Posts tonen met het label National Parks. Alle posts tonen
Posts tonen met het label National Parks. Alle posts tonen

maandag 20 juni 2022

Dag 14 - Bergop, bergaf





Dag lieve lezertjes en peluchen overal ter wereld,

Vandaag neem ik alweer de pen ter hand om jullie kond te doen van onze avonturen in ijs-land. (N.v.d.r. om mogelijke verwarring tegen te gaan, bedoelt is een land met veel ijs. Niet het land van Björk en de tienduizenden vulkanen en gletsjers, meestal gekend onder de naam IJsland.)

Zo we zijn al onze vierde dag op zee.

En de zee, die is zo vlak als een biljartlaken.

Dus echte zeebenen hebben we nog niet. Ook onze baasjes niet. Weer een excuus minder als ze over het een of het andere struikelen. Hihi.

Ik had zo al eens gekeken op de planning van Mijnheer Didier. En ik geraakte er niet goed wijs uit. Volgens de baasjes was er geen wandeling, volgens het papier was er wel een wandeling en wel om tien.

Hmm, wat hadden de baasjes nu weer in hun hoofd gehaald.

Op hun bord hadden ze veel lekker van het ontbijtbuffet gehaald. Dat wel. Om een tocht naar de top van de gletsjer te halen zonder te stoppen. Zoveel leek het wel.

Niet dat ze dat gepland hadden. Maar ja, de opportuniteit maakt de dief … van de slanke lijn.

Spek, eieren, croissants, koffiekoeken, hesp, kaas. Noem het op, het lag erop. Tenzij het teen of tander heerlijk ding was dat je enkel in den Belgiek kon krijgen.

Mijn baasje probeerde zelfs een Engels ontbijt te maken met bonen in tomatensaus enzo. Maar volledig gelukt was het niet want er was geen gebakken zwarte pens (hier heet dat pudding, nou ja).

Het was ondertussen al tegen den tienen en van onze uitkijkpost zwaaiden we eens naar de moedige wandelaars (18 in totaal). Wij bleven nog efkes zitten en verkasten dan naar het vijfde. Konden we eindelijk een lekkere koffie drinken in alle rust. Ik moest er wel voor zorgen dat mijn baasje een café au lait kreeg en geen café olé. Alles toch niet om kwart na tien in de ochtend.

Na een zalig extract van de Coffea Arabica (beter gekend als een zat kaffee), waren ook wij klaar om het schip te verlaten. Via dek 3 en een scan van security stonden we al snel op de aanlegsteiger van Skagway.

Wij peluchen waren trouwens vanmorgen flink geschrokken toen er plots een resem bomen opdoken voor ons raam (mijn baasje had de gordijn op een kier gelaten zodat we tenminste iets zagen wanneer we van wacht waren). Bleek dat de oude aanlegsteiger waar de baasjes 13 jaar geleden aan land kwamen, een beetje omgebouwd was, allez afgebroken was. En dus was de Millennium aangelegd aan de Railway Pier en die ligt eigenlijk tegen de wand van de fjord aan.

Gelukkig lag de boot (of is het nu het schip) dicht tegen het einde van de kade.  Zo moesten we minder ver gaan naar de stad. We zijn sportief maar niet overdrijven he.

Eerst kwamen we een heel raar bouwsel tegen. Een rij zeecontainers die achter elkaar gezet waren. Zo iets kan alleen maar dure kunst zijn, dacht ik. Mis poes. Dat was waar je moest aanschuiven om op het treintje te mogen. Enkel VIPs en met met assistentie mochten de containers overslaan. Nou moe. Vannamiddag zouden wij hier dus ook door moeten.

In de verte klonk de fluit van een locomotief en mijn baasje was al niet meer te houden, hoe de drie peluchen ook hun best deden om hem af te remmen. (Om meer plaats te maken voor de shopping waren we allemaal samen in een rugzak gekropen, en daarmee ken je ook het doel van de ochtend.)

Maar het treintje kwam niet. Later zouden we zien dat er achter de eerste berg een groooot emplacement met allerlei treinen en locomotieven was. Daarom ook dat de fluit in de verte floot. (Is er ook een emoji voor een fluitende fluit?)

We wandelden verder langs 2nd Avenue tot aan het station en de stationswinkel. En neen. De baasjes hebben niets gekocht.

Volgende stop, het vroegere locomotiefdepot.

Hier stonden geen locomotieven meer maar het gebouw was nu ingenomen door de National Park Service. Mijn baasje kon dus zijn derde set stempels zetten. En omdat er dadelijk een film over het ontstaan van Skagway en de White Pass Railway begon, gingen we samen een half uurtje in het theater zitten. En we waren weer heel wat weetjes wijzer. Als mijnheer Didier vanavond een wis organiseert, dan winnen wij gegarandeerd de fles wijn.

Buiten stonden een oude stoomlocomotief en een oude sneeuwploeg te blinken in de zon. Daar moest mijn baasje natuurlijk een foto van hebben. Er stond ook een echte trein in het station. Te wachten op Godot of en volgende rit?

Na dat half uurtje cultuur kwam nu … shopping.

In Juneau hadden we al toffe-t-shirt winkels gedaan, hier waren deze ook. En natuurlijk moest er een vergelijkend onderzoek gedaan worden.

Mijn baasje kon er blijkbaar aan weerstaan maar … bij de Del Sol (lees het verhaal van gisteren door mijn beste broer Sloefie) gingen de overige baasjes overstag. Niet voor een t-shirt (want het waren dezelfde als in Juneau) maar voor een … zonnebril. Ondertussen was de zon al heel hard aan het branden en dan … koop je een nieuwe zonnebril. En dan natuurlijk een die van kleur verandert wanneer het zonnetje schijnt en het buiten warm wordt. Ach, baasjes …

De wandeling van de overige 18 leden van onze expeditie was ondertussen ook gedaan en we kwamen hen in groepjes en brokjes tegen op Broadway, op weg naar het schip, de saloon of een vitrine.

Een vriendelijke mijnheer vertelde ons dat we zeker ook ons in de fotogalerie moesten gaan kijken. Het waren mooie foto’s van een National Geographic fotograaf. En naar zo’n raad luisteren we natuurlijk.

Jipie, Sloefie’s baasje heeft eindelijk een mooie foto voor in het toilet. Om bij te mediteren.

Nu het rugzakje vol was, was het tijd om naar de boot terug te keren. De maagjes waren ondertussen wel redelijk leeg geraakt.

Wij peluchen bewaakten samen de tafel in het restaurant op 10 en de baasjes konden gaan kiezen wat ze binnenspeelden.

Daarna kon er ook nog gemediteerd worden want de volgende afspraak was pas om half vier.

Na de platte rust kon het hoogtepunt van de dag (in meer dan een betekenis) beginnen.

We stonden allemaal goed op tijd klaar. Onze trein had zich ook al laten horen. En dus wijle weg naar dek 3 en zo naar buiten.

Ver moesten we niet gaan. De lange containerslurf wachtte al op ons. Gelukkig zaten we allemaal bij baasje in de rugzak want hij was anders niet te volgen te poot. Treinen he.

We gingen namelijk op stap met de laatste smalspoor-spoorweg van de Verenigde Staten, de WP&YR ofte de Yukon & White Pass Railroad.

De spoorweg was aangelegd langs het pad - de White Pass trail - die de goudzoekers in 1897 volgden op weg naar het goud van de Klondike. De trein rijdt over de White Pass sinds 1900 en was in maar twee jaar aangelegd. 

Na veel getoeter zette de locomotief zich in gang maar na enkele honderden meter leek ie er de brui aan te geven.

Ah, er werd gestopt aan de Skagway Junction zodat reguliere passagiers ook konden opstappen.

Dan reden we verder, langs het grote treindepot en dan … langs het grote kerkhof. Hopelijk zijn dat niet allemaal slachtoffers van de trein. Er liep veel volk trouwens op het kerkhof en het was nog geen Halloween of Allerheiligen.

Dan kroop de trein met zijn veertien wagons meter per meter naar omhoog. Soms met een diepe afgrond naast het spoor, soms met hoge bomen zodat je leek in een kathedraal te rijden.

Na wat kilometers te rijden, veel getoeter. Een dalende trein stond op ons te wachten - het grootste deel van de route is enkelsporig - en wij mochten vlot tot aan het volgend wissel doorrijden. Dan moest de conducteur uit de trein om het wissel om te zetten, net als op de Alaska Railroad. Het zou in België niet waar zijn, die hebben straffere vakbonden.

En we bleven maar draaien en keren. We draaiden een zijvallei in en in de verte zag je de rest van de spoorweg, enkele honderden meters hoger. Dat werd nog een serieuze klim.

Na een dertig kilometer sloeg de schrik me om het hart. Ik blafte zo hard ik kon naar iedereen maar de trein maakte teveel lawaai.

STOOOOOOOOOPPPPPP!!!!!!!

Verderop is een deel van de brug ingestort!!!!! We gaan te pletter slaan!!!!!!

Maar iedereen bleef maar foto’s nemen en foto’s nemen.

Als peluchen zijn we niet rijk, dus ons testament maken heeft toch geen zin. Dag blauwe wereld. Dag witte lucht. Mijn leven is ten einde.

Oef, net voor de ingestorte brug draaide de locomotief naar rechts en een catastrofe werd vermeden.

Ik was een pluche-hondenjaar ouder geworden op die tijd.

We doken nog een donkere tunnel in vol stinkende dieselrook en dan waren we in de sneeuw. Het spoor begon wat vlakker te lopen en de locomotief kon wat ademhalen.

Op een rots naast het spoor zagen we een pyramide staan. We waren nu officieel in Canada, in British Columbia. Maar we mochten niet uitstappen, op straffe van toevoet door de Yukon naar huis terugkeren.

Een beetje verder draaide de loc op een zijspoor, het bleek een keerlus te zijn en zonder stoppen begon ie aan de afdaling met piepende remmen en krijsende wielen. Mijn baasje kwam terug binnen - hij had heel de tijd op het balkon gestaan. Hij had dringend nood aan een café olé want het was serieus koud buiten. Boven op de pas lag nog een dikke meter sneeuw naast het spoor.

