zaterdag 25 oktober 2014

Dag 5 – Op zoek naar een nieuw vriendje

Dag allemaal. Ik ben er terug.

 Ik weet het. Het schrijven heeft niet zo gevlot de vorige dagen en ik ben een beetje achtergelopen.

Ik kreeg vandaag terug een superdeluxe ontbijt. Dat was dus een omelet met groenten en bacon en ham en kaas en dan een grote wafel – niet zoals die van meter Clementine maar rond, dus net niet te groot voor mij – en dan nog eens ontbijtspek en worstjes en worstjes. Mmm.

Dat betekent wel dat we vandaag terug gaan wandelen. Oei. Oei. Wat gaat dat geven.

Maar eerst is gaan kijken of er belangrijk of gevaarlijk nieuws was in het bezoekerscentrum. Is er verse lava? Is de lucht ongezond? Zijn er nog hondjes om mee te spelen?

Het antwoord was drie maal nee.

En dus zat er niets anders op dan te beginnen wandelen.

Eerst vulden we onze waterfleskes aan de gratis waterkraan. Want dat gingen we vandaag wel nodig hebben. Het was vanmorgen al serieus warm en er was geen regenwolkje te bespeuren.

En dan vertrokken we op het eerste pad. Het Sulphur Banks Trail. Jamaar. Is dat wel gezond? Zouden we dat wel doen? Ik was er toch niet gerust in. Ik kon de zwavel al van ver ruiken. Brr. Maar Steven wou niet luisteren. Als de ranger zegt dat het veilig is, dan mag ik blijkbaar niet mekkeren. Meh.


Wat is er nu aan de hand? We lopen hier in feite op het toppeke van de vulkaan. En in feite is dat toppeke een grote, lege doos. Zo een beetje als een politieker. Wanneer de vulkaan uitbarst, is die tot de top gevuld met lava. Maar naar een tijdje trekt de lava zich terug in de aarde – het vat is af. En dan kan het gebeuren, door een aardbeving bijvoorbeeld, dat de top van de vulkaan te zwaar wordt en alles als een soufflé in elkaar zakt. Langs de ingezakte rand zijn er dan grote scheuren en rimpels langswaar er water in de vulkaan kan stromen – het regent hier he. En wanneer dat water tot aan de warme rotsen komt, dan wordt dat stoom en dan neemt het water de zwavel uit de steen op.

Je ziet he. Ik kan soms ook goed luisteren. Ik kan al bijna rondleidingen gaan geven in het park. Hi, hi. Voor poedeltjes en zo.

En zo lopen we nu door een bosje met hier en daar rare luchtjes en damp die zomaar uit de grond komt. Ik moet wel veilig in de rugzak blijven want als je in zo een spleet valt, wordt je geroosterd. Het is daar altijd tegen de honderd graden warm. Er zitten hier ook veel vogeltjes maar ik kan ze alleen maar horen, niet zien. Snif.


Als tweede pad, doen we een stukje van de Steam Vents Trail. Daar ben ik gisteren vergeten over te schrijf, maar dat is dus zo een beetje zoals de vorige maar dan met grotere wolken stoom. En hier is een parking voor luie toeristen, dus hier vind je veel meer volk dan bij de zwavelbanken.

En dan schrik ik. Begint het verhaal van gisteren weer? Ik zweef over de rand van de krater. Help.

Pad nummer 3 zitten we nu op. Het Iliahi Trail. Genoemd naar de Iliahi boom, dat is een sandelboom. Om sandalen van te maken? Na een honderd meter lopen we over de rand de krater in. Het ruikt hier alweer anders. De zwavel blijf je ruiken natuurlijk maar er zijn ook lekker ruikende bomen en planten. Om dat het net onder de rand van de vulkaan ligt, krijgen de bomen hier ook wat meer water en het lijkt dan ook een mini-regenwoud. Maar zonder jaguars en slangen natuurlijk. Ik hoef niet bang te zijn.


Het Iliahi Trail loopt in feite tot net onder het terras van het hotel. Maar Steven is niet van plan om al een pintje te gaan drinken. Het laatste stukske gaat trouwens steil omhoog. En misschien vinden we verder wel een gemakkelijk stukske – nee dus. Als vierde pad van de dag wandelen we over het Halema‘uma‘u Trail – zo een moeilijke naam. Als je dat twee keer moet zeggen, ligt je tong in een dubbele knoop.

Halema‘uma‘u Trail is in feite een pad dat vanaf het hotel dwars over de krater van Kilauea loopt. Zo een beetje zoals het Kilauea Iki pad gisteren maar veel langer en dus ook met bijna geen toeristen op. Het voordeel is dat het pad op zijn gemak afdaalt naar de bodem van de vulkaan. Maar gisteren heb ik al geleerd dat het niet wil zeggen dat het achteraf ook stillekes terug naar omhoog loopt. Veel kon ik wel niet zien want overal zijn er hoge bomen rondom mij. Af en toe kon ik wel wat zwart zien. En dan stonden we op een grote open vlakte. Net als gisteren. En dat was nu lava zie.


Ik wou dadelijk doorstappen maar ik mocht niet. Ten eerste moest mijn chauffeur wat drinken. Ten tweede mocht dat niet van de ranger. Het pad loopt wel over de krater, maar je mag het niet lopen want teveel ongezonde lucht. He? Waarom zeggen ze dat dan niet vanboven? Dan konden we een pintje gaan drinken.

Maar er is gelukkig een alternatief. We namen pad nummer 5, de Waldron Ledge. Letterlijk een pad op het randje. Het eerste stukje was terug over de lava maar mooi naast de rand van de vulkaan – anders worden de rangers boos. Daarna kwam ... de klim uit de krater. Mijne chauffeur heeft nogal wat zweet gelaten hoor. Maar een keer boven mocht hij van mij eens drinken. Hij had het verdiend. Water natuurlijk. A ja. Ik ben een groene jongen.

Steven vertelde me dat we nu een stukje van de wandeling van gisteren gingen doen. He? Dat is toch niet leuk? Maar er zat niets anders op. We moesten van de Waldron Ledge naar de Crater Rim Trail doorsteken. Net het stukje met veel trappekes van gisteren. Pfff. Om moe van te worden.


En dan kwamen we op pad nummer 7. Het Crater Rim Trail. Die loopt in een grote cirkel rond de krater maar aan de bovenkant. Eerst liepen we nog tussen de hoge bomen maar na een kleine kilometer kwamen we uit op een weg waar gaan auto’s reden. He? Na de eerste bocht zag ik waarom. Er liepen grote scheuren in de weg en een deel was weggezakt. Het was de oude Crater Rim Road maar door aardbevingen was die gebarsten en verzakt. En dus mochten de wandelaars er over lopen. Dat liep makkelijk. Mijn chauffeur kon me bijna niet volgen, zo snel kon ik lopen. Hihi.

En zo kwamen we na dik drie uur wandelen terug aan het hotel.

Wat gingen we nu nog doen? Een pintje drinken? Neen dus. We gingen in de warme auto zitten. En we gingen naar de stad.

Jipie. Ik kreeg een nieuw vriendje nu Tommeke er niet meer is. Wie zou het worden?

Van de rit weet ik niet veel. Ik viel al snel in slaap. Er was maar een weg dus ik moest de weg niet wijzen.

We stopten bij een hele grote winkel en daar ging Steven op zoek naar een nieuw vriendje voor mij. Maar hij was aan het sakkeren. Hij wou iets klein en simpel vinden. Maar dat lukte niet. Want Hawaii kenden ze niet. He? Wat bleek: de kleine Tommekes kenden enkel de 48 staten van Amerika maar niet Hawaii of Alaska. Dus wat nu? Uiteindelijk hebben we dan toch maar de grootste doos meegenomen want dan kende het vriendje ook Canada en Alaska. Wie weet ga ik daar ooit nog eens naartoe?

Het was ondertussen wel al bijna 4 uur geworden en dus stopten we eerst bij een eterij. Om Sandra en Sloefie een beetje jaloers te maken ... een taco klok. En we aten er een bakje Mooie Grote Nachos. Hihi. Dat smaakte ook al was mijn snor vol met gesmolten kaas.

Eergisteren waren we al tot aan het ene einde gereden van de weg onder de lava. Nu wou Steven ook de andere kant zien, want daar waren ook stempelkes te winnen. En dus deden we een kleine detour naar het strand. Maar dat ging wel niet vooruit hoor. File, file, file. Verderop was men aan de weg aan het werken, net waar hij van twee naar een vak ging. En iedereen wou op het zelfde moment thuis zijn. Pfff.

Erger nog, eens we aan het einde van de weg waren, mochten we niet door. Er waren geen stempelkes meer te krijgen want het kotteke was afgebroken. Na twintig jaar was beslist om de weg onder de lava terug op te maken. En dus moesten we omkeren. We konden wel nog eens tot aan het strand bij Uncle Joe gaan, zei de agent. Iedereen in Hawaii lijkt wel Uncle Joe te heten.


Maar de mijnheer had gelijk. Het was een mooi strand. Eerst liep je over de uitlopers van de lava en dan kwam je op een pek pek zwart strandje. Bij een ondergaande zon. Bijna het paradijs op aarde. En dat met mijn nieuw vriendje zodat ik niet meer alleen de weg moet zoeken. Ha. Een nuttige dag.

Maar om 6 uur is het hier wel al donker in de tropen en dus was het tijd om terug te keren. En nu er een nieuw vriendje was, kon ik al wat slapen. Ik was gerust. De chauffeur zou wel terug tot aan het hotel geraken.

Tot morgen

G.B.

Geen opmerkingen: