Dat gebeurt ook niet vaak.

Op de parking liepen enkele Nene’s rond. En dan moet je oppassen want die ganzen – eigenlijk Canadese ganzen die hier ooit verdwaald zijn – zijn beschermd in Hawaii. En ze gedragen zich er ook naar.

Langs het pad naar de lichttoren zat was ook een broedplaats van een speciale vogel. Die graaft zijn nest zoals een konijn zijn hol graaft, tot een meter onder de grond. En er zat inderdaad een jong in maar dat kon je natuurlijk niet zien.

De vuurtoren zelf was mooi gerestaureerd en in ’t wit geschilderd, maar we mochten er wel niet op. Ook de lens – een vierdubbele Fresnel-lens – was blijkbaar mooi gerestaureerd.

Wat er wel niet echt veel te zien was ... de vogels. Af en toe kwam er wel een aalscholver of een fregatvogel overvliegen maar het merendeel zat gewoon op zijn gemak langs een van de twee inhammen aan de vuurtoren.

En dus na een tijdje besloten we maar om naar het hotel terug te keren. We hadden het wel gezien hier.

En gelukkig was de zon niet achter de wolken gekropen en zo konden we nog een stuk van de namiddag in het zonnetje liggen.

En ’s avonds werd de valies klaar gemaakt want ... we gingen nog eens met het vliegtuig op reis. Een laatste eilandsprong.

Tot morgen.

Dag 20 – en we geven niet op

Gisteren waren we zo een beetje met onze staart tussen onze boten afgedropen richting ons hotel. De regen had ons zover gekregen dat we geen zin meer hadden om te blijven wachten tot het terug opklaarde.

En dus was vanmorgen niet de vraag wat we gingen doen maar wat het weer ging doen. Het moest vandaag dus heel de dag goed weer zijn. Hm. Weermannen en vrouwen in een toeristische regio, vaak optimistisch.

Maar kom, de beslissing was gevallen. We keerden terug. Naar de Canyon. Om de wandeling die ons afgesnoept was toch te maken. Want zo gemakkelijk laten we ons niet doen. Gr. Ik had trouwens niet veel keuze. Sloefie zou me er wel elke dag aan herinneren dat ik bang was van wat water.

Het ontbijt was zoals anders. Geen eitje geofferd aan de Arme Klaren om goed weer te krijgen. Die kennen ze hier niet. Gewoon een stevig ontbijt. Zonder wafels. Snif.

Was het omdat het woensdag was, maar het verkeer was heel wat drukker onderweg. En op verschillende plaatsen waren ze gaten aan het boren in de weg. Misschien op zoek naar olie. In elk geval lekker veel file voor we ter plaatse waren. En we kozen ervoor om de omgekeerde route van gisteren te rijden. Want we hadden door de regen nog wat uitkijkpunten gemist.

Na wat stoppen en starten kwamen we uiteindelijk rond 12 uur aan het grote uitkijkpunt vanwaar de wandeling vertrok. En we vonden gelukkig dadelijk plaats voor tuut en Minneke, zodat we ons daar geen zorgen hoefden over te maken.





We zagen ook de eerste wandelaars terugkomen. En we zagen dadelijk wat we vergeten waren mee te brengen. Ikke was vergeten mijn lieslaarzen mee te brengen want er waren mensen met modder tot op hun rug – ja dus ook met een k* vol modder – en Steven was een stevige wandelstok vergeten meebrengen. Hm. Dat werd waarschijnlijk een wasbelevenis vanavond.


Maar genoeg gezeverd het pad op. Eerst liep het pad redelijk stilletjes naar beneden. Er was hier en daar een plasje water of modder maar niets om je ongerust over te maken. En dan. Eens je dacht dat het toch niet zo erg zou zijn ... Paf. Een modderglijbaan naar beneden over een tien meter. Oeioeioei.
Het wandelen ging dus helemaal niet meer zo vlot en de wandelaars begonnen stilaan in groepjes aan elkaar te klitten van de modder. Zo hoopte je de slippertjes van anderen te zien en zelf te vermijden.

Dat lukte niet altijd.

Na de overtocht van een van de kleine riviertjes – over grote ronde stenen – kwam dan het moment suprême ... een tien meter lang modderstuk nogal steil naar omhoog. De planten langs het pad waren al hun blaadjes en merendeel van hun takjes al kwijt van mensen die – tevergeefs – probeerden recht te blijven op deze glijbaan. Wij kwamen er zonder al te veel problemen door – maar we moesten wel langs daar opnieuw terug, dus niet te vroeg juichen.


Toen we door het bijhorende bosje door waren, zaten we plots aan het einde van een weg, een 4x4 weg maar toch een weg. Hadden we dat geweten. :)

Hier liep ook een tweede pad tot bovenop een klif met een mooi zicht van de vallei. Dus om even uit te rusten, deden we eerst dit pad. Het was maar een halve kilometer lang en het liep redelijk vlak.

Dan deden we verder aan het hoofdpad. Er waren nog een paar steile stukken maar er was veel minder modder. Dus het ging redelijk goed vooruit. Uiteindelijk kwamen we na meer dan een uur wandelen op het eerste stukje richel die we van het uitzichtspunt gezien hadden. Nu was het niet ver meer tot de waterval.


En na een klein kwartier stonden we dan aan de Waipoo waterval. En we waren niet alleen. Er waren zelfs enkele ijsberen die in het koude water van de bovenste waterval aan het zwemmen waren. Ook al was dat ten strengste verboden – en ook heel dom – want het water kwam van heel hoog in de vallei en je kan hier niet weten of het daarboven aan het gieten is.

Enfin. Er was geen stormvloed te horen dus gingen we nog even verder tot bovenop de tweede waterval. Maar niet te lang. Je weet maar nooit. Wanneer we omhoog klommen naar het pad passeerden we trouwens een kruis voor iemand die hier enkele jaren verongelukt was. Slik. Snif.

Het was ondertussen al richting twee uur aan het gaan. En dus hebben we ons gemakkelijk gezet en onze bokes opgegeten en ons water opgedronken. Zo konden we goed uitgerust en voorbereid aan de terugtocht beginnen.

Het eerste stuk ging gezapig omhoog. Dus dat viel mee. Maar een keer we het riviertje en de weg voorbij waren. Oeioeioei. Dat deed pijn. In het opgaan hadden we maar een slippertje gemaakt maar nu ... Pff. Ik ben maar extra diep in de draagzak gekropen om toch maar niet vuil te worden. En op het extra-modderig was het dan zover. We probeerden langs de rand van het gras te lopen maar dat lag er ook nat bij en dus ... zwiep ... pootjes zonder houvast en dan moeten de pollekes maar het werk doen. Dat werd straks dus wassen. Ik bleef gelukkig proper.

Na die zwieper kwamen we gelukkig op het minder steile stuk. Daar was de kans minder groot om een zwieper te maken. En zo stonden we tegen drie uur alweer met bemodderde poten op de asfalt van de parking. Een eerste stukje modder werd in een beekje weggewassen. De rest was voor vanavond.

Een beetje verder was er nog een wandelpad. Dat liep tot een uitkijkpunt boven de Na’Pali kust – zie gisteren – maar we vonden het welletjes vandaag en lieten tuut en Minneke ons naar het hotel brengen. En daar scheen de zon. En dus gingen we nog wat in het broebelbad en in de zon zitten.

Tot de volgende keer!

maandag 10 november 2014

Dag 19 – nog meer nattigheid

Dag allemaal. Gisteren was dus wat in het water gevallen. Hopelijk werd het vandaag beter.

Alleszins tijdens het ontbijt was de zon al hard aan het schijnen. Er was dus hoop.

Vandaag gingen we naar een grote canyon, de Waimea Vallei, ook wel de Grand Canyon van de Pacific genoemd. Maar ja, je kent Amerikanen he. Altijd overdrijven.

Geen omelet vandaag maar wel lekkere patatjes met spek en eieren. Hmm. Enkel boontjes ontbraken om er een volledig ontbijt van te maken, maar naar het schijnt moet ik mijn lijn beginnen letten. De rugzak begint zwaar te wegen wanneer ik er in zit. Hihi.

In feite is de Waimea Canyon nog geen twintig kilometer verder dan waar we gisteren in de modder moesten omkeren. Maar toch moesten we volledig de andere kant uitrijden want de vallei loopt naar het westen en dus kan je er maar inrijden vanuit het uiterste westen van het eiland.

Maar Minneke kende de weg en onze tuut was goed uitgerust na gisteren. Dus na anderhalf uur rijden konden we kiezen tussen twee wegen om de vallei in te rijden, de Waimea Canyon Road en de Kokee Road. Het werd de tweede. Het maakte niet uit want uiteindelijk liepen de twee wegen in elkaar en de weg liep uiteindelijk toch dood.


Het zonnetje was ondertussen nog altijd goed aan het schijnen. Misschien had ik toch maar een omelet moeten vragen vanmorgen. Enfin. Bij elk uitkijkpunt werd Tuut efkes aan de kant gezet en werden er foto’s genomen. We passeerden 1000 voet, 2000 voet, 3000 voet. Zoveel voeten. Hoeveel pootjes zou dat zijn? Eens de twee wegen samenliepen was er wel wat meer volk op de been. Op de parkings moest je al eens geduld hebben tot er iemand met de wagen wegreed, zodat we plaats hadden om te parkeren.


Bij de tweede parking hebben we samen beslist om straks de Canyon Trail te doen. Die deed Steven wat denken aan een van de wandelingen in Bryce Canyon. Maar dat was voor straks. Eerst wilden we de weg helemaal tot het laatste uitkijkpunt doen. Een beslissing met belangrijke gevolgen zou later blijken.

Verderop werd het wel een beetje gek. We zagen langs de kant van de weg namelijk bordjes staan van de NASA en Navy! En dan ook een grote witte ballon die tussen de bomen stond met een bordje van de USAF. Bleek dat boven de zee proeven gedaan worden met raketten en de radars om dat in het oog te houden.

Maar de weg was nog niet gedaan bij de militairen. Er waren nog twee andere uitkijkpunten. Alleen zag je hier niet de Waimea Canyon maar de achterkant. En die liep helemaal tot in de zee, tot aan het westelijk uiteinde van Na’Pali kust. Gisteren waren we aan de oostelijke kant.





Wat het uitzicht zo spectaculair maakt op deze uitkijkpunten is dat de steile hellingen de wolken naar boven stuwen en dat het weer hier dus heel snel kan veranderen. En dat is ook wat wij voor hadden. En als wolken snel stijgen dan ... willen ze hun water kwijt. En eerst was het maar motregen. Daar kan ik zelfs tegen. Maar na een tien minuten was het geen motregen meer. Dus gingen we eerste naar Tuut terug om onze bokes op te eten.


Maar het weer werd er niet beter op. En wanneer de bokes op waren, zat er niks anders op dan af te dalen. Van de geplande wandeling kwam niets in huis. Hoe lager we kwamen, des te harder was het aan het regenen.

En zo viel ook onze dinsdag in het water.

Hopelijk wordt het morgen beter weer.

Tot morgen.

Dag 18 – een maandag in het water gevallen

Dag allemaal. Gisteren was het allemaal heel 007 met mijn eerste helikoptervlucht door tropisch Hollywood. Indiana Jones, Jurassic Park, Blue Lagoon, ... Allemaal opgenomen op Kauai.
Vandaag gingen we het wat eenvoudiger en minder gevaarlijk houden.

Eerst het belangrijkste moment van de dag, na het wakker worden, het ontbijt. Want hier zijn terug gevulde omeletjes te krijgen. En dus moesten we dat vandaag wel opnieuw proberen. Hmm. De vulkaanomelet was lekkerder, of had ik dat al gezegd?

Vandaag omelet, dus dat betekende wandelen vandaag.

Vandaag reden we naar de noordkust van Kauai, naar het meest noordelijke punt van Hawaii (waar mensen wonen tenminste). Want op dat noordelijkste punt ligt ook een groot vogelreservaat. We gingen dus vogeltjes kijken.

Uiteindelijk is Kauai niet zo groot als eiland. Op een halfuurtje waren we ter plaatse. We vonden een plaatsje voor tuut. We hadden onze 5 dollar al klaar om binnen te mogen. Maar er was een probleem. Er was een poort. En die was dicht. En die ging dicht blijven. Neen. Ze waren hier niet aan het staken. Het was maandag. En het park viel niet onder de Park Service maar onder het ministerie van landbouw. En die doen niet open op maandag.

Boehoehoe. Geen vogels te zien. Boehoehoe.

Er zat dus niets anders op dan tuut terug op te zoeken. En te vertrekken naar de volgende afspraak van de dag. We gingen naar het Ke’e strand en naar het Kalaiau pad. Allebei liggen aan het einde van de wereld, of toch minstens aan het einde van de HI-560. Verder kan je niet rijden want hier begint de Na’Pali kust van Kauai, 20 kilometer onherbergzame rotsflanken die bijna loodrecht in het water storten.

De afstanden zijn hier niet groot maar de wegen zijn niet altijd breed. Het duurde toch een klein uurtje voor we aan het einde van de weg waren. Het laatste stuk was zelfs een beetje moeilijk om te rijden. De vorige nachten had het hard geregend en verschillende beekjes waren kleine riviertjes geworden. En ze liepen gewoon over straat in plaats van door de buizen onder de straat.

Ook de parking stond een beetje onder water en het laatste stuk van de weg moesten we te poot lopen. Door orkaan Ana was er hier nogal wat schade en er waren stukken rots die moesten verwijderd worden omdat ze konden naar beneden rollen.

Ke’e Beach is een mooi strandje. Er was in feite wel wat volk, maar niet voor lang want er was onweer op komst. Wij gingen dus wandelen. Eerst volgden we een pad net echter de kust maar na een tijdje was het pad een grote modderpoel.

En dus zat er nets anders op terug te keren naar het beginpunt. Vanaf het strand konden we ook een tweede pad nemen dat hoger liep boven de kust. Maar na 100 meter konden we al terug. Het begon te onweren.

Er zat dus niets anders op dan terug te keren naar tuut.

En dan besloten we om toch maar terug naar het hotel te gaan.

Onze maandag was in het water gevallen.

Hopelijk morgen beter.

Tot morgen.

vrijdag 7 november 2014

Dag 17 – In een vliegmachien

Dag allemaal.

Dag 2 op Kauai. De begon in feite al gisteren met – alweer – een telefoontje van een reisorganisator. Ai. Toch niet afgesteld? Neen. Uitgesteld.

Vandaag gaan we de lucht in met een grote koffiemolen. Jipie. Dat heb ik nog niet gedaan.

Maar eerst de belangrijke dingen. Het ontbijt. Ik ging dadelijk al eens snuffelen of er wafels te versieren waren? Neen. Er was wel een rare soort toast, precies gebakken in eiwit. Brr. Geen wafels. Maar er waren wel worstjes en spek. Veel spek. Mmm. En er was ook omelet. Mmm. Spijtig van de wafels.

Allez we moesten wel niet te veel zitten babbelen want om kwart voor acht moesten we wel klaar zijn voor het busje.

En dat was er stipt op tijd. Een goed begin dus. De madam aan het stuur was wel een babbelkont. De rit was maar vijftien minuten maar ze heeft geen moment stilgestaan, niet haar busje en niet haar mond. Hihi. En dan wist ze alleens nog niet dat ik ook meeging aan boord.

Eens binnen in het bureautje van de vliegenier een mogelijk ernstig moment ... de weegschaal en het verdikt was ... 184 pond. He waarom geen kilogram. Maar steven moest dus in het midden zitten. De rugzak moest in het kantoor blijven, dus ben ik maar stilletjes in een van de zakken van de broek gekropen. Dit wou ik in geen geval missen.

Eerst krijgen we nog een uitleg over het vliegen, we krijgen een zwemzakje voor het geval we in het water vallen, en we krijgen een nummer van instappen.

En dan zijn we weg naar het vliegveld. Brr. Ik was niet bang hoor. Ik wist alleen niet wat te verwachten. Na een paar minuten draaiden we dan een veld op met een vijftal rare grasmachines. Het maaimes is boven het grasmachien in plaats van eronder. Raar. Ah, dat zijn dus helikopters.

Na nog een debriefing zijn we klaar om in te stappen. Wij zijn nummer 3. Hopelijk kan ik iets zien. Na een paar minuutjes begon dat machien te gillen en te beven. Heeft het een kat gezien? Neen. De maaier bovenop het dak begint te draaien. Dat is normaal blijkbaar. En dan hingen we in de lucht. Zo maar floep. Geen aanloop of zo. Oh. Tof.

We begonnen dadelijk met oorlogsmuziek of zoiets. Raiders of the Lost Ark blijkbaar. Want dat was gedeeltelijk hier opgenomen. Het was blijkbaar wel niet zo gemakkelijk vliegen want er waren veel wolken en nogal wat regen. Maar zo kregen we wel een aantal mooie watervallen te zien die je normaliter niet ziet. Af en toe werden we ook goed door elkaar geschud. Dat was wanneer we van een vallei in de volgende vlogen.




In het tweede stuk was het nog moeilijker vliegen want er was alweer meer regen en van de toren moesten we terugkomen want er kwamen ook nog windstoten. Maar dan verbeterde het weer beter en konden we toch nog een laatste mooie waterval zien.

Het landen was ook een beetje moeilijk want de wind blies ons altijd terug weg van de parking. Maar eindelijk stonden we dan toch stil. En omdat er toch niet dadelijk terug gevlogen mocht worden, was er ook nog een fotoke met mij en dat vliegend koffiemachien.


Nadat we teruggebracht waren in het hotel, hebben we samen besloten om de twee watervallen dichtbij te bezoeken eens het weer wat beter was. En dus tegen de middag waren we met de nieuwe tuut op stap.





Na de watervallen gingen we ook nog eens tot op het strand waar toch weer grote golven aankwamen. Allez toch voor mij. Voor echte Hawaïanen was dit maar klein grut blijkbaar.


Dat was onze zondag.

Tot morgen.

Dag 16 – Eiland nummer 4

Vanmorgen was het weer eens vroeg opstaan. Er wachtte alweer een vliegtuig op ons. Pff. Dat begint stilaan toch in mijn botten te kruipen hoor. Pakken en verhuizen. Pff.

Op Maui zaten we trouwens niet op 5 minuten van het vliegveld. Bijna elke dag zijn we langs de kust van West-Maui naar centraal- of Oost-Maui gereden en vanmorgen is het de laatste keer voor deze keer. Snif. We zitten trouwens in de ochtendfile. Niet zo erg als in Brussel hoor.

En onze tuut heeft ook nog eens dorst. Die moet sowieso zijn tankje terug vol krijgen. Dat doen we trouwens net buiten het vliegveld omdat we daar dachten de goedkoopste stations te vinden. Nou, nou. Maui is een stuk duurder dan Big Island.

Uiteindelijk waren we om 7 uur bij Alamo terug, het autoverhuurbedrijf. Minneke moest nog weggestopt worden in de valies en dan konden we direct op het busje naar de luchthaven. We hadden in feite ook kunnen wandelen want het was nog geen 500 meter maar dit was veiliger naar het schijnt.

Bij Hawaiian moeten we alweer bij een robot inchecken. En de security check is alweer anders dan de vorige luchthavens. Maar ik geraakte toch alweer door de inspectie. Wel maar op het nippertje want de rugzak is zeker vier keer terug door de machine gegaan. Na de controle zag ik er waarschijnlijk stralend uit van al die straling.

Als beloning kreeg ik dan een lekker melkske bij Mevrouw S*b*. Dat smaakte. En je wordt er ook wakker van. Eindelijk was het was al bijna 8 uur.

Na het melkje was het tijd om te wachten op het vliegtuig. IN het begin leek het of we alleen op het vliegtuig zouden zitten. Maar toen het tijd was om aan boord te gaan ... Mannekes, wat een hoop volk stond daar aan te schuiven. Ik kon mijn extra plaatsje aan boord wel vergeten. Snif.

Over de vlucht was niet veel te vertellen. Ik zat in de valies en kon dus niets zien. Snif.

En na een klein uurtje stonden we alweer aan de grond. Het was lekker warm in Lihue, Kauai. Het oudste, bewoonde eiland van Hawaii. Het was wel wat wachten op de valiezen. Die waren precies met de boot gekomen i.p.v. met het vliegtuig.

Enfin, niet gezaagd, na een tijdje was de valies er en de vier wieltjes waren er nog altijd aan. Jipie. We konden een nieuwe tuut gaan zoeken. Het Alamo busje was net weg dus we moesten nog wat langer wachten. Voor het eerst stonden we echt in de file voor tuut. Het was hier dus nog meer een toeristeneiland dan Maui. Oei.

Na een tijdje hadden we dan toch onze sleuteltjes vast. Het werd een Koreaan. Een Hyundai. Alhoewel de Chevy was ook in feite een Koreaan. Maar we gaan niet moeilijk doen. Wel grappig: op de reservatie staat Toyota Corolla of gelijkwaardig. En wat zie je niet op de parking staan? Juist. Een Toyota Corolla.

Na de tuut gingen we eerst wat winkelen. In blijkbaar de grootste shopping mall buiten Honolulu. Het is niet dat we graag gaan shoppen maar we wilden ook niet te vroeg in het hotel zijn, want dan was de kamer waarschijnlijk nog niet klaar.

Enfin, na een natje en een droogje en wat winkeltjes zijn we dan toch maar doorgereden naar het hotel. Dat was maar een 10 mijl ver. Wel raar. Waar we reden was alles afgezet met verkeerskegels alsof de ronde van Frankrijk hier ging passeren. Later hoorden we dat ze dat elke dag doen om de file van de oostkust richting Lihue te verminderen door tijdelijk twee rijvakken in de ochtend richting stad en dan 2 rijvakken in de avond richting kust. Maar het was wel raar en de chauffeur moest extra goed opletten.

Het hotel was heel groot. Alles afgewerkt met zwaar donker hout. Ha. Daar kon ik eens mijn pootje tegen opheffen zie. Wanneer niemand kijkt natuurlijk.

Nadat we de kamer geïnspecteerd hadden zijn we op ons gemakje nog naar het zeetje geweest een beetje verderop en we hebben wat genoten van de zon en vooral van de wind.

En dan was het tijd om te bloggen. En wat te zappen.

Tot Morgen Allemaal.

dinsdag 4 november 2014

Dag 15 – Vrijdag, wasdag

Dag allemaal.

Vandaag was niet echt een typische verlofdag. De titel zegt al veel in feite.

Oorspronkelijk gingen we vandaag om 6 uur – ja ja – opstaan. Om dan na een frisse douche en een snel ontbijt ter vertrekken naar de lobby van het hotel. Daar zou een busje ons oppikken om met de fiets de vulkaan van gisteren af te rijden. Dat is lekker niet vermoeiend want er zijn alleen maar stukken bergaf.

Maar het mocht niet zijn. Gisteren kregen we namelijk een telefoontje dat we niet mee konden want de rit was afgelast. Snif. We mochten wel mee om 3 uur ’s morgens voor de zonsondergang maar ja, dat hadden we al gedaan.

Plan B was om naar de noordwest kant van het eiland te rijden maar vannacht had het heel hard geregend en bijna 60 kilometer van de baan was heel smal en gemakkelijk versperd door vliegende stenen. Plan B was dus geen goed idee voor de laatste dag op het eiland.

Dus voor vandaag was het plan D. En dat begon met wassen en plassen ... en drogen en strijken.

Dat is natuurlijk niets voor een waakhond zoals ik. In plaats daarvan ging ik stoer op de terrastafel zitten en probeerde alle rondhuppelende vogels schrik aan te jagen – het was toch Halloween. Maar ze zijn hier blijkbaar wel het een en het ander gewoon. Ze reageerden gewoon niet op mijn geblaf. Pff. Verwende vogels.

Na een tijdje was het wassen en strijken dan toch gedaan. Het zonnetje was er intussen ook doorgekomen en dus kozen we er voor om nog wat te zonnen aan ons zwembad.

Rond een uur of twee zijn we dan toch naar Lahaina vertrokken. We gingen nog eens een bezoek brengen aan een TexMex en nog wat fotookes trekken van het stadje en vooral van de grote boom want dat waren jullie twee jaar geleden wel vergeten he.

Na een vijftal minuten rondrijden vonden we dan toch een parkeerplaats waar we 3 uur gratis tuut mochten achterlaten. Dat is zo al niet makkelijk maar vandaag helemaal moeilijk want de Front Street moest leeg zijn om 3 uur voor een parade? Oei. Waarom zou dat zijn? Het is toch nog geen carnaval?


Nu tuut en Minneke veilig geparkeerd waren, gingen we eerst een paar kleine musea bezoeken. En binnen was het ook wat koeler dan buiten. Pff. Want het was wel warm hoor, nu dat alle wolken verder over zee getrokken waren.

Zo leerde ik wat bij over de eerste mensen die hier kwamen – van de Markiezen Eilanden. Dat ze heel verbonden waren met de natuur. Dat ze heel veel vochten. En dat zoals overal koningen en priesters het mooie leven hadden en de gewone duts al het werk mocht doen. Totdat de blanken kwamen en alles een beetje veel om zeep hielpen. Tja.

Daarna liepen we wat langs Front Street. Overal winkeltjes om toeristen te vangen met allerlei prutsen. Soms kunst. Soms Kunst. (tussen haakjes, Sandra, die klerenwinkel was er niet meer).


En zo kwamen we, heel toevallig, aan ons TexMex cafeetje. En we bestelden onze gewone eterij. Ik kreeg de IJsthee en Steven de Pepsi Light, voor een keer met ijs want het was warm. En of dat gesmaakt heeft. Het was daarna wel wat moeilijker om op mijn pootjes te blijven staan. Op een bepaald moment dacht ik er acht te hebben maar dat was omdat ik me mistelde.

We waren ook nog net op tijd om nog onze shooters te kopen in de winkel, want die ging extra vroeg dicht...


Voor de Halloween parade die hier aan de deur ging beginnen. Dus snel onze ijsthee en cola opgedronken en naar buiten om wat te gaan filmen. Om eerlijk te zijn, veel geblaat maar weinig wol. Er was een politicus die wou herkozen worden, twee wagens van de brandweer die hun sirene eens mochten opzetten, wat oude auto’s gesponsord door de Rotary Club en de band van de lokale school. Daarvoor zoveel lawaai?

De parade was om de mensen naar de kade te brengen waar een competitie was voor het mooiste griezelwezen van de stad. Er ware toch veel griezels die tussen het publiek liepen?


Ja. Dat is waar. Maar ik had geen schrik van die griezels hoor. Die maakten teveel plezier om echt te zijn. Moesten het nu scouts geweest zijn, dan wel. Allez toch volgens de nieuwste Vlaamse Filmkes.


Zo tegen 7 uur waren we terug in het hotel. Nog een avondje tv kijken en ondertussen de laatste dingen in de valies stoppen. Morgen was het terug op om 6. Gingen we voor de laatste keer langs de kust van Maui rijden. We zijn over halfweg.

Tot morgen.

maandag 3 november 2014

Dag 14 – Nachtelijke operaties

Snooor pffff, snooor pffff.

AAAAaaaaaaaaaaaaaaaaa

Ah. Oei. Ik was in slaap gevallen. Op het toetsenbord. Oei.
Sorry, maar ik heb vannacht wat weinig geslapen. De wekker is namelijk om 2 uur afgegaan. Niet per ongeluk. Maar omdat we moesten opstaan. Want er kwam een busje ons ophalen.

Vorige week, op het vorige eiland, waren we naar de zonsondergang gaan kijken en naar de sterren. Nu gingen we het zelfde doen maar omgekeerd. Allez gedeeltelijk toch. We gingen naar een zonsopgang kijken. En daar moet je heel vroeg voor opstaan. Want de zon is hier op om 6 uur en het is lang rijden, naar de top van de vulkaan.

En dus liep de wekker af om 2 uur.

Een stevige douche om iedereen wakker te maken, de laatste dingen voor de rugzak zoals batterijen en we waren klaar. We hadden zelfs speciaal thermisch ondergoed mee om toch warm te kunnen blijven. Vorige week is dat maar net gelukt, wel was die 1000 meter hoger.

Tegen kwart voor drie zaten we samen op het bankje buiten aan de lobby, wachtend op het busje. Het was buiten lekker warm, zeker 25 graden. En er twinkelden sterretjes boven ons hoofd. Dus hopelijk een wolkeloze zonsopgang.

Met een tien minuten vertraging reed het busje van Glen de parking op. Het zat al goed vol met slaperige mensen. Nog een stop bij de Sheraton en we konden op weg naar de top van Haleakala. Alleen waren de laatste twee mensen niet op de afspraak. De Sheraton had twee lobbies – sjiek hotel – en dus reden we een paar keer tussen beide heen en weer – he dit is Amerika – en dan waren we weg. Pech voor hen.


Na anderhalf uur rijden, stonden we aan de poort van het nationaal park. En al stelde de chauffeur ons gerust dat we goed op tijd waren, het was toch een serieuze file om binnen te mogen. Buiten was het nog altijd pikdonker dus veel kon ik niet zien. Hopelijk komen er straks geen wolken zodat we toch iets zien.

Uiteindelijk waren we boven rond kwart na vijf. En koud dat het was. Brr. Ik kroop snel terug in de rugzak, ik wou zelfs niet in het buitenzakje zitten. Pfff na twee minuten waren mijn oren en poten bevroren. En we moesten zo nog een uur lijven wachten op de zon.



Na een tien minuten wachten begon er ver weg, boven de wolken een rood stukje lucht te komen. En we konden ook goed het Internationaal Ruimtestation zien want de zon weerkaatste op zijn aluminium buitenkant. Oef. De zon ging zich toch niet overslapen. En stillekesaan kon je zien dat er niet alleen rode kleur in de lucht kwam maar ook blauw en de wolken werden wit in plaats van zwart. En zo wisten we dat de zon dichterbij kwam.


En eindelijk om twintig na zes was ze dan daar, Madame Soleil. Deed dat pijn aan mijn oogskes, in de zon kijken. Hopelijk werd het nu ook snel warm.


Na een tijdje stopten we met fotookes nemen. We hadden wel nog een speciale foto. Gedurende een paar minuten kan je de schaduw van Haleakala zien op de wolken boven de zee. Na een tien minuten is de minuten al zo hoog dat de schaduw niet zo ver meer valt.

In het kleine bezoekerscentrum gingen we nog ons stempelke halen. Daarmee hebben we alle stempels van Hawaii behalve die van Pater Damiaan op Molokai.

En dan ging het terug naar beneden. Het merendeel van de toeristen waren al weg. We moesten wel opletten voor de fietsers die naar beneden reden. Dat gaan we morgen doen naar het schijnt. Jipie. Ik mag met de fiets rijden.

Maar na het ontbijt kwam de koude douche. Geen fiets. Geschrapt over weer of zo. Snif. Boehoe. Awoehoe.

De rest van de dag was ik heel terneergeslagen. Ik wou geen poot meer verzetten. Dus hebben we maar in de zon gezeten.

’s Avonds had ik wel zin in een Mexicaan. Maar wat bleek? Dit was de avond voor Halloween en onze favoriete Mexicaan was enkel open voor invitees. Zelfs met een clubkaart kon je niet binnen.

Snif. Boehoe. Awoehoe. Het leven is niet eerlijk.

Tot morgen.

Als ik wil opstaan.

Snif.

Dag 13 – Van vele bochten, smalle wegen en grote douches

Dag allemaal.

En wat vonden jullie van mijn standbeeld-foto van gisteren? Leuk he? Enfin. Vandaag hebben we niet al te lang geslapen. We gingen namelijk een redelijk lange autotocht doen. We gingen naar Hanne. Of Hanna of zo iets. En dus was er geen ontbijt op het terras aan het zwembad maar wel een melkske onderweg bij madam S*b*.

Het eerste deel van de rit konden Minneke en ik nog wat slapen want dat hadden we al gisteren gedaan. A ja, er is maar een weg en dus moest de chauffeur geen hulp hebben van ons. Hij kon toch niet verkeerd rijden.

Ook al is Maui als eiland niet echt groot groot, toch kan er op korte afstand serieus verschillend weer zijn. In Lahaina – ons slaaphuisje – was het vanmorgen al zonnig en lekker warm. Maar toen we in Kahului aankwamen – dat is de centrale stad die tussen de twee vulkanen inligt – was het weer volledig omgedraaid en begon het te regenen. Raar he. Toch niet Broer. De wind komt hier meestal uit het noordoosten. En dus valt de regen aan de noordoostkant van het eiland want daar botsen de wolken met de vulkaan. Wie aan de achterkant van de vulkaan woont, heeft dus steeds zonniger en droger weer. Dat kan een factor 10 verschil zijn in neerslag.

Eens we Kahului voorbij waren moesten we een keuze maken: naar het Noordoosten op de Hana Highway of naar het Zuidoosten op de Haleakale Highway. De tweede gingen we morgen berijden dus werd het de Hana Highway.



Na nog een laatste dorpje kwamen we eindelijk in het open veld. En na enkele mijlen rijden konden we al een eerste keer stoppen. Hookipa Beach. Dat zegt jullie niets waarschijnlijk. Mij ook niet. Maar blijkbaar is dit een heel gekend strand voor surfers en windsurfers omdat hier gemakkelijk grote golven ontstaan en er altijd wel wind is. Vanmorgen lagen er al een twintigtal surfers in het water. Maar de golven waren maar klein blijkbaar. De surfers wachtten op het “slechte weer” t.t.z. op meer wind. Ondertussen was het gestopt met lichtjes regenen en ging het over op serieus regenen. We moesten dus snel terug naar tuut en Minneke.

Na serieus regenen kwam ... gietende regen. Geen wonder dat alles hier er zo groen uitziet. Hopelijk werd het weer straks beter want anders zullen we niet veel zien van de bergen en valleien waar we gaan door rijden. En na een tijdje kwamen we aan een groot oranje bord. Neen. De weg was niet afgesloten. Oef. Maar het bord bedreigde ons met hel en verdoemenis. De komende 60 mijl gingen gevaarlijk, bochtig, steil, glad worden met kans op modderstromen en steenregens. Pff. Ik voelde mij al niet meer op mijn gemak. Een kleine 600 bochten stonden ons blijkbaar te wachten. Vaak haarspeldbochten. En bruggen net breed genoeg voor een auto. Pff. Was ik maar bij het zwembad blijven zitten.

Nu de chauffeur was vastbesloten om door te rijden. Er zat dus niets anders op dan mijn oogskes goed open te doen en op tijd STOP en TRAAG te roepen. Minneke deed haar best om alle kronkels in de weg goed te tonen, maar ze verloor toch een paar keer haar trappers en draaide dan haar kaart twee keer volledig rond om te weten hoe het nu verder moest.


Gelukkig deden we deze weg buiten het toeristenseizoen. Er zijn verhalen over topdagen in de zomer of met kerstmis wanneer de auto’s soms twintig kilometer aan een stuk aan het aanschuiven zijn, bumper aan bumper. Dat was vandaag gelukkig niet het geval. Aan elk bruggetje moet je namelijk goed kijken of er geen tegenligger was. En bij elke bocht kan je sowieso niet zien of er een tegenligger afkwam. Af en toe haalde ons karretje toch de 20 mijl per uur als snelheid. Maar meestal ging het niet veel sneller dan 15 mijl. Op fietssnelheid dus. Een ander nadeel van deze route is, dat je niet altijd kan stoppen om een fotooke te nemen. Als er al plaats voorzien is om de auto even te parkeren, dan kunnen er meestal maar twee tot drie wagens stilstaan. En zo ben je wel verplicht om voort te rijden.


Af en toe hadden we geluk en konden we efkes naast de weg staan voor een fotootje. Maar bij onze derde stop was het plots groot alarm. Het leek wel of er een grote locomotief op komst was. Het toeterde langs alle kanten. En er kwam een hele serie auto’s plots heel snel af alsof ze achtervolgd werden door een spook. Wat bleek. Verderop waren er wegenwerken en er moesten twee grote vrachtwagens door. Tiens dat kon toch niet? Want de bruggetjes konden maar 10 ton dragen. Blijkbaar mag je wat meer als je voor de staat rijdt ... Wij konden toch nog op tijd een paar foto’s van de watervallen trekken en dan waren we weg naar een volgende stopplaats.

Ondertussen was het ook gestopt met regenen en de zon was bezig met alles lekker snel op te warmen. Je zag zo de waterdamp opstijgen van het kletsnatte asfalt. Mooi.

En zo bleven we maar bruggetjes overrijden en bochtjes pakken, veel bochtjes. En we kwamen zelfs een paar echte parkings tegen waar je veilig kon stoppen. Wat een luxe.


Toen Minneke wat ingedommeld was, gingen we effe stout doen. Bij het eerste weggetje dat we tegenkwamen, reden we er in. Niet dat we konden verdwalen want het was een weggetje dat naar een klein dorpje liep gelegen tussen de weg en de zee. We konden dus niet verkeerd rijden, zelfs als Minneke niet wakker werd. Van het dorpje had je een mooi zicht op de weg die we bereden hadden. Mooi.

Na een drie uur rijden, een beetje later dan Minneke gepland had, kwamen we dan aan in Hana. Ooit de hoofdstad van Chief Hana, was Hana toch een groter dan gemiddeld dorp met een eigen vliegveld en beschutte haven en veel artistieke winkeltjes. Wij rolden de auto tot onder de bomen en gingen dan onze picknick oppeuzelen op het strand. Njam, njam. Wel geen boterham met choco maar kwam toch dicht in de buurt van lekker te zijn.

Een paar mijl voorbij Hana lag ook het kleine bezoekerscentrum van het Haleakala Nationaal Park. We konden dan ook niets anders dan tot daar te rijden, al was het maar om ons stempeltje op te halen in het centrum.

Maar de rangers waren heel hard reclame aan het maken voor hun Pipiwai wandeling naar de Waimoku Falls. In het begin is het nogal moeilijk wandelen omdat je over veel boomwortels en lavastenen moet stappen, maar een keer de eerste waterval voorbij wordt het makkelijker. Het laatste deel wandelden we door een reuzenbamboe bos. Om uiteindelijk bij de waterval te belanden. Schitterend gewoonweg. Spijtig dat Sloefie dat ook niet kon zien. Snif.

Na een klein uur stonden we terug beneden. We hadden ons wat gehaast en dus waren we goed aan het zweten. De laatste kilometer begon het ook nog eens goed te gieten. Ik kroop snel in de rugzak maar Steven had die chance niet. En dus moesten we kletsnat voort naar beneden wandelen en hopen dat de verwarming in de auto werkte om terug op te drogen.



Een keer terug aan de tuut en een beetje opgedroogd, kreeg ik de volgende vraag natuurlijk op te lossen. Hoe terugrijden naar het hotel? De weg terug met de 600 bochten of gewoon doorrijden langs de kust helemaal rondom de vulkaan. Volgens Minneke zou het tweede een half uur sneller zijn. En natuurlijk, die weg hadden we nog niet gedaan. En het merendeel van de toeristen namen de andere weg. En dus was mijn antwoord snel gevonden: we gingen voort rijden.

En heb ik mij dit beklaagd. De eerste kilometer leek de baan lekker breed en snel maar daar kwam wel heel snel een einde aan. Na een paar scherpe bochten veranderde de weg van nummer en naam. Het was nu de Pipiwai Highway. Met de zelfde naam als onze wandeling van daarnet. Wauw. De weg was overal maar breed genoeg voor een auto, laat staan op de bruggetjes. En er waren grote stukken niet of niet meer geasfalteerd. Aiaiai. Dat hotste en botste naar alle kanten en tot overmaat van ramp konden we plots niet meer verder. Uit de tegenrichting kwam er een truck met grote aanhangwagen voor veevervoer. Er zat niets anders op dan achteruit de helling terug af te rijden. Hopelijk kwam er geen snelle jongen af.

Uiteindelijk vormden we samen een groepje toeristen met 4 auto’s en een Harley. De eerste auto moest de verkenning doen, op tijd vertragen en zo, en de rest kon dan om zo te zeggen met de ogen dicht de leider volgen. Dat maakte het veel veiliger voor mij en Minneke kon terug een beetje tot rust komen. Geleidelijk aan werd de weg trouwens ook wat beter. Er waren niet zoveel putten meer in de weg en af en toe was alles zelfs proper geschilderd met lijntjes om aan te geven waar de weg liep.

En al konden we na een tijdje vlot doorrijden, het was toch lang dat we moesten rijden. Uiteindelijk waren we ’s avonds maar rond 8 uur terug in Lahaina en dan moesten we nog wat eten zoeken. En morgen moeten we er heel vroeg uit zijn. Want we gaan naar de zon. Jipie.

Tot morgen.

zaterdag 1 november 2014

Dag 12 – over stranden en dalen


Dag allemaal.

We zijn verhuisd. Naar Lahaina op Maui. In de vroegere hoofdstad van Hawaii. Toen er nog koningen waren en walvissen.

Vanmorgen kreeg ik een nieuw soort ontbijt. Geen eitjes, geen melkskes maar een lekkere verse boterham met Philadelphia, light. Mmm. Dat smaakte naar heimwee. Maar daarmee wist ik nog niet of we veel gingen wandelen of niet.

Rond tien uur haalden we tuut van stal. Ik nestelde me samen met Minneke aan de voorruit en we waren klaar voor de eerste rit. Bestemming Iao Valley. Een vallei waar bloed aan kleeft. Maar hierover later meer. Brr. Hopelijk waren er geen geesten in die vallei.

Het nadeel van op een eiland te zitten met een (grote) vulkaan, is dat je nooit de kortste weg kan volgen. Je moet altijd rond de vulkaan rijden. Na een klein uurtje waren we dan toch tot aan het begin van de vallei geraakt. Eerst moesten we nog een klasje de straat laten oversteken. En dan konden we de smalle weg oprijden die in de vallei naar omhoog liep. Na enkele kilometers en mijlen te rijden konden we niet meer verder. We moesten eerst harde dollars afgeven aan een oude mijnheer in een Hawaï hemd en dan moesten we ook Tuut en Minneke achterlaten. We waren aan de parking geraakt.

Vanaf dan ging het te poot en te voet verder. Ja. Ik geef het toe, ik heb me laten dragen. We moesten de trappen op en daar ben ik wat klein voor. Maar we hadden wel wat pech. Toen we vorige week toekwamen kregen we in Honolulu een serieuze douche van orkaan Ana. Wel hier was de douche een stuk groter en de wandelpaden in de bergen waren een beetje weggespoeld. En dus deden we enkel het geasfalteerde gedeelte. Maar niet getreurd. Dat deel was ook wel mooi.


Oh ja. Wat met het bloed? Wel toen Kamehameha I op veroveringstocht trok, was zijn grootste tegenstander de Chief van Maui. Die had in de jaren daarvoor al Molokai (gekend van Pater Damiaan) en Oahu (gekend van Pearl Harbor) veroverd. En dus was het logisch dat het tussen beide op oorlog zou uitdraaien. Een van de grootste veldslagen gebeurde langs de Iao rivier. Toen de lokale krijgers niet konden standhouden, vluchtten ze de Iao Valley in, achtervolgend door de Hawaïanen. Ter hoogte van het parkje konden ze niet meer verder en werden afgeslacht – Polynesiërs waren alles behalve vredelievend. En er waren zoveel lijken dat ze een echte dom vormden in het riviertje. ’s Nachts zou het hier spoken volgens de locals. Gelukkig overdag niet.
Na de middag was de vraag natuurlijk door wat vervangen we de weggespoelde wandelpaden? Het werd La Perouse Bay. Dat klinkt nogal Frans en dat is ook zo. La Perouse Bay is een kleine baai in het zuidwesten van Maui. Er waren niet alleen Engelse schepen in de Pacific maar ook Franse bijvoorbeeld. En de admiraal La Perouse is inderdaad geland in deze baai. Maar vergat het land voor Frankrijk te claimen. De Engelsen deden dat ook niet trouwens.


De baai is trouwens ook quasi het einde van de wereld want het asfalt stopt letterlijk aan het begin van de baai. En dus werd het een wandeling over lava, zand, keitjes en nog veel meer lava. Na een tijdje konden we trouwens kiezen tussen twee paden. De ene liep verder langs het strand, de tweede liep recht over het lava veld. Dit pas was de oude Koningsweg die in de 16de eeuw door de Hawaïanen langs een groot deel van het eiland. En nu liepen wij er over. Het deed wel serieus pijn aan de pootjes. Want al lag de weg er al lang, er lagen nog altijd veel scherpe stenen op. Populair was het pad wel niet. We konden kilometers ver zien maar nergens was er een teken van leven laat staan van wandelaars.


Na een tijdje werd het wandelen wel heel eentonig. Maar we gingen niet opgeven. Maar uiteindelijk na nog eens twee kilometer stenen draaiden we ons toch om. We zagen het zwart in deze wandeling.

Na een uurtje doorstappen waren we terug aan onze tuut. En nu wisten we dat het laatste stukje van de geasfalteerde weg, in feite de Koningsweg is. En dus voelden we ons alweer een beetje koninklijk. Vandaag hadden we geen stempelkes te verzamelen. Maar morgen gaan we naar de achterdeur van het vulkaanpark en daar hebben ze wel stempelkes en ook watervallen naar het schijnt.


Tot morgen.

vrijdag 31 oktober 2014

Dag 11 – Eiland nummer 3

Vanmorgen was het vroeg opstaan. Om 6 uur. Pfff.

Gelukkig was gisteren alles al goed ingepakt behalve de toiletzak en ikzelf. A ja. Ik ga me maar verbergen in de rugzak als het echt niet anders kan. Ik ben dan wel illegaal maar dan wel met standing.

Het hotel was nog heel stil. De afrekening lag ook al aan de voordeur van de kamer. Dus we hoefden enkel nog de sleutels in een sleutelbus te gooien en we konden op weg met de tuut. Minneke kon zat al veilig opgeborgen want we wisten de weg naar de luchthaven – gisteren gecontroleerd bij het terugkeren van de zonsondergang.

Dus was het zo snel mogelijk naar de Alamo site aan de luchthaven. Hier was het dan wel wat drukker. De controleur keek of we tuut geen pijn – lees blutsen – aangedaan hadden. Nee dus. Alle krassen en schrammen waren van vorige bestuurders. En het busje naar de luchthaven – 500 meter verder – stond al klaar. Jiha!

En zo mochten we voor zeven uur al aanschuiven voor een ticket. En ja hoor. Ook op dit klein vliegveld waren de robots al aangekomen. Inchecken via een terminal. En dan naar de veiligheidscontrole. Want zelfs op deze kleine luchthaven moet je gecontroleerd worden. En de voor de scanner moest weer alles uit de rugzak. Ikke gelukkig niet. Oef. Hihi.

En zo werd het dan toch bijna half acht voor we aan het ontbijt zaten. En wat een zonde want de koffie was van ... Nescafé. En dat op de luchthaven van Kona, gekend voor zijn Kona koffieboon. Zonde. Schande. Waf.

Wat wel leuk is aan de luchthaven van Kona is dat je gewoon in de open lucht wacht op je vliegtuig. Het regent er toch zo weinig dat je zelfs kan bruinen terwijl je op het vliegtuig wacht. Tof. Er zijn ook geen grote slurven om tot in het vliegtuig te geraken. Je gaat een deurtje door en je loopt over de tarmac naar het vliegtuig. Simpel toch.

Maar dan was er nog een grote vraag open? Zou de rugzak op het vliegtuig mogen of moest ik in de bagage. Na een tijdje kwam een mevrouw de bagage controleren. Ik heb me zo klein mogelijk gemaakt en het is gelukt, we mogen op het vliegtuig.

Dat is trouwens het kleinste vliegertje tot nu toe. Met twee ventilatoren aan zijn vleugels. Hopelijk moeten we niet trappen tijdens de vlucht. En de bagage werd achter de zetel van de piloot gestopt. Hihi. Een speelgoedvliegertje.

Lang duurde de vlucht ook niet. Na een twintig minuten was de piloot al terug klaar om te landen. Hij moest enkel goed mikken dat hij pal tussen de twee vulkanen van Maui vloog. Want de luchthaven ligt in het vlakke deel tussen de twee vulkanen in. En dat deed hij ook prachtig.

De luchthaven van Maui is heel wat groter dan de twee op Big Island samen. Er komen dan ook veel meer toeristen naar Maui en vooral rechtstreeks van het vasteland. De bagage nam ook haar tijd om er door te komen. Er zat trouwens terug een papierke in dat ze doorzocht was. Hihi. Ze zochten in de verkeerde valies om mij te vinden.

En dan was het tijd om een nieuwe tuut te vinden. Het busje van Alamo stond al te wachten en na twee minuten en 500 meter waren we ter plaatse. En we mochten zelf gaan kiezen met welke auto we wilden rijden. Na een witte Ford Focus en een bruine Chevrolet Cruze werd het nu een witte Chrysler 200. Gebouwd op het onderstel van een Alfa Romeo maar het was er niet aan te merken.

Minneke was in een mum geïnstalleerd. En we konden dus op weg. Wat een file zeg. Gelukkig was ze in de andere richting. Minneke voorspelde een rit van een klein uur. Oei oei. Dan gingen we veel te vroeg zijn. Want meestal mag je maar op je kamer rond 3 uur. We konden het natuurlijk altijd proberen. Maar eerst moesten we nog in Lahaina geraken.

Dat liep vlotter dan Minneke voorzien had en zo waren al voor twaalf in ’t stad. En als goeie toeristen begonnen we met een cruise langs Main Street, allez hier noemt die Front Street want dit was vroeger de straat langs de kust. Veel was er niet verandert aan Front Street volgens Steven. Nog altijd een aaneenschakeling van winkeltjes met van alle soorten prullen met af en toe een tof winkeltje. En bijna op het einde van de winkeltjes was er ook een bekend cafeetje. En daar zijn we dan ook iets gaan eten. Lekkere nacho’s. Njam, njam.

Maar met al dat geslenter en gelunch, was het nog maar goed 1 uur geworden. Er zat niets anders op dan naar het hotel te rijden. Minneke wees de weg maar voor een keer sloeg ze de bal er toch naast. Want waar we volgens haar moesten zijn, was enkel een parking. Dan ook maar eens vriend google geprobeerd. Zelfde resultaat. Het was dus niet de fout van Minneke. Oef. Uiteindelijk zagen we uit een van de appartementjes een kuismadam tevoorschijn komen en die wees ons wel de weg naar het juiste gebouw.

En we hadden pech. Onze kamer was nog niet klaar en we moesten tot 3 uur wachten. Maar we konden alle papierwerk al op voorhand doen. En we lieten ook het spuitgerief van steven achter in de frigo want dat kan niet zo goed tegen de hitte. Dus wat nu te doen? Wel we konden alleszins al zorgen dat de frigo gevuld geraakt. Onderweg hadden we een Safeways gezien en dus zijn we tot daar teruggereden. Maar daar kan je ook al geen twee uur spenderen. Maar er was ook nog een madam S*b* en daar heb ik dan nog een melkske gekregen van Steven. Omdat ik zo braaf was ... en we toch moesten wachten.

En zo tegen drie waren we terug aan de lobby en mochten we naar ons appartementje. Wow. Dat was groter dan een studio met een keuken en een buanderie – hihi – en een grote zetel voor mij alleen en op vier meter van een zwembad.

Nadat we alles wat uitgepakt en weggezet hadden was het al na vijf. Veel toeristisch konden we niet meer doen. En dus heb ik wat geblogd en steven wat tv gekeken.

Morgen is een nieuwe dag.

BB

Dag 10 – Op jacht naar de sterren

Dag allemaal. Hier zijn we alweer met onze dagelijkse nieuwtjes over de andere kant van de wereld. Of is het nu uit de andere kant van de wereld? Ik heb blijkbaar wat last van de hitte.

Wat bracht de dag? Een beetje oud, een beetje braaf zijn en stil zitten en een beetje nieuw.

Het moeilijkste blijft toch het wakker worden. Alhoewel. Vandaag mocht ik niet klagen. We zaten al voor negen uur aan het ontbijt. Een gewoon ontbijt deze keer. Er zijn geen grote wandelingen gepland voor vandaag.

Na het ontbijt hebben we wel nog een rustig ommetje gedaan langs de haven. Niet dat er veel te beleven was, maar dat is altijd goed voor de spijsvertering.

En dan moest ik in de hoek gaan zitten. Niet omdat ik stout was maar omdat het inpaktijd was. Jaja. Onze week op het grote eiland zit er op en morgenvroeg moeten we met onze tuut naar de luchthaven. En dus werd de rest van de ochtend besteed aan het inpakken van de valiezen en rugzakken. Vooral dat laatste was van belang. Want 1) dat is mijn schuilplaats om ongemerkt van eiland naar eiland mee te reizen en 2) de vlucht morgen is met een superklein vliegerke waar de rugzak misschien niet inpast. Allez. Dat laatste versta ik wel niet helemaal. Als de mensen er in kunnen dan kan een rugzak er toch ook in? Ikke de mensen soms niet begrijp.

Enfin, er werd gepakt en geschoven tussen de linker- en de rechterhelft van de valies. Tussen de rugzak en de valies en omgekeerd. Maar mijn plaatsje bleef toch leeg. Oef. Ik mocht toch nog mee morgen.

Uiteindelijk ging alles toch nog heel vlot hoor. We konden nog een klein uurtje buiten zitten en dan moesten we blijkbaar vertrekken. Naar waar? Dat mocht ik niet weten.

Eerst passeerden we nog bij een namaak Mexicaan voor echte nacho’s en quesadilla's. Want we wisten niet wanneer we ’s avonds eten gingen krijgen. Mmm. Quesadilla's zijn ook wel lekker maar de kaas blijft in mijn snor plakken. En dan moet ik mij als een kat wassen. Als Sloefie dat maar niet hoort, is ie weer aan het lachen.

En dan sprongen we in onze tuut. Voor uiteindelijk een korte rit net buiten de stad. Daar moesten we om kwart na een zijn. Er wachtten ons al twee 4 x 4 busjes op. Waarom hadden we die “16” bussen nodig? (4 x 4 is toch 16 he?)

Wel blijkbaar gingen we naar een stukje van de vulkaan waar geen weg is en van de vieze verzekeringsmeneren mag je daar niet met een gewone auto of bus rijden. En daarom dat we nu ook met het busje gingen rijden in plaats van zelf met Minneke en tuut te rijden.

De chauffeur vroeg ons of we toch niet te zwaar gegeten hadden. Want de weg lag er nogal slecht bij en we zouden heel veel op en neer gebotst worden. Oei. Nu had ik ineens spijt van die lekkere quesadilla's. Maar de chauffeur zei dat hij ook zakjes meehad voor in het geval ... Of we konden nu al eens preventief naar het toilet gaan. Ikke was al dadelijk weg.

Bij het vertrek was het wel raar. Het ene busje zat proppensvol. Ons busje was maar gevuld met 2 mensen en een hond. Raar he. Maar wat bleek. Ons busje moest nog de toer doen van een paar grote hotels verder langs de kust en we moesten ook het eten voor vanavond gaan oppikken.

De mensen uit het eerste hotel waren heel stille mensen. Japannezen denk ik dat het waren. Die zegden niet veel en glimlachten eens. Maar het tweede hotel. Aiaiai. Een bende kletsmajoors. Het grappige was. Dat waren geen toeristen maar gepensioneerden die naar Hawaii verhuisd waren en die ook eens tot vanboven op de vulkaan wouden gaan – zonder hun sjieke voiture kapot te rijden. En die babbelden maar en die babbelden maar. De chauffeur kon bijna zijn verhaal niet doen over de geitjes die hier rondliepen, en de ezels. En over alle soorten lava. En over het verschil tussen de Mauna Kea en de Mauna Loa. Echt heel interessant. Niet dat ik als pluchehond daar veel verstand van heb, maar kom ik leerde bij.

Na veel gebabbel en uitleg, sloeg ons konvooi dan af richting de vulkaan. En het duurde nog geen twee minuten of we waren zo hoog geklommen dat we met ons hoofd in de mist zaten. We hoefden ons geen zorgen te maken over de mist want die kwam toch niet veel hoger dan 3000 meter.

Help. 3000 meter? En ik heb geen gasmasker mee! Ga ik dat wel overleven. Sloefie vertelde vroeger dat hij het al benauwd kreeg wanneer ze op 2000 meter waren. Oeioeioei. Hopelijk was er een knappe Sint-Bernard verpleegster in de buurt om mij mond-op-mond ademhaling te geven. Of toch eens een goed glas alcohol te laten drinken. 3000 meter. Pfff. Had ik toen geweten dat we tot 4200 meter gingen, dan was ik ter plekke van mijn sus gedraaid. Pfff. Maar ik heb het overleefd. Anders schreef ik deze blog natuurlijk niet.


Na een paar kilometer in de mist – geen gorilla’s tegengekomen tussen haakjes – draaide ons busje een erf op met vervallen gebouwtjes. Oei. Wat was er nu aan de hand? Kidnapping? Het was tijd voor het diner blijkbaar. Nu al? Het is nog maar net vier uur? En mijn buikje was nog vol van de lekkere Mexicaan? En de hotsen en botsen straks op de weg? Was dat wel veilig? Mocht dat dan wel van de verzekeringsmeneren?

We kregen allemaal ons persoonlijk potje met eten. Voor ons was het kip met rijst en barbecuesaus. Njam. Njam. Van de hoogte krijg je honger blijkbaar. Nu hing mijn snor vol met kaas en barbecuesaus. Ik ben dan maar wat in de mist gaan staan. Er stond een flink windje en ik kreeg een persoonlijke regendouche. Dat was snel gepiept.

Ik ben dan ook maar wat op verkenning getrokken rond de eettent. Blijkbaar waren we op een oude slaapplaats van cowboys beland – vroeger graasden hier blijkbaar nog koeien – maar we moesten wel opletten want twee van de houten chalets waren gedeeltelijk afgebrand en een was op instorten na ingestort.

Na een halfuurtje pauze en een plasje was iedereen er klaar voor. We wilden naar boven, naar de sterren en naar het slapengaan van de zon. We bleven verder rijden door de mist – a ja, ik moet zeggen de wolken. Op 2000 meter kan je dus niet meer over mist spreken maar over wolken. Er was wel hoop want af en toe zagen we een klein stukje blauw boven ons.

En dan gebeurden er plots vier dingen bijna op het zelfde moment: we waren uit de wolken, we waren in het park, we passeerden het bezoekerscentrum en de weg was weg. Allez het asfalt was weg. En de putten waren daar.


Na een paar honderd meter klimmen, stopten we even voor het zicht. Het was mooi. Overal zag je mooie witte wolken. Allemaal beneden ons. Jipie. We gingen kunnen zien hoe de zon onder haar dekens gingen kruipen. Jipie.

En dan gingen we voort met hotsen en botsen. Mijn quesadilla’s en kip en rijst waren ondertussen al goed aan het mengelen. Hots en bots en beng en schuif weg en hots en bots. Maar zoals het spreekwoord zegt, aan alle miserie komt een einde – of er komt een ergere in de plaats. De laatste kilometers waren gelukkig wel geasfalteerd. Niet om mijn maagje te sparen maar wel om er voor te zorgen dat de auto’s geen stofpluimen maakten op de top. Want op de top kon je niet alleen de zon zien gaan slapen maar ... daar stonden ook de grootste en duurste telescopen van heel de wereld (of al minstens van Amerika). En stof dat is niet goed voor het zicht van de telescopen. En dus konden we het laatste stukje genieten van perfect asfalt. Hèhè.

En dan stonden we boven. We moesten allemaal een dikke jas aandoen tegen de kou – het vroor lichtjes – en voor de fotografen waren er ook speciale handschoenen met afgesneden toppen. Zodat je vingers kunnen bevriezen tijdens het fotograferen maar je handen niet. Hihi.


En dan was het wachten op de zon haar slaapgebedje. En dan was ze weg. In de wolken. Dag zon. Slaapwel. Tot morgen hopelijk. Waf.

We bleven nog een beetje boven wachten tot de meeste toeristen terug naar beneden vertrokken waren – het merendeel had trouwens niet geluisterd naar de meneren van de verzekering, er stonden meer Ford Mustangs op de parking dan echte 4x4 jeeps. Tss, tss, tss.

En waarom moesten wij wachten? Wel ik was nog niet slim genoeg geworden vandaag. De lucht boven de vulkaan is zo helder dat je maar op weinig plaatsen ter wereld zo een goed zicht op de hemel en de sterren kan hebben. Sloefie, ik heb voor het eerst de Melkweg gezien. Dat was mooi. Een milkyway reep is lekker maar deze milkyway was mooi. Voor de warmte reden we eerst wat kilometers naar beneden en dan stopten we langs een lavaveldje. De chauffeur had een 11 cm telescoop mee en zo kon hij ons allerhande sterren en planeten en melkvelden en gasnevels tonen. Wauw. Ik wist niet dat dat allemaal boven ons koppeke hangt. Als dat maar niet naar beneden valt op een dag.

En zo kregen we zeker nog een uur uitleg over de sterren en zo. En dan was het tijd om verder te rijden. We zijn nog efkes gestopt aan het bezoekerscentrum om een stempelke te halen. Maar mis poes. Dat was geen nationaal park en hier deden ze niet mee aan het verzamelen van stempelkes. Snif. En dan reden we verder naar beneden. Veel herinner ik er mij niet van want iedereen was redelijk stil – ook de gepensioneerden – en ik heb dus een dutje gedaan.

Zoals beloofd waren we om tien uur terug aan ons vertrekpunt. Tuut en Minneke stonden ons eenzaam op te wachten. Om half elf waren we terug in het hotel en was het dadelijk slaaptijd want morgen moesten we nog eens vroeg op. Het was vliegtijd. Als dat maar goed komt.

Come and see tomorrow for a new blog by big brother.






Jiha. Ik heb de Melkweg gezien. Op 4200 meter. Jiha.

donderdag 30 oktober 2014

Dag 9 – Op stempeljacht

Dag allemaal.

Zoals je gisteren al kon lezen, is ons verblijf in Kona heel wat minder inspannend dan het verblijf in Volcano. Ook het ontbijt is wat minder, maar ik mag niet te hard klagen want wie weet ...

Het eerste stukje van de dag ... is een kopietje van gisteren. Alweer een vroege kamermadam die probeerde binnen te geraken en een chauffeur die duidelijk wou uitslapen. Misschien dat de nachtelijke muziek aan de bar er voor iets tussen zat. Want die was tot zeker 2 uur blijven doorspelen. Gelukkig was er niet al te veel Hawaïaanse muziek bij want dat is toch niet echt mijn stijl.

Want stond er allemaal op de plank vandaag? Zegt men zoiets?

Om te beginnen, geen zware wandelingen dus ook geen omelet als ontbijt. Zoals een bekend Vilvoords politicus ooit zei ... geen commentaar.

Wie ook honger had, was tuut. Dus die kreeg een lekkere schelp als ontbijt. Sorry Victor, er was geen Chevron in de onmiddellijke buurt.

En dan gingen we op weg. Gisteren waren we naar de natte kant gereden, vandaag gingen we naar de droge kant. En blijkbaar was de bedoeling om de ontbrekende stempels van de nationale parken te vinden. Ha. Ik begon al te zoeken samen met Minneke. Maar Minneke kende geen stempels, wel parken. Dat was dan toch al een begin.

Als eerste stopten we aan Kaloko-Honokohau. Alweer zo een lange Hawaïaans naam. Het is een klein parkje, voor het grootste deel een zwarte eentonige lava-landschap. En de lava is van de puntige en brokkelige a’a soort. Waarom heet dat zo? Wel loop eens met je blote pootjes op dat soort lava, dan zeg je dadelijk zijn naam.

Maar wat is er nu zo bijzonder aan deze plaats. Wel hier zijn restanten gevonden van een oude nederzetting waar men vissen ving en kweekte. En ook zijn er enkele putten met drinkbaar water. En daarom was er ook een dorpje.

Je zou zeggen, maar op Hawaii regent het toch veel dus er is toch regenwater genoeg. Dat is juist. Maar hier in Kona zitten we wel op het droge stuk van het eiland want de regenwolken worden tegengehouden door de grote vulkaan. En dus was het wel belangrijk dat een dorp toch toegang had tot grondwater. Met al die lava in de grond, vind je niet zo vaak water.

Hoe ving en kweekte men nu vissen? Wel de vissen werden gevangen met muren, niet met netten. De Hawaïanen hadden namelijk muurtjes gebouwd in een lagune. En bij laag water stonden de muurtjes boven het water uit. Bij hoog tijd of hoge golven, stonden de muurtjes onder water. En met de sterke stroming werden de vissen in de lagune opgeschept door het water en over het muurtje gegooid. Geniaal he? Ik zou er zelf niet kunnen opkomen. Een keer laag water konden ze de vissen zo opscheppen. Ze hadden ook bassins gemaakt met lavasteen die een beetje hoger gelegen waren. Daar konden ze de vissen bewaren.

Na dit leerrijk parkje was het tijd om naar het tweede nationaal park te gaan. We waren wel efkes onderweg. En het was heet buiten. Pfff. Wat een verschil met gisteren bij de koning.

Na een dertig mijlen stopten we aan de Pu’ukohola Heiau. Nog zo een naam om je pootjes bij te breken wanneer je je blog aan het schrijven bent.

Dit parkje is het tweede Koninklijk parkje, samen met het parkje van gisteren. Hier had namelijk koning Kamehameha I namelijk zijn tempel voor Ku gebouwd. En Ku is de oorlogsgod van de Hawaïanen. En als je alle eilanden wil veroveren, dan kan je er maar beter voor zorgen dat de oorlogsgod je gunstig gezind is. En daarom dat Kamehameha een grote tempel bouwde voor de god Ku. En deze tempel is een van de weinige die nog redelijk goed bewaard gebleven is. De meeste tempels zijn vernield in 1820 toen de oude godsdienst en wetten werden afgeschaft.

En zo hebben jullie dank zij mij alweer een mooi stukje cultuur mee opgepikt.

En wat staat er morgen op het programma? We vertrekken naar de sterren. Jipie. Ik hou van reizen.

Big Brother

woensdag 29 oktober 2014

Dag 8 – Op Koninklijk Bezoek

Gisteren was geen al te actieve dag zoals jullie wel konden lezen. Maar vanmorgen was ik wel om 6 uur wakker. Maar ik was wel de enige. En het werd 7 uur en 8 uur en 9 uur. Maar geen teken van leven van mijn chauffeur. Gelukkig was er de kuismadam die om 9 uur probeerde binnen te komen. Daarmee was iedereen ineens wakker.

En daarmee werd het vandaag dus een laat ontbijt. En blijkbaar gaan we niet veel wandelen vandaag. Ik kreeg geen omelet. Snif.

We wandelden wel tot aan madam S*b* voor mijn melkske van de dag. Dat is ook een lekkere gewoonte geworden. En met al dat calcium in de melk, krijg ik heel sterke botten.

We wandelden dan op ons gemak terug naar het hotel. Steven was ondertussen aan het zoeken naar het laatste weerbericht. Want hij wou vandaag wel gaan wandelen maar op een plek voorbij de berg. En waar wij wel lekker in de zon zaten, kon je in de verte al de onweerswolken zien hangen. En zowel hij als ik hebben een hekel om in regen te wandelen – a ja, dan moet ik in de zak zitten i.p.v. buiten en dan zie ik niets. En waar moet ik dan een blog over schrijven?

En dus gingen we nog wat zonnen op ons terras in de hoop dat de regenwolken zouden optrekken.

Maar we moesten toch veel geduld hebben hoor. Het duurde tot na twee uur alvorens het een beetje leek op te klaren in het zuiden.

En dan waren we op weg natuurlijk. Maar het wou toch niet al te goed vlotten. Eerst was de weg afgesloten door een grote vrachtwagen die een klein poortje moest indraaien en dwars over de weg stond. En dan zaten we in de file. Met al die hoge bergen zijn er niet veel doorgaande wegen en dus staan alle hawaiianen en toeristen in de file.

Maar na een uurtje waren we dan toch op de bestemming. Een Koninklijke bestemming. Het huis van Kamehameha I in Pu’uhonua O Honaunau.

Het huis van wie? Kamehameha I. De eerste koning van heel Hawaii. Voor de hawaiianen een superheld in feite ook al heeft hij veel hawaiianen met zijn vele oorlogen het leven gekost. Ook Kapitein Cook heeft zijn tweede bezoek aan de koning niet overleefd.

En wat is er nu zo speciaal aan deze plaats dat het een nationaal park is geworden? Wel van sommige presidenten hebben ze de woning al tot nationaal park gebombardeerd maar dat is niet de enige reden. Het is ook de enige Pu’uhonua die nog bestaat. Een pu’watte? Wel de hawaiianen hadden heel strenge wetten en op veel stond er een doodstraf. Maar als je naar een Pu’uhonua kon ontsnappen, dan werd je na een paar dagen vergeven en kon je veilig terug naar huis.

Rond de Pu’uhonua was er ook een grote stevige muur gebouwd. En waarom is dit nu zo uniek? De kleinzoon van Kamehameha I – versie III ondertussen – liet alle “heidense” tempels en symbolen afbreken. Enkel deze Pu’uhonua bleef redelijk intact.

Wij hebben daar uiteindelijk toch een klein uurtje rondgewandeld. Af en toe wel een beetje uitgeregend. En dan was het tijd om terug te vertrekken want de ranger kwam de deurtjes sluiten.

Morgen gaan we naar het zuiden heeft Steven beloofd. Daar regent het minder.

Tada.

dinsdag 28 oktober 2014

Dag 7 – Benidorm b*

Dag allemaal.

Vandaag moest wat gewoon worden aan nieuwe luchtjes. Geen zwaveldampjes meer of VOG (Vulkaan Smog). In de plaats was er de geur van veel water, een wat zout en wat chloor.

En dat was niet het enige dat anders was.

Geen omelet meer. We gingen niet veel wandelen vandaag. En ik moet op mijn lijn letten. Naar het schijnt.

Alhoewel. Wat was het eerste na de ochtenddouche? Juist. Een wandelingske. En dat op mijn nuchtere maag? Maar gelukkig was niet ver dat we wandelenden. En het was gelukkig tot bij de S*b*. Niet aan Sloefie zeggen, maar ik dronk daar een melkske. A ja. Dat is toch Latte op zijn Italiaans?

Na het ontbijt trippelden we dan terug naar het hotel. Maar in plaats van mijn rugzak moest ik mijn zwembroek gaan zoeken. Mijn chauffeur had geen zin om de actieve toerist uit te hangen.

In plaats daarvan wou hij in het broebelbad zitten. En dan wat in de zon drogen. We hebben samen veel gelezen ook. Ikke heb Dogs Weekly gelezen. Alles voor een moderne hond.

En weet je wat? Zo een dagje aan het water is ook wel fijn. Je ziet wat mensen voorbijkomen. Je ziet mensen wat boos worden omdat ze nat worden van kindjes die in het water springen. Je ziet mensen wat rood worden omdat ze wit zijn. Hihi.

En tegen de avond werd het echt een beetje nat. Heel de dag waren de wolken rond de top van de Mauna Loa – de lokale vulkaan – blijven hangen. Maar tegen de avond kwamen ze efkes tot beneden om iedereen een frisse douche te geven. En zo was het tijd om vanop bed een beetje tv te kijken.

Alweer een vermoeiende dag.

zondag 26 oktober 2014

Dag 6 – De lange rit

Vandaag was een beetje een rare dag. Ik verstond het niet helemaal.

De dag begon nochtans heel lekker. Met omelet natuurlijk – vandaag met ham en bacon en Jack kaas – en worstjes en wafels. Dus we gingen terug wandelen. Jipie. Ik vind dat fijn ... om gedragen te worden. Alhoewel. Helemaal gerust was ik er toch niet in. Vergeleken met de vorige dagen hing er toch heel wat meer rook boven de krater. Dat had ik vanmorgen al gezegd.

Ah, dat had ik nog niet gezegd. We zijn vanmorgen om halfzes al eens opgestaan. Om nog eens foto’s te pakken van de rookpluim boven de krater maar met wat meer licht in de lucht. Boven de krater hing er een grote paddenstoel, groter dan anders. En ook waar we gisteren gewandeld hadden, hing er veel meer rook. De vulkaan zou toch niet uitbarsten zeker?






Nu ben ik wel mijn schrijfdraad kwijt. Waar zat ik nu?


Ah ja. Ik zat op de tafel in de kamer. En ik had niet veel plaats want de rugzakken en valiezen lagen allemaal op bed. Oei. Steven was aan het inpakken. Zat de vakantie erop? Moest ik terug 24 uur in de rugzak? En gingen we dan niet meer wandelen?

Na een half uur werd ik dan naar de auto gedragen. Oef. Ik mocht naast mijn nieuw vriendje zitten. Minneke heb ik hem genoemd. Of is het een haar? Mijn vriendje heeft wel nog niets gezegd. Alleen maar biep. Gelukkig zag ik ook de wandelrugzak liggen in de auto. Jipie, we gingen toch wandelen. Zouden de valiezen ook mee gaan op wandeling?

En dan waren we weg met de tuut. Maar vriendje had nog wat vrijetijd gekregen. We gingen verder het park in. We gingen terug de Chain of Craters Road af. We gingen wandelen over het Pu‘u Huluhulu Trail. Das een pad met veel u-kes he?

Wat is er nu zo speciaal aan het Pu‘u Huluhulu pad? Ik wist het ook niet hoor. Ik heb het ook moeten vragen. Pu‘u Huluhulu is blijkbaar een van de meest recente bijkraters van de Kilauea. In de jaren zeventig is hij een aantal keer actief geworden. En als je tot het einde van het pad loopt, dan zie je zijn jong broertje Pu?u ????. Die is al 30 jaar actief en heeft al een dertigtal huizen laten opbranden met zijn lava.

We gingen dus wel moeten opletten en af en toe voelen of het onder onze pootjes niet te warm aan het worden was. Letterlijk. Het was wel een redelijk makkelijke wandeling. Geen rookpluimpjes boven de lava. Niet net op het randje van de krater. Wel veel lava. En niet veel volk. Boif een beetje.


Uiteindelijk kwamen aan een klein heuveltje. Van daar konden we in de verte Pu'u 'Ō'ō zien. Of liever de helikopters die erboven ronddraaien om de toeristen mooie foto’s te laten maken.


We waren na een klein uurtje terug aan de tuut. En vriendje werd ook wakker. Want nu ging we een grote toer maken. Helemaal rond Mauna Kea, de grootste berg ter wereld en ook de grootste vulkaan.

En omdat de Mauna Kea zoveel groter is, heeft hij ook veel meer lava geproduceerd. En dus werd de rit al snel een beetje eentonig. En omdat vriendje de weg in het oog hield, kon ik mijn oogjes een beetje sluiten. Om zes uur opstaan was toch vroeg hoor.

Na een uurtje ben ik dan wel plots wakker geschoten. Het schemerde voor mijn ogen. Steven zei me dat het de ruitenwissers waren. We waren nu aan de andere kant Mauna Kea, de kant waar de wolken vanuit de zee tegendrijven. En dan is er regen, veel regen. En de brede weg van een uur geleden was nu een smal baantje geworden met een scherpe bocht elke tweehonderd meter.

Na nog een uurtje stopte het eindelijk met regen en begon het zonnetje te schijnen. Eindelijk. En blijkbaar waren we op onze bestemming. Want nu reden we file van verkeerslicht naar verkeerslicht. En we stopten uiteindelijk aan een koninklijk hotel. Allez King Kamehameha hotel en dat is genoemd naar de grootste Hawaiiaan.

Hier gaan we terug wat dagen blijven. Dus ik moet nog niet in de valies. Jipie.

Tot morgen.

zaterdag 25 oktober 2014

Dag 5 – Op zoek naar een nieuw vriendje

Dag allemaal. Ik ben er terug.

 Ik weet het. Het schrijven heeft niet zo gevlot de vorige dagen en ik ben een beetje achtergelopen.

Ik kreeg vandaag terug een superdeluxe ontbijt. Dat was dus een omelet met groenten en bacon en ham en kaas en dan een grote wafel – niet zoals die van meter Clementine maar rond, dus net niet te groot voor mij – en dan nog eens ontbijtspek en worstjes en worstjes. Mmm.

Dat betekent wel dat we vandaag terug gaan wandelen. Oei. Oei. Wat gaat dat geven.

Maar eerst is gaan kijken of er belangrijk of gevaarlijk nieuws was in het bezoekerscentrum. Is er verse lava? Is de lucht ongezond? Zijn er nog hondjes om mee te spelen?

Het antwoord was drie maal nee.

En dus zat er niets anders op dan te beginnen wandelen.

Eerst vulden we onze waterfleskes aan de gratis waterkraan. Want dat gingen we vandaag wel nodig hebben. Het was vanmorgen al serieus warm en er was geen regenwolkje te bespeuren.

En dan vertrokken we op het eerste pad. Het Sulphur Banks Trail. Jamaar. Is dat wel gezond? Zouden we dat wel doen? Ik was er toch niet gerust in. Ik kon de zwavel al van ver ruiken. Brr. Maar Steven wou niet luisteren. Als de ranger zegt dat het veilig is, dan mag ik blijkbaar niet mekkeren. Meh.


Wat is er nu aan de hand? We lopen hier in feite op het toppeke van de vulkaan. En in feite is dat toppeke een grote, lege doos. Zo een beetje als een politieker. Wanneer de vulkaan uitbarst, is die tot de top gevuld met lava. Maar naar een tijdje trekt de lava zich terug in de aarde – het vat is af. En dan kan het gebeuren, door een aardbeving bijvoorbeeld, dat de top van de vulkaan te zwaar wordt en alles als een soufflé in elkaar zakt. Langs de ingezakte rand zijn er dan grote scheuren en rimpels langswaar er water in de vulkaan kan stromen – het regent hier he. En wanneer dat water tot aan de warme rotsen komt, dan wordt dat stoom en dan neemt het water de zwavel uit de steen op.

Je ziet he. Ik kan soms ook goed luisteren. Ik kan al bijna rondleidingen gaan geven in het park. Hi, hi. Voor poedeltjes en zo.

En zo lopen we nu door een bosje met hier en daar rare luchtjes en damp die zomaar uit de grond komt. Ik moet wel veilig in de rugzak blijven want als je in zo een spleet valt, wordt je geroosterd. Het is daar altijd tegen de honderd graden warm. Er zitten hier ook veel vogeltjes maar ik kan ze alleen maar horen, niet zien. Snif.


Als tweede pad, doen we een stukje van de Steam Vents Trail. Daar ben ik gisteren vergeten over te schrijf, maar dat is dus zo een beetje zoals de vorige maar dan met grotere wolken stoom. En hier is een parking voor luie toeristen, dus hier vind je veel meer volk dan bij de zwavelbanken.

En dan schrik ik. Begint het verhaal van gisteren weer? Ik zweef over de rand van de krater. Help.

Pad nummer 3 zitten we nu op. Het Iliahi Trail. Genoemd naar de Iliahi boom, dat is een sandelboom. Om sandalen van te maken? Na een honderd meter lopen we over de rand de krater in. Het ruikt hier alweer anders. De zwavel blijf je ruiken natuurlijk maar er zijn ook lekker ruikende bomen en planten. Om dat het net onder de rand van de vulkaan ligt, krijgen de bomen hier ook wat meer water en het lijkt dan ook een mini-regenwoud. Maar zonder jaguars en slangen natuurlijk. Ik hoef niet bang te zijn.


Het Iliahi Trail loopt in feite tot net onder het terras van het hotel. Maar Steven is niet van plan om al een pintje te gaan drinken. Het laatste stukske gaat trouwens steil omhoog. En misschien vinden we verder wel een gemakkelijk stukske – nee dus. Als vierde pad van de dag wandelen we over het Halema‘uma‘u Trail – zo een moeilijke naam. Als je dat twee keer moet zeggen, ligt je tong in een dubbele knoop.

Halema‘uma‘u Trail is in feite een pad dat vanaf het hotel dwars over de krater van Kilauea loopt. Zo een beetje zoals het Kilauea Iki pad gisteren maar veel langer en dus ook met bijna geen toeristen op. Het voordeel is dat het pad op zijn gemak afdaalt naar de bodem van de vulkaan. Maar gisteren heb ik al geleerd dat het niet wil zeggen dat het achteraf ook stillekes terug naar omhoog loopt. Veel kon ik wel niet zien want overal zijn er hoge bomen rondom mij. Af en toe kon ik wel wat zwart zien. En dan stonden we op een grote open vlakte. Net als gisteren. En dat was nu lava zie.


Ik wou dadelijk doorstappen maar ik mocht niet. Ten eerste moest mijn chauffeur wat drinken. Ten tweede mocht dat niet van de ranger. Het pad loopt wel over de krater, maar je mag het niet lopen want teveel ongezonde lucht. He? Waarom zeggen ze dat dan niet vanboven? Dan konden we een pintje gaan drinken.

Maar er is gelukkig een alternatief. We namen pad nummer 5, de Waldron Ledge. Letterlijk een pad op het randje. Het eerste stukje was terug over de lava maar mooi naast de rand van de vulkaan – anders worden de rangers boos. Daarna kwam ... de klim uit de krater. Mijne chauffeur heeft nogal wat zweet gelaten hoor. Maar een keer boven mocht hij van mij eens drinken. Hij had het verdiend. Water natuurlijk. A ja. Ik ben een groene jongen.

Steven vertelde me dat we nu een stukje van de wandeling van gisteren gingen doen. He? Dat is toch niet leuk? Maar er zat niets anders op. We moesten van de Waldron Ledge naar de Crater Rim Trail doorsteken. Net het stukje met veel trappekes van gisteren. Pfff. Om moe van te worden.


En dan kwamen we op pad nummer 7. Het Crater Rim Trail. Die loopt in een grote cirkel rond de krater maar aan de bovenkant. Eerst liepen we nog tussen de hoge bomen maar na een kleine kilometer kwamen we uit op een weg waar gaan auto’s reden. He? Na de eerste bocht zag ik waarom. Er liepen grote scheuren in de weg en een deel was weggezakt. Het was de oude Crater Rim Road maar door aardbevingen was die gebarsten en verzakt. En dus mochten de wandelaars er over lopen. Dat liep makkelijk. Mijn chauffeur kon me bijna niet volgen, zo snel kon ik lopen. Hihi.

En zo kwamen we na dik drie uur wandelen terug aan het hotel.

Wat gingen we nu nog doen? Een pintje drinken? Neen dus. We gingen in de warme auto zitten. En we gingen naar de stad.

Jipie. Ik kreeg een nieuw vriendje nu Tommeke er niet meer is. Wie zou het worden?

Van de rit weet ik niet veel. Ik viel al snel in slaap. Er was maar een weg dus ik moest de weg niet wijzen.

We stopten bij een hele grote winkel en daar ging Steven op zoek naar een nieuw vriendje voor mij. Maar hij was aan het sakkeren. Hij wou iets klein en simpel vinden. Maar dat lukte niet. Want Hawaii kenden ze niet. He? Wat bleek: de kleine Tommekes kenden enkel de 48 staten van Amerika maar niet Hawaii of Alaska. Dus wat nu? Uiteindelijk hebben we dan toch maar de grootste doos meegenomen want dan kende het vriendje ook Canada en Alaska. Wie weet ga ik daar ooit nog eens naartoe?

Het was ondertussen wel al bijna 4 uur geworden en dus stopten we eerst bij een eterij. Om Sandra en Sloefie een beetje jaloers te maken ... een taco klok. En we aten er een bakje Mooie Grote Nachos. Hihi. Dat smaakte ook al was mijn snor vol met gesmolten kaas.

Eergisteren waren we al tot aan het ene einde gereden van de weg onder de lava. Nu wou Steven ook de andere kant zien, want daar waren ook stempelkes te winnen. En dus deden we een kleine detour naar het strand. Maar dat ging wel niet vooruit hoor. File, file, file. Verderop was men aan de weg aan het werken, net waar hij van twee naar een vak ging. En iedereen wou op het zelfde moment thuis zijn. Pfff.

Erger nog, eens we aan het einde van de weg waren, mochten we niet door. Er waren geen stempelkes meer te krijgen want het kotteke was afgebroken. Na twintig jaar was beslist om de weg onder de lava terug op te maken. En dus moesten we omkeren. We konden wel nog eens tot aan het strand bij Uncle Joe gaan, zei de agent. Iedereen in Hawaii lijkt wel Uncle Joe te heten.


Maar de mijnheer had gelijk. Het was een mooi strand. Eerst liep je over de uitlopers van de lava en dan kwam je op een pek pek zwart strandje. Bij een ondergaande zon. Bijna het paradijs op aarde. En dat met mijn nieuw vriendje zodat ik niet meer alleen de weg moet zoeken. Ha. Een nuttige dag.

Maar om 6 uur is het hier wel al donker in de tropen en dus was het tijd om terug te keren. En nu er een nieuw vriendje was, kon ik al wat slapen. Ik was gerust. De chauffeur zou wel terug tot aan het hotel geraken.

Tot morgen

G.B.