vrijdag 31 oktober 2014

Dag 10 – Op jacht naar de sterren

Dag allemaal. Hier zijn we alweer met onze dagelijkse nieuwtjes over de andere kant van de wereld. Of is het nu uit de andere kant van de wereld? Ik heb blijkbaar wat last van de hitte.

Wat bracht de dag? Een beetje oud, een beetje braaf zijn en stil zitten en een beetje nieuw.

Het moeilijkste blijft toch het wakker worden. Alhoewel. Vandaag mocht ik niet klagen. We zaten al voor negen uur aan het ontbijt. Een gewoon ontbijt deze keer. Er zijn geen grote wandelingen gepland voor vandaag.

Na het ontbijt hebben we wel nog een rustig ommetje gedaan langs de haven. Niet dat er veel te beleven was, maar dat is altijd goed voor de spijsvertering.

En dan moest ik in de hoek gaan zitten. Niet omdat ik stout was maar omdat het inpaktijd was. Jaja. Onze week op het grote eiland zit er op en morgenvroeg moeten we met onze tuut naar de luchthaven. En dus werd de rest van de ochtend besteed aan het inpakken van de valiezen en rugzakken. Vooral dat laatste was van belang. Want 1) dat is mijn schuilplaats om ongemerkt van eiland naar eiland mee te reizen en 2) de vlucht morgen is met een superklein vliegerke waar de rugzak misschien niet inpast. Allez. Dat laatste versta ik wel niet helemaal. Als de mensen er in kunnen dan kan een rugzak er toch ook in? Ikke de mensen soms niet begrijp.

Enfin, er werd gepakt en geschoven tussen de linker- en de rechterhelft van de valies. Tussen de rugzak en de valies en omgekeerd. Maar mijn plaatsje bleef toch leeg. Oef. Ik mocht toch nog mee morgen.

Uiteindelijk ging alles toch nog heel vlot hoor. We konden nog een klein uurtje buiten zitten en dan moesten we blijkbaar vertrekken. Naar waar? Dat mocht ik niet weten.

Eerst passeerden we nog bij een namaak Mexicaan voor echte nacho’s en quesadilla's. Want we wisten niet wanneer we ’s avonds eten gingen krijgen. Mmm. Quesadilla's zijn ook wel lekker maar de kaas blijft in mijn snor plakken. En dan moet ik mij als een kat wassen. Als Sloefie dat maar niet hoort, is ie weer aan het lachen.

En dan sprongen we in onze tuut. Voor uiteindelijk een korte rit net buiten de stad. Daar moesten we om kwart na een zijn. Er wachtten ons al twee 4 x 4 busjes op. Waarom hadden we die “16” bussen nodig? (4 x 4 is toch 16 he?)

Wel blijkbaar gingen we naar een stukje van de vulkaan waar geen weg is en van de vieze verzekeringsmeneren mag je daar niet met een gewone auto of bus rijden. En daarom dat we nu ook met het busje gingen rijden in plaats van zelf met Minneke en tuut te rijden.

De chauffeur vroeg ons of we toch niet te zwaar gegeten hadden. Want de weg lag er nogal slecht bij en we zouden heel veel op en neer gebotst worden. Oei. Nu had ik ineens spijt van die lekkere quesadilla's. Maar de chauffeur zei dat hij ook zakjes meehad voor in het geval ... Of we konden nu al eens preventief naar het toilet gaan. Ikke was al dadelijk weg.

Bij het vertrek was het wel raar. Het ene busje zat proppensvol. Ons busje was maar gevuld met 2 mensen en een hond. Raar he. Maar wat bleek. Ons busje moest nog de toer doen van een paar grote hotels verder langs de kust en we moesten ook het eten voor vanavond gaan oppikken.

De mensen uit het eerste hotel waren heel stille mensen. Japannezen denk ik dat het waren. Die zegden niet veel en glimlachten eens. Maar het tweede hotel. Aiaiai. Een bende kletsmajoors. Het grappige was. Dat waren geen toeristen maar gepensioneerden die naar Hawaii verhuisd waren en die ook eens tot vanboven op de vulkaan wouden gaan – zonder hun sjieke voiture kapot te rijden. En die babbelden maar en die babbelden maar. De chauffeur kon bijna zijn verhaal niet doen over de geitjes die hier rondliepen, en de ezels. En over alle soorten lava. En over het verschil tussen de Mauna Kea en de Mauna Loa. Echt heel interessant. Niet dat ik als pluchehond daar veel verstand van heb, maar kom ik leerde bij.

Na veel gebabbel en uitleg, sloeg ons konvooi dan af richting de vulkaan. En het duurde nog geen twee minuten of we waren zo hoog geklommen dat we met ons hoofd in de mist zaten. We hoefden ons geen zorgen te maken over de mist want die kwam toch niet veel hoger dan 3000 meter.

Help. 3000 meter? En ik heb geen gasmasker mee! Ga ik dat wel overleven. Sloefie vertelde vroeger dat hij het al benauwd kreeg wanneer ze op 2000 meter waren. Oeioeioei. Hopelijk was er een knappe Sint-Bernard verpleegster in de buurt om mij mond-op-mond ademhaling te geven. Of toch eens een goed glas alcohol te laten drinken. 3000 meter. Pfff. Had ik toen geweten dat we tot 4200 meter gingen, dan was ik ter plekke van mijn sus gedraaid. Pfff. Maar ik heb het overleefd. Anders schreef ik deze blog natuurlijk niet.