Nu deden we het zelfde verhaal als de beklimming maar we wisten wat er ging komen. Ik voelde me veilig en ik deed af en toe mijn oogjes half dicht.

Een uurtje later reed de trein met veel getoeter het station van Skagway binnen. Wie nog wou shoppen moest hier uitstappen. Dan reed de trein achteruit en dan terug vooruit tot aan ons schip. Zo konden we snel naar de koffiebar voor een warme koffie.

’s Avonds bleef ik met mijn vriendjes wachten op de kamer tot de baasjes hun buik rond hebben gegeten. Maar vandaag duurde het toch heeeeeel lang en blijkbaar was er teen en tander weer fout gegaan.

De boot is ondertussen ook al uit de haven en dus hoef ik geen foto’s te zoeken, ik kan ze toch niet toevoegen aan mijn verhaal.

Tot morgen dus,

Slaapwel

G.B.

zaterdag 18 juni 2022

Dag 12 - Meer ijs

Dag lieve lezertjes,

Voor het eerst in meer dan twee jaar heb ik terug geslapen op een rollend bed.

Een zacht rollend bed om juist te zijn,

Eindelijk zijn we weer eens aan het varen geslagen.

En omdat het voor iedereen zo lang geleden is, doet de kapitein het zachtjes aan.

Na tien dagen van Amerikaanse spaarzaamheid aan het ontbijtbuffet begint nu een weekje met keus à volonté.

Engels, Mexicaans, Amerikaans, Aziatisch, nihilistisch, … alle smaken en streken zijn vertegenwoordigd op de ontbijtbuffetten.

Ja je leest het goed, meervoud. Ik denk dat ik aan tien verschillende ontbijtstandjes kwam en dat ik nog niet alles had geproefd. Mijn cholesterol zal er niet goed van zijn denk ik. Gelukkig hoef ik niet naar de dokter. Het voordeel van peluche te zijn.

De baasjes verdwenen naar alle windstreken. Een ongelukkige moest de tafel bewaken. Want er is dan wel een overvloed aan eten. Maar als iedereen op het zelfde moment wil eten, dan is er niet genoeg plaats en zijn er files zoals op de ring van Antwerpen.

Wat was de buit van de eerste ochtend? Pancakes, waffels, fruit (niet mijn ding), yoghurt, croissantjes, spek, worstjes. En slappe koffie. Voila, in een notendop een overzicht van het gemiddeld ontbijt.

Die slappe koffie kon trouwens geen kwaad. Later op de ochtend moesten we nog naar een presentatie van Mijnheer Didier en het welkomstwoord van de kapitein. Bij beide was al een drankje voorzien. En er was ook nog de koffiebar op het vijfde waar heel lekkere koffie op maat gezet wordt. Mijn baasje werd zelfs een beetje olé van zijn koffie maar door mijn verstopte snuffelneus kon niet goed ruiken of het alleen koffie was of ook nog iets anders. (Ik zal hem de komende dagen wat beter in het oog moeten houden.)

Bij de receptie van de kapitein kregen heel wat mensen een diploma voor hard werken de vorige maand.

En ook mijnheer Didier kreeg een diploma, verstopt in een fles rode wijn, omdat hij het meeste reispunten heeft van de hele boot. Proficiat hoor.

Na het drankje op het elfde moesten we naar de catacomben op het derde.

Daar was geen drankje te krijgen maar wel veel uitleg over de volgende dagen.

Wie moet wanneer waar zijn en zo.

En dan was er ook nog een kwis.

Mijn baas stelde mij toch wat teleur. De vorige keren had hij telkens een klakske voor mij gewonnen. Dit jaar noppes. Geen klak, geen wijn. Toeme. Volgende keer beter opletten baas.

Ondertussen was het tijd om aan het middageten te denken.

En ik dacht dat er vanmorgen chaos was bij het ontbijt. Iedereen wou nu eten en het personeel kon niet volgen met het opruimen van de lege borden en glazen.

Met andere woorden, het restaurant stond vol met tafels vol met afwas. Je moest dus gokken of een tafel nog in gebruik was of niet. Had je pech, dan moest je een ander plaatsje zoeken.

En waarom wou iedereen zo vroeg eten - geef toe als je om tien uitgebreid heb geschranst dan heb je om twaalf nog geen honger - ? ? ?

We hadden een plaatsje veroverd aan stuurboord. Daar zou alleen maar zee mogen zijn, maar plots was er ook land.

Aha, we vaarden een grote baai in.



We waren traagjes op weg naar de Hubbard gletsjer. De grootste getijdengletsjer ter wereld. En iedereen wou die goed kunnen zien.

Sloefie en mimi vonden zo’n ijsberg veel te koud en gingen gewoon binnen blijven. Trouwens ze hadden een paar dagen vroeger al de Aialik Gletsjer gezien en toen was het lekker warm weer. Nu was het koud, grijs en juist ja, het ging nog kouder worden.

Maar ik had een lekker warme slaapzak gekregen en ik vond dat ik daar wel genoeg warm mee ging hebben. En ik vroeg aan mijn baasje of ik mee mocht tot op het ijs. Dat mocht ik niet. Maar ik mocht wel mee tot op het helikopterplatform. Jipie, de truuk heeft weer gewerkt, teveel vragen om net te krijgen wat je wil. Hihi. Baasjes zijn soms zo voorspelbaar.

En dan gingen we samen op pad, langs lange gangen en ondergrondse spelonken (allez, dat waren de gangen naast en achter het theater) tot op de snuit van de boot.

Ik had me voorbereid op een koude, snoeiharde wind met wat ijskristalletjes als toemaatje. Maar niets daarvan. Het was redelijk zacht met maar een zuchtje wind. De boot leek trouwens bijna stil te liggen.

Veel volk was er ook niet trouwens. We konden een plaatsje vinden aan de reling met zicht op de gletsjer. En mijn baas moest zich niet uitzonderlijk groot maken om dat plaatsje te behouden. Bij Kaap Hoorn drie jaar geleden was dat wel wat anders. Toen moest ie een paar keer grommen omdat de laatkomers dachten dat zoals in het evangelie, de laatkomers ook een mooie plaats krijgen. Niet als er foto’s moeten gemaakt worden. Of een blogger inspiratie moet hebben voor zijn dagelijkse post.

Enfin, alles peis en vree dus. Maar we lagen toch wel ver van de gletsjer vond ik.

Ik probeerde nog om baasje een foto van mij op de reling te laten maken, zoals Di Caprio en Kate Blanchett in Titanic, maar dat vond ie te gevaarlijk. Hij had waarschijnlijk wel gelijk. Snif.

Van rechts verscheen er ook nog een of ander grijs bootje. Ik dacht dat de Park Service eens kwam controleren, maar ik was fout. Het leek een omgebouwde landingsboot van in Normandië.  Sommige gelukkigen mochten aan boord van het bootje om dichter bij land of de gletsjer te komen. Maar na een tijdje waren ze uit het zicht en dus weet ik niet wat hun speciale excursie wel was.

Het schip bleef nog altijd liggen waar het lag en ik vond dat we onze tijd een beetje aan het verprutsen waren. En dus begonnen we de lange weg terug door de spelonken naar onze balkon.

Bleek dat de kapitein op ons had gewacht om te vertrekken, gadverdamme.  Enfin, we zaten gelukkig aan stuurboord en zo bleven we de hele tijd de gletsjer in het oog houden vanaf ons balkon.

Vanaf de boeg leek of het er veel ijs dreef voor de gletsjer en dat we daar nooit door konden. Maar een keer dichterbij bleek dat toch mee te vallen en we voeren tussen de ijsschotsen door.



Maar we moesten niet alleen letten op de gletsjer maar ook op de ijsschotsen. Niet om een Titanicje te vermijden maar omdat er op sommige ijsschotsen ook baby zeehondjes lagen. En die keken ons, allez het schip, met grote ogen en een beetje schrik aan. Sloefie’s baasje heeft goede ogen en ze vond er wel een stuk of tien. Achteraf vertelde iemand aan tafel dat er ook een orka gezien was. Niet helemaal onlogisch want zeehondjes zijn een lekkernij voor orka’s.


De kapitein liet het schip een aantal keren naar links en naar rechts draaien (allez voor de taalpuristen naar stuurboord en naar bakboord - ja dat is het omgekeerde van wat ik net schreef). Zo kon iedereen vanaf zijn venster of balkon de gletsjer en zo goed zien.

Na een kleine twee uur of zo, vond de kapitein het welletjes en draaide hij de steven naar de uitgang van de fjord en konden wij stilletjes aan naar binnen om op te warmen.

Hehe. Net als onze kleine cruise in Kenai Fjords was dit toch een topmomentje.



Bij het naar buiten varen, zagen we geen beestjes meer, maar wel een rare wolk van maar enkele meters dik. Zou Frank dit ook verontrustend vinden of eerder een gladde uitleg voor hebben?

Als opwarming gingen we nog eens tot aan de bar voor een kuch koffie of zo. Dan onder de doesj en hop naar het avondeten.

Nu zit de dag er alweer op. De baasjes zijn weer brandhout aan het maken. En ik ben aan het einde van mijn Latijn.

Tot schrijft.

B.G. on the ice (en niet on the rockes)

donderdag 16 juni 2022

Dag 10 - weg ijs

Goeiemorgen/middag/avond/nacht*) lieve lezertjes.

Naar het schijnt zijn er veel van jullie aan het slapen terwijl wij peluchen hier onze pen hanteren. Dus met deze hebben jullie ook wat werk. Jullie mogen de aanhef zelf corrigeren. Alstublieft. Dat is onze goede daad vandaag.

A good deed a day keeps the doctor away.

Waar was ik gebleven?

Ah ja, het ochtendgloren.

De vorige dagen is het in feite nooit echt helemaal donker geworden. Waar we nu zijn in Seward is er toch al wat nachtelijke hemel te bekennen. Efkes toch. Zo tussen een en drie ongeveer.

Er was vannacht wel een of ander beest oe, oe, oe aan het roepen in de boom naast ons slaaphut.

In Europa hebben we de oehoe die oehoe roept, misschien hebben ze hier de oe.

Maar de nacht is de nacht.

Het ontbijt is het belangrijkste moment van de dag. Vandaag was eigenlijk net als de vorige dagen. Dus op zijn Amerikaans met wat geklopte eieren, toast, te hard gebakken spek en pikante worstjes. (Neen geen worstjes van de pin-up club). We zijn er al aan gewoon maar we gaan toch blij zijn wanneer we ook eens onze normale botjes krijgen. En geen water met ijs maar met belletjes.

Enfin. Burp. Oeps, Pardon.

Vandaag gingen we met de schuttel naar het dorp. Euh stad. De chauffeur was toch een rare hoor. Hij begon van alles te vertellen over zijn verschillende jobs en hoe Alaska verschilde van de andere plaatsen waar hij al geweest was. En hoe hij eigenlijk liever op een boot ging werken in Hawaii dan op een bus in Seward. Euh ja. Tenzij er een vulkaan uitbreekt is Hawaii inderdaad wel wat warmer heel het jaar door. Toen ik er was, was het vooral warm onder de pootjes want Hawaii das wel een vulkaan en die zeggen soms boem en die in Hawaii doen dat heeeeeeeeeeeel traaaaaaaaaaaaaaaag. Je had niet door dat je over lava aan het lopen was tot de zolen van baasjes schoenen wat begonnen te smelten.

Enfin, na een ongeplande tussenstop aan de lokale zelfwas (launderette) werden we gedropt op het einde van Railroad Avenue, aan het Alaska Sealife centrum.

Nadat mijnheer Didier had beloofd dat niemand van ons een garnaal zou oppeuzelen of bij de zeehonden springen, mochten we allemaal binnen.

Binnenin was het eerst nogal donker. We kregen uitleg over de natuur in Alaska en vooral het leven in het water. En over wat het centrum allemaal deed met de centjes die ze kregen na de schipbreuk van een of andere losgeslagen boot.

Wat wel leuk was, was de uitleg over de nieuwe snufjes die gebruikt werden om de verschillende dieren te volgen. Of om ze te verzorgen. Je kon ook experimenteren. Om te zien of dieren problemen hebben met hun veren- of speklaag, gebruiken ze een warmtekamers. En bij de demonstructie toonden ze met de kamera wie de avond tevoren teveel in het glas heeft gezeten. Mijn baasje had een hele rode neus. Die heeft nog het een en het ander uit te leggen. Want alleen drinken is niet goed voor de mens maar drinken met mate(n) dat mag wel. Hihi.

Daarna konden we voelen aan zeesterren en andere kleine beesten. Maar ik heb dat toch maar niet gedaan. Je weet maar nooit of zo’n beest (is een zeester een beest?) plots eens wil proeven hoe peluche nu smaakt. Brrr. Trouwens dat voelen was onder water. Ha nee, ik heb watervrees.

Mijnheer Didier had onze aankomst goed gepland. We konden bijna dadelijk gaan kijken naar het voederen van de zeehondjes.

Dat is altijd spectaculair. En dat wou ik niet missen. En als ik ook een lekkere brok kon bemachtigen, des te beter.

Bweik die hondjes krijgen rauwe vis naar hun kop gegooid!!!! Hoe wreed kan een mens zijn. Vis. Rauw. Bah. Blijkbaar kregen die hondjes niets anders want ze deden zelfs af en toe een klein kunstje om een stukje zalm of heilbot toegeworpen te krijgen. Brrr. Ik maakte me snel uit de voeten. Vis! Bah!

Ondertussen konden de mensen maar niet genoeg hebben van de rauwe-vis-gooi-wedstrijd. En ook de zeehondjes leken heel tevreden.

Naast het zwembad van de hondjes was er ook een zwembad voor zeevogels. Die kregen normaliter hun eten na de hondjes maar dat mochten we blijkbaar niet zien. Er is namelijk niet alleen Co***19 maar ook de vogels zitten met de pest en blijkbaar ook in Alaska.

Dan ging de rondleiding voort langs verschillende grote en minder grote glazen bokalen waar allerlei lokale vissen en planten werden bewaard.

Een Waterzoo hoor ik hier roepen. Euh ja. Zolang het niet te lang kookt want anders is het waterzooi. Hihi.

Alles, na nog een passage in de winkel (buit: een t-shirt) stonden we allemaal terug buiten in het zonnetje.

Wat gingen we nu doen?

Ahwel, net als de zeehonden wat rauwe vis eten zekers?

En dan?

Euh, misschien tot aan de gletsjer wandelen? Maar dan wel met een taxibus tot aan de voet rijden want het was toch nogal ver.

Mijn baasje had gezien dat er een Starbucks was naast de Safeway. En dat koos hij voor ons. We konden dan ook eens wat MountainDew inslaan want dat vind je in Alaska niet veel en dat is eigenlijk wel lekker.

Dat was dus het plan. Alles beter dan rauwe vis, mijn gedacht.

Mijn baasje had toch niet goed gekeken hoor. De winkel naast de Safeway was een Liquor Store, een drankwinkel dus, geen café laat staan het gekende koffiehuis. De Starbucks was binnen in de Safeway, twee tafeltjes en vier stoelen groot. En de barista was in opleiding en alles ging dus lang duren. Niet goed gepland, baasje.

Gepakt en gezakt met babybel kaasjes (jammy) en MountainDewLight (jammyjammy) en een Starbucks ChocolatChipsCookie voor tijdens de wandeling, gingen we nog efkes kijken wat er bij de lokale spoorwegen te zien was. (Ja mijn baasje loopt elke rare trein achterna als een zot hondje, tis ongeneselijk blijkbaar.)

Er stond een trein zoals we mee naar Denali gereden zijn. Voor de rest was het heel stil op het spoor.

We liepen nog wat verder maar het zicht werd er niet interessanter op en dus keerden we terug naar de busstop.

Daar zagen we hoe vier medepassagiers in een grijs busje werden gesleurd.

Ik riep dadelijk. Call Nine One One. Alles dat heb ik geleerd van de tv he.

En dan begon dat busje achteruit te rijden. Ze gingen ons ook ontvoeren.

Aiuto, Hilfe, Au Secour.

Oef. Op de zijkant stond het logo van de Lodge. Blijkbaar hoefde dit busje niet de normale uurregeling te volgen.

En zo konden we in een schommelstoel wachten op de rest van de wandelaars die met de gewone bus van de stad terugkwamen. Hihi.

Mijnheer Didier moest wel nog een taxi of zo vinden voor ons. Uiteindelijk werd het een soort oud schoolbusje maar dan in het wit ipv het geel. Maar het moest wel twee keer heen en weer rijden want het was te klein voor ons allemaal.

Maar we zaten in het zonnetje te bruinen (volgens sommigen te bakken), dus we waren niet …

Na een dikke twintig minuten werden ook wij opgehaald en afgezet aan het visitorcenter van de Exit Glacier. De rest van de wandelaars was blijven wachten op ons. Waren ze bang van de beren?

Baasje ging zich geen twee keer laten beetnemen en stormde het gebouwtje binnen op zoek naar stempels (voor het paspoort) en stickers (ook al voor het paspoort). De stempels vonden we al snel en we maakten een heel mooie afdruk volgens de Ranger. De stickers waren ook hier niet te krijg. Drommels.

Wanneer we terug buiten stonden, was de rest al de plaat gepoetst naar de gletsjer. We dachten in de verte een taterend groepje wandelaars te horen, dus zetten we de achtervolging in.

Bleek dat die tateraars engels taterden en geen Vlaams. Misgerekend baas. En zouden ze nu links of rechts gegaan zijn? Want er was een korte (0,9) en lange (1,2) mijl route. Baasje dacht de korte. Maar hoe we ook stapten, al wie we inhaalden was niet wie we zochten.

Voordeel was dat ik sneller dan verwacht zicht had op de gletsjer. Het duurde nog bijna een kwartier voor de rest via de lange route ook aan het eerste uitkijkpunt aankwam.

De horloge van baasje was heel blij met de prestatie en ik ook.

Na een tijdje was het tijd om terug af te dalen. Want de taxibus ging ons om vijf komen ophalen.

Ik vond dat gek, want zelfs als we op handen en voeten zouden afdalen waren de wandelaars op tijd beneden.

Maar kom. Het leven is altijd een beetje wachten.

Om iets voor vijf kon de eerste groep al terugkeren. Om tien na vijf konden wij. Onze afspraak voor het diner was maar om kwart na acht. En dus was er eerst tijd voor … neen niet een dutje maar een laatste keer inpakken op vaste bodem. Want morgen, morgen zien we eindelijk onze boot. De cruise kan eindelijk nog beginnen. ***)

Slaapwel/Prettige dag/Prettige avond *)

Gr. Br.



*) Scrappen wat past.
**) Wegens technische beperkingen is het niet mogelijk om fotootjes toe te voegen aan de blog. Als we dat willen dan moeten onze baasjes veel dineros betalen aan de kapitein. En daar hebben ze blijkbaar niet zo’n zin in. 

***) Er was nog een klein detail met oorstokjes maar daar lezen jullie morgen meer over.
****) Opm. Sloefie kreeg de foto’s blijkbaar wel in order zondere de dineros.





woensdag 15 juni 2022

Dag 9 - een dag in het nat

Dag lieve lezertjes en lezeresjes, Lieve peluchenvrienden,

We zijn ondertussen al dag negen van onze lange reis door het hoge noorden.

En we zijn vandaag in park numero twee aanbeland. Kenai Fjords.

Ik heb wel eerst wat uitleg gevraagd. Ik dacht dat er in Kenai olifanten en giraffen en zo rondlopen.

Maar samen met hoogle maps heeft mijn baasje me uitgelegd dat er een verschil is tussen Kenia en Kenai.

En nu snap ik ook waarom ik geen leeuwen en giraffen ben tegengekomen vandaag.

Na de nogal droevige rit gisteren, zijn we aan de rand van de grote oceaan aangekomen.

Pootje baden aan het strand zoals in Californië, is wel niet mogelijk hier. Overal lopen de bergen steil het water in. De haven is het enige vlakke stuk in het stadje Seward, de waterpoort tot Alaska. Vroeger kwamen alle goudzoekers, arbeiders, profiteurs en barmeiden langs hier aan land in Alaska.

Tot goede vrijdag van 1964. Een gigantische aardbeving legde alles plat. En een tsunami enkele minuten later veegde alles op een grote hoop. De olieopslagtanks braken open en alles begon ook nog eens te branden. De stad werd hogerop terug opgebouwd, kleiner en armer. Op de oude stad en haven staan vooral nu campers of aRVee zoals ze dat hier noemen, Recreational Vehicles. De meeste zijn zo groot dat ze trouwens weinig bougeren in hun bestaan.

Het moet een diepe indruk hebben nagelaten want we hoorden het verhaal vandaag al zeker drie keer, met stukken en brokken.

Oh ja, uitslapen. Vandaag moesten we maar rond kwart na acht opstaan. We mochten terug uitslapen. Tegen negen gingen we naar het ontbijt. Het zag er uit zoals vele van de vorige dagen. Ik heb ondertussen wel een beetje zin op een stukje hespenworst of fille d’anvers of zo. Na een tijdje steekt gebakken spek ook hondjes wat tegen. Misschien moeten we de baasjes eens naar het lokaal warenhuis sturen.

Wat was er vandaag gepland? Een cruise blijkbaar.

Geen grote cruise, dat is voor binnen twee dagen. Maar een kleine cruise met een kleine boot.

Het nationaal park is namelijk een grote ijsmassa waar allemaal kleinere gletsjers uit ontspringen die naar de zee glijden. (helaba ik heb de brochure van mijnheer Didier goed doorgesnuffeld hoor, ik ben een intellectuele peluch.)

En hoe kan je dat het best bezoeken? Via het water natuurlijk.

En dus moesten we om elf uur gepakt en gezakt (met fototoestel en iets tegen de kou en het nat) klaar staan aan de receptie.

Een busje van de rederij kwam ons allemaal oppikken en naar de haven brengen. Onze stappenteller had daar geen plezier aan.

In de haven stonden al verschillende busjes met toeristen. We moesten nogal ver wandelen tot onze boot (of is het een schip) en dan braaf over de loopplank naar binnen stappen.

We zochten ons een plekje beneden waar het warm, droog en dicht bij de keuken was. Voor als we wat dorst zouden hebben.

We kregen dat een hele uitleg over het schip en over wat we moesten doen als het zonk (slik) maar er zou niets gebeuren, beloofde de kapitein John.

En dan begon de boot te schudden en te pruttelen.

Neen, ze was niet aan het zinken. We voeren gewoon achteruit.

En hops we kozen het ruime sop.

Eerst nog langs wat delen van een oude kolenhaven en dan eindelijk met links en rechts hoge bergen met bovenop sneeuw. Dat was nu een fjord, zei John. Zoals in Noorwegen. (Ik ben daar nog nooit geweest. Ik weet niet of John een jokkebrok is of een wijze man. Ik denk het tweede.)

We kregen allemaal een belangrijke taak: surveillance. Niet van de passagiers maar van het water. We moesten roepen als we gespuit van een waterfontein zagen of dolfijnen of vogels zagen vliegen die we niet kenden.

Het duurde wel efkes voor er een eerste melding was. Een kleine school Dale dolfijnen zwom in de verte maar de kapitein zei dat die er vannamiddag nog wel zouden zijn. (Hum)

De boot vloog over het water. Tegen wel veertig per uur. De mensen die op de boeg zaten, hadden allemaal hun muts en jas goed vast want anders ging het vliegen.

Ondertussen kregen we nog wat uitleg over de eilanden en zo. Maar iedereen was meer geïnteresseerd in wat er buiten gebeurde. Was er wild of was er geen wild.

Ik denk dat de kapitein iets wist, want hij liet de boot vertragen en draaide in een kleine baai.

En ja hoor, dicht tegen de rotsen was er af en toe een fonteintje te zien. Niet van klotsende golven maar van … een orka. Of op zijn engels, een killer whale.

We gingen nog wat trager en plots zagen we nog meer fonteintjes. We waren een familie orka’s tegengekomen. Papa, mama en kleintje.



Hoe lief.

Ja, ik weet wel dat het jagers zijn en andere zeehonden en zelfs baby walvissen doodbijten. Maar het blijven toch heel mooie dieren. En zoals ze op hun gemak aan het rondzwemmen waren, was toch wel mooi hoor.

De kapitein liet de boot rustig drijven om hen niet bang te maken. En we konden zeker een kwartier de zwemkunsten van de orka’s volgen. Acrobatie deden ze wel niet maar ze kwamen mooi boven water om hun neus te snuiten en zo.

Na een tijdje moesten we vertrekken want een andere kapitein kwam er aan.

Nu gingen we op zoek naar een gletsjer vertelde de kapitein. Maar eerst gingen we door een gevaarlijk stuk zee moeten gaan.

We gingen namelijk een kwartiertje op de oceaan varen en dan een andere baai opzoeken.

De boot begon dadelijk heftig op en neer te gaan. En ik moet zeggen dat mijn bruine neus toch een beetje wit uitsloeg. En niet alleen de mijne. (Hmpf).

De bemanning bracht de lunch rond maar ik had geen zin om te eten. Mijn baasje nog minder. Maar dat is het beste om zeeziek te blijven. En dus begonnen we met lange tanden aan het lekkerste van al, de gezouten chips. Beetje bij beetje begon onze maag te stabiliseren.

Oef we voeren een volgende baai binnen. Het water werd rustig en onze maag ook.

Ons doel was al in zicht, een gletsjer gleed op zijn gemakje het water van de baai in. De Aialik Gletsjer.



Hoe dichter we bij de gletsjer kwamen, des te meer kleine en grote ijsschotsen dreven langs de boot. Maar volgens kapitein John moesten we niet bang zijn als we af en toe een bonk of een plons hoorden. (Hum, hum)

Uiteindelijk waren we dicht genoeg genaderd bij  het ijs. Links van ons dreef er een groter stuk vlak ijs. En daar waren zeehonden aan het zonnen en hun jongen les aan het geven. Leuk.

Ondertussen viel er elke paar minuten een stukje ijs en soms een groot stuk ijs naar beneden van de gletsjer.



Frank Deboosere zou dat heel onheilspellend vinden maar voor kapitein John was dat heel normaal. Zo eindigt nu eenmaal een gletsjer.

We bleven een kwartiertje dobberen in de hoop op een grote plons maar mis poes. Het was niet voor ons. En er stond alweer een ander bootje in de rij om de gletsjer te bezoeken.

Alles, op deze twee uur hadden de baasjes al meer beleefd dan een hele dag Denali park met de bus. Oef.

Op de terugweg naar de haven zouden we hopelijk nog wat wild zien.

En ja hoor, we kregen leeuwen te zien.

Is broer van lotje getikt, hoor ik al roepen.



Nee hoor. Het zijn Steller Sea Lions (stellerzeeleuwen). De eerste Europeanen die zeeleeuwen zagen, dachten dat die ook manen hadden zoals echte leeuwen. Daarom de naam.

Onze leeuwen lagen lekker te zonnen op een rotsige punt van het eiland Cheval. (En dat kreeg zijn naam omdat het er op de kaart uitziet als een paardenkop).

We moesten terug naar huis en onze boot begon alweer te vliegen tot een scherpe blik alweer een fontein had gezien (de andere boot die stil lag was ook wel een goed teken).



We waren op enkele bultrugwalvissen gestoten. Die zwommen op hun gemak voor de opening van Resurrection Bay. En wij kregen ook een mooi zicht op de kleine familie.



Toen een van de walvissen naar ons zwaaide met zijn staart, wisten we dat het tijd was om hen gerust te laten.

De kapitein probeerde nog de dolfijnen zo ver te krijgen dat ze naast de boot gingen zwemmen maar ze hadden geen zin meer om te spelen.

Ook de vogels waren niet van de partij, op een enkele aalscholver na.

Dus tijd om naar huis te varen.

Aan wal kon mijn baasje eindelijk zijn eerste stempels van de Park Service verzamelen. En we besloten allemaal nog een korte wandeling langs het water te maken tot aan het aquarium. Onze afspraak voor morgen.

De baasjes beslisten om zeedier te gaan eten in een restaurant zonder bier, Ik denk dat ze nog een beetje zeeziek waren.

Nu ga ik snel nog wat fotootjes zoeken voor bij mijn verslag en dan dodo.

Tot morgen.

Gr. Br.

maandag 13 juni 2022

Dag 7 - Tundra wilderness express



Hey all,

Hier stoere Sloefie en lieve Mimi.
Mimi durft nog steeds niet te tokkelen op de aaipad.
Vandaag schrijven we dan ook samen het verslag.

Gisterenavond hadden de baasjes ons beloofd dat we mochten uitslapen.
Maar toch was daar net voor 7 dat ambetant storend geluid.
Mimi was nog volop aan het genieten van haar droombot en nu moest ze die plots afgeven.
Ze was heel boos in de ochtend.
Ze zou niet de enige zijn vandaag.

We kregen een voldoende aanvaardbare reden van het vroege lawaai.
In de Denali lodge - en blijkbaar overal in Denali- kan je maar ontbijten tussen 5 en 9.
Dus als je zou uitslapen zou je geen brokjes hebben.
Goede reden, toch ?!
We kregen  ei met spek, een bagel met creme cheese en wat lekkere brokjes.

Steven vroeg zich af of hij nu al dan niet naar het visitor Center moest gaan.
Ah ja.
We verzamelden de “cancellation” stempels van alle nationale parken.
Het was een bewijs dat je daar geweest was.
En zoals alles in Amerika is daar een speciaal paspoort voor.
Sandra vroeg Didier om raad.
Die antwoorden “dat zal wel zijn”
Dus het plan snel  op-en-af werd in de koelkast gestoken.

De baasjes gingen terug naar de kamer.
Daar werden alle kleerkasten opengegooid en bijna alles eruitgehaald.
Wat zijn die gekke wezens nu weer van plans
Aha…
Alle vuile was werd in bijeengezocht en kreeg een permanent plaatsje.
De nog propere kleding werd gesorteerd, herverdeeld en opnieuw verpakt.
Het ging gegoochel ging zo een uurtje door en dan plots was het DONE.

Ze verdienden een beloning vonden ze.
Toen ze aan het koffiebar toekwamen zaten groote broer met zijn baasje en Oma-Meter-Grootmoeder daar ook al.
We haalden dan maar koffie voor 4.
Terwijl we genoten van onze straffere koffie en het uitzicht, kwamen de stempels terug ter sprake.
Het enige zinnige antwoord was dat hopelijk juist was wat Didier vertelde.


Daar we om 13 u  op expeditie vertrokken, besloten we ook aldaar iets te knabbelen.
Het werden macmuffins, een koek of iets was trok op een pistolet.
Dat laatste bleek niet zo schitterend te zijn.

Stipt op tijd stond er een typisch schoolbus voor het hotel.
All aboard 
We voelden ons net alsof we op daguitstap gingen.
De buschauffeur bleek ook nog de gids, de natuurexpert en beesten zoeker te zijn.
Als dat maar goed komt.

We reden richting het park.
Aha we gaan snel even in het visitor center mogen binnenspringen.
MISPOES.
De bus reed net voordien rechts de baan op.
Je zag Steven al wat bozer kijken.
We konden op de terugweg er wel afgezet worden als we dat wouden.
Ah oef
Steven bleek wat blijer te zijn.

We kregen veel informatie.
We stopten voor een goast moose, een speciale eland die je maar heel even ziet en dan plots verdwijnt en verandert in een boomstronk.
We zagen Kariboes die op alle manieren probeerden af te koelen.
Ze hadden hun winterpels nog aan en waren dus klaar voor -30 … en niet voor de warme zon (en haar 17 graden)
Wij klaagden niet met dit mooie weer, maar de kariboes waren duidelijk aan het oververhitten.

De totale, leerrijke rit was iets meer dan 5u lang en dus toen we terug aan het visitor center waren, was het al na sluitingstijd.
Het baasje van Groote broer was heeeel boos.
We hebben het in het hotel proberen goed te maken hoor.
Sandra stuurde een mail naar de park services.
Doortje ging om lekkere drankjes.
De donderwolk leek iets te beteren.

Net voor het avondeten ging we allemaal ons lekker wassen.
Blijkbaar moeten we morgen extra vroeg op.
Als dat zo is dan gaan we de vakbond raadplegen hoor.
Maar we lopen vooruit op de zaken.

We waren aan het avondeten.
Er waren er enkelen die een tete-a-tete hebben, maar wij hadden met 9 afgesproken.
Het was een leuke bende
Er werd gelachen en gezeverd 
En ah ja…
Mmmm 
We kregen wel een lekker stukje vlees tijdens het diner.
Is dit een bribe ?!


Na het eten ging iedereen snel naar bed.
Zou het dan toch waar zijn dat we voeg op moeten ?!

Snel nog even Mimi uitleggen hoe ze dit online zet en dan kunnen we ook in ons nestje.

Tot morgen 
Mimi & Sloefie 

maandag 3 november 2014

Dag 14 – Nachtelijke operaties

Snooor pffff, snooor pffff.

AAAAaaaaaaaaaaaaaaaaa

Ah. Oei. Ik was in slaap gevallen. Op het toetsenbord. Oei.
Sorry, maar ik heb vannacht wat weinig geslapen. De wekker is namelijk om 2 uur afgegaan. Niet per ongeluk. Maar omdat we moesten opstaan. Want er kwam een busje ons ophalen.

Vorige week, op het vorige eiland, waren we naar de zonsondergang gaan kijken en naar de sterren. Nu gingen we het zelfde doen maar omgekeerd. Allez gedeeltelijk toch. We gingen naar een zonsopgang kijken. En daar moet je heel vroeg voor opstaan. Want de zon is hier op om 6 uur en het is lang rijden, naar de top van de vulkaan.

En dus liep de wekker af om 2 uur.

Een stevige douche om iedereen wakker te maken, de laatste dingen voor de rugzak zoals batterijen en we waren klaar. We hadden zelfs speciaal thermisch ondergoed mee om toch warm te kunnen blijven. Vorige week is dat maar net gelukt, wel was die 1000 meter hoger.

Tegen kwart voor drie zaten we samen op het bankje buiten aan de lobby, wachtend op het busje. Het was buiten lekker warm, zeker 25 graden. En er twinkelden sterretjes boven ons hoofd. Dus hopelijk een wolkeloze zonsopgang.

Met een tien minuten vertraging reed het busje van Glen de parking op. Het zat al goed vol met slaperige mensen. Nog een stop bij de Sheraton en we konden op weg naar de top van Haleakala. Alleen waren de laatste twee mensen niet op de afspraak. De Sheraton had twee lobbies – sjiek hotel – en dus reden we een paar keer tussen beide heen en weer – he dit is Amerika – en dan waren we weg. Pech voor hen.


Na anderhalf uur rijden, stonden we aan de poort van het nationaal park. En al stelde de chauffeur ons gerust dat we goed op tijd waren, het was toch een serieuze file om binnen te mogen. Buiten was het nog altijd pikdonker dus veel kon ik niet zien. Hopelijk komen er straks geen wolken zodat we toch iets zien.

Uiteindelijk waren we boven rond kwart na vijf. En koud dat het was. Brr. Ik kroop snel terug in de rugzak, ik wou zelfs niet in het buitenzakje zitten. Pfff na twee minuten waren mijn oren en poten bevroren. En we moesten zo nog een uur lijven wachten op de zon.



Na een tien minuten wachten begon er ver weg, boven de wolken een rood stukje lucht te komen. En we konden ook goed het Internationaal Ruimtestation zien want de zon weerkaatste op zijn aluminium buitenkant. Oef. De zon ging zich toch niet overslapen. En stillekesaan kon je zien dat er niet alleen rode kleur in de lucht kwam maar ook blauw en de wolken werden wit in plaats van zwart. En zo wisten we dat de zon dichterbij kwam.


En eindelijk om twintig na zes was ze dan daar, Madame Soleil. Deed dat pijn aan mijn oogskes, in de zon kijken. Hopelijk werd het nu ook snel warm.


Na een tijdje stopten we met fotookes nemen. We hadden wel nog een speciale foto. Gedurende een paar minuten kan je de schaduw van Haleakala zien op de wolken boven de zee. Na een tien minuten is de minuten al zo hoog dat de schaduw niet zo ver meer valt.

In het kleine bezoekerscentrum gingen we nog ons stempelke halen. Daarmee hebben we alle stempels van Hawaii behalve die van Pater Damiaan op Molokai.

En dan ging het terug naar beneden. Het merendeel van de toeristen waren al weg. We moesten wel opletten voor de fietsers die naar beneden reden. Dat gaan we morgen doen naar het schijnt. Jipie. Ik mag met de fiets rijden.

Maar na het ontbijt kwam de koude douche. Geen fiets. Geschrapt over weer of zo. Snif. Boehoe. Awoehoe.

De rest van de dag was ik heel terneergeslagen. Ik wou geen poot meer verzetten. Dus hebben we maar in de zon gezeten.

’s Avonds had ik wel zin in een Mexicaan. Maar wat bleek? Dit was de avond voor Halloween en onze favoriete Mexicaan was enkel open voor invitees. Zelfs met een clubkaart kon je niet binnen.

Snif. Boehoe. Awoehoe. Het leven is niet eerlijk.

Tot morgen.

Als ik wil opstaan.

Snif.

Dag 13 – Van vele bochten, smalle wegen en grote douches

Dag allemaal.

En wat vonden jullie van mijn standbeeld-foto van gisteren? Leuk he? Enfin. Vandaag hebben we niet al te lang geslapen. We gingen namelijk een redelijk lange autotocht doen. We gingen naar Hanne. Of Hanna of zo iets. En dus was er geen ontbijt op het terras aan het zwembad maar wel een melkske onderweg bij madam S*b*.

Het eerste deel van de rit konden Minneke en ik nog wat slapen want dat hadden we al gisteren gedaan. A ja, er is maar een weg en dus moest de chauffeur geen hulp hebben van ons. Hij kon toch niet verkeerd rijden.

Ook al is Maui als eiland niet echt groot groot, toch kan er op korte afstand serieus verschillend weer zijn. In Lahaina – ons slaaphuisje – was het vanmorgen al zonnig en lekker warm. Maar toen we in Kahului aankwamen – dat is de centrale stad die tussen de twee vulkanen inligt – was het weer volledig omgedraaid en begon het te regenen. Raar he. Toch niet Broer. De wind komt hier meestal uit het noordoosten. En dus valt de regen aan de noordoostkant van het eiland want daar botsen de wolken met de vulkaan. Wie aan de achterkant van de vulkaan woont, heeft dus steeds zonniger en droger weer. Dat kan een factor 10 verschil zijn in neerslag.

Eens we Kahului voorbij waren moesten we een keuze maken: naar het Noordoosten op de Hana Highway of naar het Zuidoosten op de Haleakale Highway. De tweede gingen we morgen berijden dus werd het de Hana Highway.



Na nog een laatste dorpje kwamen we eindelijk in het open veld. En na enkele mijlen rijden konden we al een eerste keer stoppen. Hookipa Beach. Dat zegt jullie niets waarschijnlijk. Mij ook niet. Maar blijkbaar is dit een heel gekend strand voor surfers en windsurfers omdat hier gemakkelijk grote golven ontstaan en er altijd wel wind is. Vanmorgen lagen er al een twintigtal surfers in het water. Maar de golven waren maar klein blijkbaar. De surfers wachtten op het “slechte weer” t.t.z. op meer wind. Ondertussen was het gestopt met lichtjes regenen en ging het over op serieus regenen. We moesten dus snel terug naar tuut en Minneke.

Na serieus regenen kwam ... gietende regen. Geen wonder dat alles hier er zo groen uitziet. Hopelijk werd het weer straks beter want anders zullen we niet veel zien van de bergen en valleien waar we gaan door rijden. En na een tijdje kwamen we aan een groot oranje bord. Neen. De weg was niet afgesloten. Oef. Maar het bord bedreigde ons met hel en verdoemenis. De komende 60 mijl gingen gevaarlijk, bochtig, steil, glad worden met kans op modderstromen en steenregens. Pff. Ik voelde mij al niet meer op mijn gemak. Een kleine 600 bochten stonden ons blijkbaar te wachten. Vaak haarspeldbochten. En bruggen net breed genoeg voor een auto. Pff. Was ik maar bij het zwembad blijven zitten.

Nu de chauffeur was vastbesloten om door te rijden. Er zat dus niets anders op dan mijn oogskes goed open te doen en op tijd STOP en TRAAG te roepen. Minneke deed haar best om alle kronkels in de weg goed te tonen, maar ze verloor toch een paar keer haar trappers en draaide dan haar kaart twee keer volledig rond om te weten hoe het nu verder moest.


Gelukkig deden we deze weg buiten het toeristenseizoen. Er zijn verhalen over topdagen in de zomer of met kerstmis wanneer de auto’s soms twintig kilometer aan een stuk aan het aanschuiven zijn, bumper aan bumper. Dat was vandaag gelukkig niet het geval. Aan elk bruggetje moet je namelijk goed kijken of er geen tegenligger was. En bij elke bocht kan je sowieso niet zien of er een tegenligger afkwam. Af en toe haalde ons karretje toch de 20 mijl per uur als snelheid. Maar meestal ging het niet veel sneller dan 15 mijl. Op fietssnelheid dus. Een ander nadeel van deze route is, dat je niet altijd kan stoppen om een fotooke te nemen. Als er al plaats voorzien is om de auto even te parkeren, dan kunnen er meestal maar twee tot drie wagens stilstaan. En zo ben je wel verplicht om voort te rijden.


Af en toe hadden we geluk en konden we efkes naast de weg staan voor een fotootje. Maar bij onze derde stop was het plots groot alarm. Het leek wel of er een grote locomotief op komst was. Het toeterde langs alle kanten. En er kwam een hele serie auto’s plots heel snel af alsof ze achtervolgd werden door een spook. Wat bleek. Verderop waren er wegenwerken en er moesten twee grote vrachtwagens door. Tiens dat kon toch niet? Want de bruggetjes konden maar 10 ton dragen. Blijkbaar mag je wat meer als je voor de staat rijdt ... Wij konden toch nog op tijd een paar foto’s van de watervallen trekken en dan waren we weg naar een volgende stopplaats.

Ondertussen was het ook gestopt met regenen en de zon was bezig met alles lekker snel op te warmen. Je zag zo de waterdamp opstijgen van het kletsnatte asfalt. Mooi.

En zo bleven we maar bruggetjes overrijden en bochtjes pakken, veel bochtjes. En we kwamen zelfs een paar echte parkings tegen waar je veilig kon stoppen. Wat een luxe.


Toen Minneke wat ingedommeld was, gingen we effe stout doen. Bij het eerste weggetje dat we tegenkwamen, reden we er in. Niet dat we konden verdwalen want het was een weggetje dat naar een klein dorpje liep gelegen tussen de weg en de zee. We konden dus niet verkeerd rijden, zelfs als Minneke niet wakker werd. Van het dorpje had je een mooi zicht op de weg die we bereden hadden. Mooi.

Na een drie uur rijden, een beetje later dan Minneke gepland had, kwamen we dan aan in Hana. Ooit de hoofdstad van Chief Hana, was Hana toch een groter dan gemiddeld dorp met een eigen vliegveld en beschutte haven en veel artistieke winkeltjes. Wij rolden de auto tot onder de bomen en gingen dan onze picknick oppeuzelen op het strand. Njam, njam. Wel geen boterham met choco maar kwam toch dicht in de buurt van lekker te zijn.

Een paar mijl voorbij Hana lag ook het kleine bezoekerscentrum van het Haleakala Nationaal Park. We konden dan ook niets anders dan tot daar te rijden, al was het maar om ons stempeltje op te halen in het centrum.

Maar de rangers waren heel hard reclame aan het maken voor hun Pipiwai wandeling naar de Waimoku Falls. In het begin is het nogal moeilijk wandelen omdat je over veel boomwortels en lavastenen moet stappen, maar een keer de eerste waterval voorbij wordt het makkelijker. Het laatste deel wandelden we door een reuzenbamboe bos. Om uiteindelijk bij de waterval te belanden. Schitterend gewoonweg. Spijtig dat Sloefie dat ook niet kon zien. Snif.

Na een klein uur stonden we terug beneden. We hadden ons wat gehaast en dus waren we goed aan het zweten. De laatste kilometer begon het ook nog eens goed te gieten. Ik kroop snel in de rugzak maar Steven had die chance niet. En dus moesten we kletsnat voort naar beneden wandelen en hopen dat de verwarming in de auto werkte om terug op te drogen.



Een keer terug aan de tuut en een beetje opgedroogd, kreeg ik de volgende vraag natuurlijk op te lossen. Hoe terugrijden naar het hotel? De weg terug met de 600 bochten of gewoon doorrijden langs de kust helemaal rondom de vulkaan. Volgens Minneke zou het tweede een half uur sneller zijn. En natuurlijk, die weg hadden we nog niet gedaan. En het merendeel van de toeristen namen de andere weg. En dus was mijn antwoord snel gevonden: we gingen voort rijden.

En heb ik mij dit beklaagd. De eerste kilometer leek de baan lekker breed en snel maar daar kwam wel heel snel een einde aan. Na een paar scherpe bochten veranderde de weg van nummer en naam. Het was nu de Pipiwai Highway. Met de zelfde naam als onze wandeling van daarnet. Wauw. De weg was overal maar breed genoeg voor een auto, laat staan op de bruggetjes. En er waren grote stukken niet of niet meer geasfalteerd. Aiaiai. Dat hotste en botste naar alle kanten en tot overmaat van ramp konden we plots niet meer verder. Uit de tegenrichting kwam er een truck met grote aanhangwagen voor veevervoer. Er zat niets anders op dan achteruit de helling terug af te rijden. Hopelijk kwam er geen snelle jongen af.

Uiteindelijk vormden we samen een groepje toeristen met 4 auto’s en een Harley. De eerste auto moest de verkenning doen, op tijd vertragen en zo, en de rest kon dan om zo te zeggen met de ogen dicht de leider volgen. Dat maakte het veel veiliger voor mij en Minneke kon terug een beetje tot rust komen. Geleidelijk aan werd de weg trouwens ook wat beter. Er waren niet zoveel putten meer in de weg en af en toe was alles zelfs proper geschilderd met lijntjes om aan te geven waar de weg liep.

En al konden we na een tijdje vlot doorrijden, het was toch lang dat we moesten rijden. Uiteindelijk waren we ’s avonds maar rond 8 uur terug in Lahaina en dan moesten we nog wat eten zoeken. En morgen moeten we er heel vroeg uit zijn. Want we gaan naar de zon. Jipie.

Tot morgen.

zaterdag 1 november 2014

Dag 12 – over stranden en dalen


Dag allemaal.

We zijn verhuisd. Naar Lahaina op Maui. In de vroegere hoofdstad van Hawaii. Toen er nog koningen waren en walvissen.

Vanmorgen kreeg ik een nieuw soort ontbijt. Geen eitjes, geen melkskes maar een lekkere verse boterham met Philadelphia, light. Mmm. Dat smaakte naar heimwee. Maar daarmee wist ik nog niet of we veel gingen wandelen of niet.

Rond tien uur haalden we tuut van stal. Ik nestelde me samen met Minneke aan de voorruit en we waren klaar voor de eerste rit. Bestemming Iao Valley. Een vallei waar bloed aan kleeft. Maar hierover later meer. Brr. Hopelijk waren er geen geesten in die vallei.

Het nadeel van op een eiland te zitten met een (grote) vulkaan, is dat je nooit de kortste weg kan volgen. Je moet altijd rond de vulkaan rijden. Na een klein uurtje waren we dan toch tot aan het begin van de vallei geraakt. Eerst moesten we nog een klasje de straat laten oversteken. En dan konden we de smalle weg oprijden die in de vallei naar omhoog liep. Na enkele kilometers en mijlen te rijden konden we niet meer verder. We moesten eerst harde dollars afgeven aan een oude mijnheer in een Hawaï hemd en dan moesten we ook Tuut en Minneke achterlaten. We waren aan de parking geraakt.

Vanaf dan ging het te poot en te voet verder. Ja. Ik geef het toe, ik heb me laten dragen. We moesten de trappen op en daar ben ik wat klein voor. Maar we hadden wel wat pech. Toen we vorige week toekwamen kregen we in Honolulu een serieuze douche van orkaan Ana. Wel hier was de douche een stuk groter en de wandelpaden in de bergen waren een beetje weggespoeld. En dus deden we enkel het geasfalteerde gedeelte. Maar niet getreurd. Dat deel was ook wel mooi.


Oh ja. Wat met het bloed? Wel toen Kamehameha I op veroveringstocht trok, was zijn grootste tegenstander de Chief van Maui. Die had in de jaren daarvoor al Molokai (gekend van Pater Damiaan) en Oahu (gekend van Pearl Harbor) veroverd. En dus was het logisch dat het tussen beide op oorlog zou uitdraaien. Een van de grootste veldslagen gebeurde langs de Iao rivier. Toen de lokale krijgers niet konden standhouden, vluchtten ze de Iao Valley in, achtervolgend door de Hawaïanen. Ter hoogte van het parkje konden ze niet meer verder en werden afgeslacht – Polynesiërs waren alles behalve vredelievend. En er waren zoveel lijken dat ze een echte dom vormden in het riviertje. ’s Nachts zou het hier spoken volgens de locals. Gelukkig overdag niet.
Na de middag was de vraag natuurlijk door wat vervangen we de weggespoelde wandelpaden? Het werd La Perouse Bay. Dat klinkt nogal Frans en dat is ook zo. La Perouse Bay is een kleine baai in het zuidwesten van Maui. Er waren niet alleen Engelse schepen in de Pacific maar ook Franse bijvoorbeeld. En de admiraal La Perouse is inderdaad geland in deze baai. Maar vergat het land voor Frankrijk te claimen. De Engelsen deden dat ook niet trouwens.


De baai is trouwens ook quasi het einde van de wereld want het asfalt stopt letterlijk aan het begin van de baai. En dus werd het een wandeling over lava, zand, keitjes en nog veel meer lava. Na een tijdje konden we trouwens kiezen tussen twee paden. De ene liep verder langs het strand, de tweede liep recht over het lava veld. Dit pas was de oude Koningsweg die in de 16de eeuw door de Hawaïanen langs een groot deel van het eiland. En nu liepen wij er over. Het deed wel serieus pijn aan de pootjes. Want al lag de weg er al lang, er lagen nog altijd veel scherpe stenen op. Populair was het pad wel niet. We konden kilometers ver zien maar nergens was er een teken van leven laat staan van wandelaars.


Na een tijdje werd het wandelen wel heel eentonig. Maar we gingen niet opgeven. Maar uiteindelijk na nog eens twee kilometer stenen draaiden we ons toch om. We zagen het zwart in deze wandeling.

Na een uurtje doorstappen waren we terug aan onze tuut. En nu wisten we dat het laatste stukje van de geasfalteerde weg, in feite de Koningsweg is. En dus voelden we ons alweer een beetje koninklijk. Vandaag hadden we geen stempelkes te verzamelen. Maar morgen gaan we naar de achterdeur van het vulkaanpark en daar hebben ze wel stempelkes en ook watervallen naar het schijnt.


Tot morgen.

vrijdag 31 oktober 2014

Dag 10 – Op jacht naar de sterren

Dag allemaal. Hier zijn we alweer met onze dagelijkse nieuwtjes over de andere kant van de wereld. Of is het nu uit de andere kant van de wereld? Ik heb blijkbaar wat last van de hitte.

Wat bracht de dag? Een beetje oud, een beetje braaf zijn en stil zitten en een beetje nieuw.

Het moeilijkste blijft toch het wakker worden. Alhoewel. Vandaag mocht ik niet klagen. We zaten al voor negen uur aan het ontbijt. Een gewoon ontbijt deze keer. Er zijn geen grote wandelingen gepland voor vandaag.

Na het ontbijt hebben we wel nog een rustig ommetje gedaan langs de haven. Niet dat er veel te beleven was, maar dat is altijd goed voor de spijsvertering.

En dan moest ik in de hoek gaan zitten. Niet omdat ik stout was maar omdat het inpaktijd was. Jaja. Onze week op het grote eiland zit er op en morgenvroeg moeten we met onze tuut naar de luchthaven. En dus werd de rest van de ochtend besteed aan het inpakken van de valiezen en rugzakken. Vooral dat laatste was van belang. Want 1) dat is mijn schuilplaats om ongemerkt van eiland naar eiland mee te reizen en 2) de vlucht morgen is met een superklein vliegerke waar de rugzak misschien niet inpast. Allez. Dat laatste versta ik wel niet helemaal. Als de mensen er in kunnen dan kan een rugzak er toch ook in? Ikke de mensen soms niet begrijp.

Enfin, er werd gepakt en geschoven tussen de linker- en de rechterhelft van de valies. Tussen de rugzak en de valies en omgekeerd. Maar mijn plaatsje bleef toch leeg. Oef. Ik mocht toch nog mee morgen.

Uiteindelijk ging alles toch nog heel vlot hoor. We konden nog een klein uurtje buiten zitten en dan moesten we blijkbaar vertrekken. Naar waar? Dat mocht ik niet weten.

Eerst passeerden we nog bij een namaak Mexicaan voor echte nacho’s en quesadilla's. Want we wisten niet wanneer we ’s avonds eten gingen krijgen. Mmm. Quesadilla's zijn ook wel lekker maar de kaas blijft in mijn snor plakken. En dan moet ik mij als een kat wassen. Als Sloefie dat maar niet hoort, is ie weer aan het lachen.

En dan sprongen we in onze tuut. Voor uiteindelijk een korte rit net buiten de stad. Daar moesten we om kwart na een zijn. Er wachtten ons al twee 4 x 4 busjes op. Waarom hadden we die “16” bussen nodig? (4 x 4 is toch 16 he?)

Wel blijkbaar gingen we naar een stukje van de vulkaan waar geen weg is en van de vieze verzekeringsmeneren mag je daar niet met een gewone auto of bus rijden. En daarom dat we nu ook met het busje gingen rijden in plaats van zelf met Minneke en tuut te rijden.

De chauffeur vroeg ons of we toch niet te zwaar gegeten hadden. Want de weg lag er nogal slecht bij en we zouden heel veel op en neer gebotst worden. Oei. Nu had ik ineens spijt van die lekkere quesadilla's. Maar de chauffeur zei dat hij ook zakjes meehad voor in het geval ... Of we konden nu al eens preventief naar het toilet gaan. Ikke was al dadelijk weg.

Bij het vertrek was het wel raar. Het ene busje zat proppensvol. Ons busje was maar gevuld met 2 mensen en een hond. Raar he. Maar wat bleek. Ons busje moest nog de toer doen van een paar grote hotels verder langs de kust en we moesten ook het eten voor vanavond gaan oppikken.

De mensen uit het eerste hotel waren heel stille mensen. Japannezen denk ik dat het waren. Die zegden niet veel en glimlachten eens. Maar het tweede hotel. Aiaiai. Een bende kletsmajoors. Het grappige was. Dat waren geen toeristen maar gepensioneerden die naar Hawaii verhuisd waren en die ook eens tot vanboven op de vulkaan wouden gaan – zonder hun sjieke voiture kapot te rijden. En die babbelden maar en die babbelden maar. De chauffeur kon bijna zijn verhaal niet doen over de geitjes die hier rondliepen, en de ezels. En over alle soorten lava. En over het verschil tussen de Mauna Kea en de Mauna Loa. Echt heel interessant. Niet dat ik als pluchehond daar veel verstand van heb, maar kom ik leerde bij.

Na veel gebabbel en uitleg, sloeg ons konvooi dan af richting de vulkaan. En het duurde nog geen twee minuten of we waren zo hoog geklommen dat we met ons hoofd in de mist zaten. We hoefden ons geen zorgen te maken over de mist want die kwam toch niet veel hoger dan 3000 meter.

Help. 3000 meter? En ik heb geen gasmasker mee! Ga ik dat wel overleven. Sloefie vertelde vroeger dat hij het al benauwd kreeg wanneer ze op 2000 meter waren. Oeioeioei. Hopelijk was er een knappe Sint-Bernard verpleegster in de buurt om mij mond-op-mond ademhaling te geven. Of toch eens een goed glas alcohol te laten drinken. 3000 meter. Pfff. Had ik toen geweten dat we tot 4200 meter gingen, dan was ik ter plekke van mijn sus gedraaid. Pfff. Maar ik heb het overleefd. Anders schreef ik deze blog natuurlijk niet.


Na een paar kilometer in de mist – geen gorilla’s tegengekomen tussen haakjes – draaide ons busje een erf op met vervallen gebouwtjes. Oei. Wat was er nu aan de hand? Kidnapping? Het was tijd voor het diner blijkbaar. Nu al? Het is nog maar net vier uur? En mijn buikje was nog vol van de lekkere Mexicaan? En de hotsen en botsen straks op de weg? Was dat wel veilig? Mocht dat dan wel van de verzekeringsmeneren?

We kregen allemaal ons persoonlijk potje met eten. Voor ons was het kip met rijst en barbecuesaus. Njam. Njam. Van de hoogte krijg je honger blijkbaar. Nu hing mijn snor vol met kaas en barbecuesaus. Ik ben dan maar wat in de mist gaan staan. Er stond een flink windje en ik kreeg een persoonlijke regendouche. Dat was snel gepiept.

Ik ben dan ook maar wat op verkenning getrokken rond de eettent. Blijkbaar waren we op een oude slaapplaats van cowboys beland – vroeger graasden hier blijkbaar nog koeien – maar we moesten wel opletten want twee van de houten chalets waren gedeeltelijk afgebrand en een was op instorten na ingestort.

Na een halfuurtje pauze en een plasje was iedereen er klaar voor. We wilden naar boven, naar de sterren en naar het slapengaan van de zon. We bleven verder rijden door de mist – a ja, ik moet zeggen de wolken. Op 2000 meter kan je dus niet meer over mist spreken maar over wolken. Er was wel hoop want af en toe zagen we een klein stukje blauw boven ons.

En dan gebeurden er plots vier dingen bijna op het zelfde moment: we waren uit de wolken, we waren in het park, we passeerden het bezoekerscentrum en de weg was weg. Allez het asfalt was weg. En de putten waren daar.


Na een paar honderd meter klimmen, stopten we even voor het zicht. Het was mooi. Overal zag je mooie witte wolken. Allemaal beneden ons. Jipie. We gingen kunnen zien hoe de zon onder haar dekens gingen kruipen. Jipie.

En dan gingen we voort met hotsen en botsen. Mijn quesadilla’s en kip en rijst waren ondertussen al goed aan het mengelen. Hots en bots en beng en schuif weg en hots en bots. Maar zoals het spreekwoord zegt, aan alle miserie komt een einde – of er komt een ergere in de plaats. De laatste kilometers waren gelukkig wel geasfalteerd. Niet om mijn maagje te sparen maar wel om er voor te zorgen dat de auto’s geen stofpluimen maakten op de top. Want op de top kon je niet alleen de zon zien gaan slapen maar ... daar stonden ook de grootste en duurste telescopen van heel de wereld (of al minstens van Amerika). En stof dat is niet goed voor het zicht van de telescopen. En dus konden we het laatste stukje genieten van perfect asfalt. Hèhè.

En dan stonden we boven. We moesten allemaal een dikke jas aandoen tegen de kou – het vroor lichtjes – en voor de fotografen waren er ook speciale handschoenen met afgesneden toppen. Zodat je vingers kunnen bevriezen tijdens het fotograferen maar je handen niet. Hihi.


En dan was het wachten op de zon haar slaapgebedje. En dan was ze weg. In de wolken. Dag zon. Slaapwel. Tot morgen hopelijk. Waf.

We bleven nog een beetje boven wachten tot de meeste toeristen terug naar beneden vertrokken waren – het merendeel had trouwens niet geluisterd naar de meneren van de verzekering, er stonden meer Ford Mustangs op de parking dan echte 4x4 jeeps. Tss, tss, tss.

En waarom moesten wij wachten? Wel ik was nog niet slim genoeg geworden vandaag. De lucht boven de vulkaan is zo helder dat je maar op weinig plaatsen ter wereld zo een goed zicht op de hemel en de sterren kan hebben. Sloefie, ik heb voor het eerst de Melkweg gezien. Dat was mooi. Een milkyway reep is lekker maar deze milkyway was mooi. Voor de warmte reden we eerst wat kilometers naar beneden en dan stopten we langs een lavaveldje. De chauffeur had een 11 cm telescoop mee en zo kon hij ons allerhande sterren en planeten en melkvelden en gasnevels tonen. Wauw. Ik wist niet dat dat allemaal boven ons koppeke hangt. Als dat maar niet naar beneden valt op een dag.

En zo kregen we zeker nog een uur uitleg over de sterren en zo. En dan was het tijd om verder te rijden. We zijn nog efkes gestopt aan het bezoekerscentrum om een stempelke te halen. Maar mis poes. Dat was geen nationaal park en hier deden ze niet mee aan het verzamelen van stempelkes. Snif. En dan reden we verder naar beneden. Veel herinner ik er mij niet van want iedereen was redelijk stil – ook de gepensioneerden – en ik heb dus een dutje gedaan.

Zoals beloofd waren we om tien uur terug aan ons vertrekpunt. Tuut en Minneke stonden ons eenzaam op te wachten. Om half elf waren we terug in het hotel en was het dadelijk slaaptijd want morgen moesten we nog eens vroeg op. Het was vliegtijd. Als dat maar goed komt.

Come and see tomorrow for a new blog by big brother.






Jiha. Ik heb de Melkweg gezien. Op 4200 meter. Jiha.

donderdag 30 oktober 2014

Dag 9 – Op stempeljacht

Dag allemaal.

Zoals je gisteren al kon lezen, is ons verblijf in Kona heel wat minder inspannend dan het verblijf in Volcano. Ook het ontbijt is wat minder, maar ik mag niet te hard klagen want wie weet ...

Het eerste stukje van de dag ... is een kopietje van gisteren. Alweer een vroege kamermadam die probeerde binnen te geraken en een chauffeur die duidelijk wou uitslapen. Misschien dat de nachtelijke muziek aan de bar er voor iets tussen zat. Want die was tot zeker 2 uur blijven doorspelen. Gelukkig was er niet al te veel Hawaïaanse muziek bij want dat is toch niet echt mijn stijl.

Want stond er allemaal op de plank vandaag? Zegt men zoiets?

Om te beginnen, geen zware wandelingen dus ook geen omelet als ontbijt. Zoals een bekend Vilvoords politicus ooit zei ... geen commentaar.

Wie ook honger had, was tuut. Dus die kreeg een lekkere schelp als ontbijt. Sorry Victor, er was geen Chevron in de onmiddellijke buurt.

En dan gingen we op weg. Gisteren waren we naar de natte kant gereden, vandaag gingen we naar de droge kant. En blijkbaar was de bedoeling om de ontbrekende stempels van de nationale parken te vinden. Ha. Ik begon al te zoeken samen met Minneke. Maar Minneke kende geen stempels, wel parken. Dat was dan toch al een begin.

Als eerste stopten we aan Kaloko-Honokohau. Alweer zo een lange Hawaïaans naam. Het is een klein parkje, voor het grootste deel een zwarte eentonige lava-landschap. En de lava is van de puntige en brokkelige a’a soort. Waarom heet dat zo? Wel loop eens met je blote pootjes op dat soort lava, dan zeg je dadelijk zijn naam.

Maar wat is er nu zo bijzonder aan deze plaats. Wel hier zijn restanten gevonden van een oude nederzetting waar men vissen ving en kweekte. En ook zijn er enkele putten met drinkbaar water. En daarom was er ook een dorpje.

Je zou zeggen, maar op Hawaii regent het toch veel dus er is toch regenwater genoeg. Dat is juist. Maar hier in Kona zitten we wel op het droge stuk van het eiland want de regenwolken worden tegengehouden door de grote vulkaan. En dus was het wel belangrijk dat een dorp toch toegang had tot grondwater. Met al die lava in de grond, vind je niet zo vaak water.

Hoe ving en kweekte men nu vissen? Wel de vissen werden gevangen met muren, niet met netten. De Hawaïanen hadden namelijk muurtjes gebouwd in een lagune. En bij laag water stonden de muurtjes boven het water uit. Bij hoog tijd of hoge golven, stonden de muurtjes onder water. En met de sterke stroming werden de vissen in de lagune opgeschept door het water en over het muurtje gegooid. Geniaal he? Ik zou er zelf niet kunnen opkomen. Een keer laag water konden ze de vissen zo opscheppen. Ze hadden ook bassins gemaakt met lavasteen die een beetje hoger gelegen waren. Daar konden ze de vissen bewaren.

Na dit leerrijk parkje was het tijd om naar het tweede nationaal park te gaan. We waren wel efkes onderweg. En het was heet buiten. Pfff. Wat een verschil met gisteren bij de koning.

Na een dertig mijlen stopten we aan de Pu’ukohola Heiau. Nog zo een naam om je pootjes bij te breken wanneer je je blog aan het schrijven bent.

Dit parkje is het tweede Koninklijk parkje, samen met het parkje van gisteren. Hier had namelijk koning Kamehameha I namelijk zijn tempel voor Ku gebouwd. En Ku is de oorlogsgod van de Hawaïanen. En als je alle eilanden wil veroveren, dan kan je er maar beter voor zorgen dat de oorlogsgod je gunstig gezind is. En daarom dat Kamehameha een grote tempel bouwde voor de god Ku. En deze tempel is een van de weinige die nog redelijk goed bewaard gebleven is. De meeste tempels zijn vernield in 1820 toen de oude godsdienst en wetten werden afgeschaft.

En zo hebben jullie dank zij mij alweer een mooi stukje cultuur mee opgepikt.

En wat staat er morgen op het programma? We vertrekken naar de sterren. Jipie. Ik hou van reizen.

Big Brother

zondag 26 oktober 2014

Dag 6 – De lange rit

Vandaag was een beetje een rare dag. Ik verstond het niet helemaal.

De dag begon nochtans heel lekker. Met omelet natuurlijk – vandaag met ham en bacon en Jack kaas – en worstjes en wafels. Dus we gingen terug wandelen. Jipie. Ik vind dat fijn ... om gedragen te worden. Alhoewel. Helemaal gerust was ik er toch niet in. Vergeleken met de vorige dagen hing er toch heel wat meer rook boven de krater. Dat had ik vanmorgen al gezegd.

Ah, dat had ik nog niet gezegd. We zijn vanmorgen om halfzes al eens opgestaan. Om nog eens foto’s te pakken van de rookpluim boven de krater maar met wat meer licht in de lucht. Boven de krater hing er een grote paddenstoel, groter dan anders. En ook waar we gisteren gewandeld hadden, hing er veel meer rook. De vulkaan zou toch niet uitbarsten zeker?






Nu ben ik wel mijn schrijfdraad kwijt. Waar zat ik nu?


Ah ja. Ik zat op de tafel in de kamer. En ik had niet veel plaats want de rugzakken en valiezen lagen allemaal op bed. Oei. Steven was aan het inpakken. Zat de vakantie erop? Moest ik terug 24 uur in de rugzak? En gingen we dan niet meer wandelen?

Na een half uur werd ik dan naar de auto gedragen. Oef. Ik mocht naast mijn nieuw vriendje zitten. Minneke heb ik hem genoemd. Of is het een haar? Mijn vriendje heeft wel nog niets gezegd. Alleen maar biep. Gelukkig zag ik ook de wandelrugzak liggen in de auto. Jipie, we gingen toch wandelen. Zouden de valiezen ook mee gaan op wandeling?

En dan waren we weg met de tuut. Maar vriendje had nog wat vrijetijd gekregen. We gingen verder het park in. We gingen terug de Chain of Craters Road af. We gingen wandelen over het Pu‘u Huluhulu Trail. Das een pad met veel u-kes he?

Wat is er nu zo speciaal aan het Pu‘u Huluhulu pad? Ik wist het ook niet hoor. Ik heb het ook moeten vragen. Pu‘u Huluhulu is blijkbaar een van de meest recente bijkraters van de Kilauea. In de jaren zeventig is hij een aantal keer actief geworden. En als je tot het einde van het pad loopt, dan zie je zijn jong broertje Pu?u ????. Die is al 30 jaar actief en heeft al een dertigtal huizen laten opbranden met zijn lava.

We gingen dus wel moeten opletten en af en toe voelen of het onder onze pootjes niet te warm aan het worden was. Letterlijk. Het was wel een redelijk makkelijke wandeling. Geen rookpluimpjes boven de lava. Niet net op het randje van de krater. Wel veel lava. En niet veel volk. Boif een beetje.


Uiteindelijk kwamen aan een klein heuveltje. Van daar konden we in de verte Pu'u 'Ō'ō zien. Of liever de helikopters die erboven ronddraaien om de toeristen mooie foto’s te laten maken.


We waren na een klein uurtje terug aan de tuut. En vriendje werd ook wakker. Want nu ging we een grote toer maken. Helemaal rond Mauna Kea, de grootste berg ter wereld en ook de grootste vulkaan.

En omdat de Mauna Kea zoveel groter is, heeft hij ook veel meer lava geproduceerd. En dus werd de rit al snel een beetje eentonig. En omdat vriendje de weg in het oog hield, kon ik mijn oogjes een beetje sluiten. Om zes uur opstaan was toch vroeg hoor.

Na een uurtje ben ik dan wel plots wakker geschoten. Het schemerde voor mijn ogen. Steven zei me dat het de ruitenwissers waren. We waren nu aan de andere kant Mauna Kea, de kant waar de wolken vanuit de zee tegendrijven. En dan is er regen, veel regen. En de brede weg van een uur geleden was nu een smal baantje geworden met een scherpe bocht elke tweehonderd meter.

Na nog een uurtje stopte het eindelijk met regen en begon het zonnetje te schijnen. Eindelijk. En blijkbaar waren we op onze bestemming. Want nu reden we file van verkeerslicht naar verkeerslicht. En we stopten uiteindelijk aan een koninklijk hotel. Allez King Kamehameha hotel en dat is genoemd naar de grootste Hawaiiaan.

Hier gaan we terug wat dagen blijven. Dus ik moet nog niet in de valies. Jipie.

Tot morgen.