Na een paar kilometer in de mist – geen gorilla’s tegengekomen tussen haakjes – draaide ons busje een erf op met vervallen gebouwtjes. Oei. Wat was er nu aan de hand? Kidnapping? Het was tijd voor het diner blijkbaar. Nu al? Het is nog maar net vier uur? En mijn buikje was nog vol van de lekkere Mexicaan? En de hotsen en botsen straks op de weg? Was dat wel veilig? Mocht dat dan wel van de verzekeringsmeneren?

We kregen allemaal ons persoonlijk potje met eten. Voor ons was het kip met rijst en barbecuesaus. Njam. Njam. Van de hoogte krijg je honger blijkbaar. Nu hing mijn snor vol met kaas en barbecuesaus. Ik ben dan maar wat in de mist gaan staan. Er stond een flink windje en ik kreeg een persoonlijke regendouche. Dat was snel gepiept.

Ik ben dan ook maar wat op verkenning getrokken rond de eettent. Blijkbaar waren we op een oude slaapplaats van cowboys beland – vroeger graasden hier blijkbaar nog koeien – maar we moesten wel opletten want twee van de houten chalets waren gedeeltelijk afgebrand en een was op instorten na ingestort.

Na een halfuurtje pauze en een plasje was iedereen er klaar voor. We wilden naar boven, naar de sterren en naar het slapengaan van de zon. We bleven verder rijden door de mist – a ja, ik moet zeggen de wolken. Op 2000 meter kan je dus niet meer over mist spreken maar over wolken. Er was wel hoop want af en toe zagen we een klein stukje blauw boven ons.

En dan gebeurden er plots vier dingen bijna op het zelfde moment: we waren uit de wolken, we waren in het park, we passeerden het bezoekerscentrum en de weg was weg. Allez het asfalt was weg. En de putten waren daar.


Na een paar honderd meter klimmen, stopten we even voor het zicht. Het was mooi. Overal zag je mooie witte wolken. Allemaal beneden ons. Jipie. We gingen kunnen zien hoe de zon onder haar dekens gingen kruipen. Jipie.

En dan gingen we voort met hotsen en botsen. Mijn quesadilla’s en kip en rijst waren ondertussen al goed aan het mengelen. Hots en bots en beng en schuif weg en hots en bots. Maar zoals het spreekwoord zegt, aan alle miserie komt een einde – of er komt een ergere in de plaats. De laatste kilometers waren gelukkig wel geasfalteerd. Niet om mijn maagje te sparen maar wel om er voor te zorgen dat de auto’s geen stofpluimen maakten op de top. Want op de top kon je niet alleen de zon zien gaan slapen maar ... daar stonden ook de grootste en duurste telescopen van heel de wereld (of al minstens van Amerika). En stof dat is niet goed voor het zicht van de telescopen. En dus konden we het laatste stukje genieten van perfect asfalt. Hèhè.

En dan stonden we boven. We moesten allemaal een dikke jas aandoen tegen de kou – het vroor lichtjes – en voor de fotografen waren er ook speciale handschoenen met afgesneden toppen. Zodat je vingers kunnen bevriezen tijdens het fotograferen maar je handen niet. Hihi.


En dan was het wachten op de zon haar slaapgebedje. En dan was ze weg. In de wolken. Dag zon. Slaapwel. Tot morgen hopelijk. Waf.

We bleven nog een beetje boven wachten tot de meeste toeristen terug naar beneden vertrokken waren – het merendeel had trouwens niet geluisterd naar de meneren van de verzekering, er stonden meer Ford Mustangs op de parking dan echte 4x4 jeeps. Tss, tss, tss.

En waarom moesten wij wachten? Wel ik was nog niet slim genoeg geworden vandaag. De lucht boven de vulkaan is zo helder dat je maar op weinig plaatsen ter wereld zo een goed zicht op de hemel en de sterren kan hebben. Sloefie, ik heb voor het eerst de Melkweg gezien. Dat was mooi. Een milkyway reep is lekker maar deze milkyway was mooi. Voor de warmte reden we eerst wat kilometers naar beneden en dan stopten we langs een lavaveldje. De chauffeur had een 11 cm telescoop mee en zo kon hij ons allerhande sterren en planeten en melkvelden en gasnevels tonen. Wauw. Ik wist niet dat dat allemaal boven ons koppeke hangt. Als dat maar niet naar beneden valt op een dag.

En zo kregen we zeker nog een uur uitleg over de sterren en zo. En dan was het tijd om verder te rijden. We zijn nog efkes gestopt aan het bezoekerscentrum om een stempelke te halen. Maar mis poes. Dat was geen nationaal park en hier deden ze niet mee aan het verzamelen van stempelkes. Snif. En dan reden we verder naar beneden. Veel herinner ik er mij niet van want iedereen was redelijk stil – ook de gepensioneerden – en ik heb dus een dutje gedaan.

Zoals beloofd waren we om tien uur terug aan ons vertrekpunt. Tuut en Minneke stonden ons eenzaam op te wachten. Om half elf waren we terug in het hotel en was het dadelijk slaaptijd want morgen moesten we nog eens vroeg op. Het was vliegtijd. Als dat maar goed komt.

Come and see tomorrow for a new blog by big brother.






Jiha. Ik heb de Melkweg gezien. Op 4200 meter. Jiha.

Geen opmerkingen: