maandag 3 november 2014

Dag 13 – Van vele bochten, smalle wegen en grote douches

Dag allemaal.

En wat vonden jullie van mijn standbeeld-foto van gisteren? Leuk he? Enfin. Vandaag hebben we niet al te lang geslapen. We gingen namelijk een redelijk lange autotocht doen. We gingen naar Hanne. Of Hanna of zo iets. En dus was er geen ontbijt op het terras aan het zwembad maar wel een melkske onderweg bij madam S*b*.

Het eerste deel van de rit konden Minneke en ik nog wat slapen want dat hadden we al gisteren gedaan. A ja, er is maar een weg en dus moest de chauffeur geen hulp hebben van ons. Hij kon toch niet verkeerd rijden.

Ook al is Maui als eiland niet echt groot groot, toch kan er op korte afstand serieus verschillend weer zijn. In Lahaina – ons slaaphuisje – was het vanmorgen al zonnig en lekker warm. Maar toen we in Kahului aankwamen – dat is de centrale stad die tussen de twee vulkanen inligt – was het weer volledig omgedraaid en begon het te regenen. Raar he. Toch niet Broer. De wind komt hier meestal uit het noordoosten. En dus valt de regen aan de noordoostkant van het eiland want daar botsen de wolken met de vulkaan. Wie aan de achterkant van de vulkaan woont, heeft dus steeds zonniger en droger weer. Dat kan een factor 10 verschil zijn in neerslag.

Eens we Kahului voorbij waren moesten we een keuze maken: naar het Noordoosten op de Hana Highway of naar het Zuidoosten op de Haleakale Highway. De tweede gingen we morgen berijden dus werd het de Hana Highway.



Na nog een laatste dorpje kwamen we eindelijk in het open veld. En na enkele mijlen rijden konden we al een eerste keer stoppen. Hookipa Beach. Dat zegt jullie niets waarschijnlijk. Mij ook niet. Maar blijkbaar is dit een heel gekend strand voor surfers en windsurfers omdat hier gemakkelijk grote golven ontstaan en er altijd wel wind is. Vanmorgen lagen er al een twintigtal surfers in het water. Maar de golven waren maar klein blijkbaar. De surfers wachtten op het “slechte weer” t.t.z. op meer wind. Ondertussen was het gestopt met lichtjes regenen en ging het over op serieus regenen. We moesten dus snel terug naar tuut en Minneke.

Na serieus regenen kwam ... gietende regen. Geen wonder dat alles hier er zo groen uitziet. Hopelijk werd het weer straks beter want anders zullen we niet veel zien van de bergen en valleien waar we gaan door rijden. En na een tijdje kwamen we aan een groot oranje bord. Neen. De weg was niet afgesloten. Oef. Maar het bord bedreigde ons met hel en verdoemenis. De komende 60 mijl gingen gevaarlijk, bochtig, steil, glad worden met kans op modderstromen en steenregens. Pff. Ik voelde mij al niet meer op mijn gemak. Een kleine 600 bochten stonden ons blijkbaar te wachten. Vaak haarspeldbochten. En bruggen net breed genoeg voor een auto. Pff. Was ik maar bij het zwembad blijven zitten.

Nu de chauffeur was vastbesloten om door te rijden. Er zat dus niets anders op dan mijn oogskes goed open te doen en op tijd STOP en TRAAG te roepen. Minneke deed haar best om alle kronkels in de weg goed te tonen, maar ze verloor toch een paar keer haar trappers en draaide dan haar kaart twee keer volledig rond om te weten hoe het nu verder moest.


Gelukkig deden we deze weg buiten het toeristenseizoen. Er zijn verhalen over topdagen in de zomer of met kerstmis wanneer de auto’s soms twintig kilometer aan een stuk aan het aanschuiven zijn, bumper aan bumper. Dat was vandaag gelukkig niet het geval. Aan elk bruggetje moet je namelijk goed kijken of er geen tegenligger was. En bij elke bocht kan je sowieso niet zien of er een tegenligger afkwam. Af en toe haalde ons karretje toch de 20 mijl per uur als snelheid. Maar meestal ging het niet veel sneller dan 15 mijl. Op fietssnelheid dus. Een ander nadeel van deze route is, dat je niet altijd kan stoppen om een fotooke te nemen. Als er al plaats voorzien is om de auto even te parkeren, dan kunnen er meestal maar twee tot drie wagens stilstaan. En zo ben je wel verplicht om voort te rijden.


Af en toe hadden we geluk en konden we efkes naast de weg staan voor een fotootje. Maar bij onze derde stop was het plots groot alarm. Het leek wel of er een grote locomotief op komst was. Het toeterde langs alle kanten. En er kwam een hele serie auto’s plots heel snel af alsof ze achtervolgd werden door een spook. Wat bleek. Verderop waren er wegenwerken en er moesten twee grote vrachtwagens door. Tiens dat kon toch niet? Want de bruggetjes konden maar 10 ton dragen. Blijkbaar mag je wat meer als je voor de staat rijdt ... Wij konden toch nog op tijd een paar foto’s van de watervallen trekken en dan waren we weg naar een volgende stopplaats.

Ondertussen was het ook gestopt met regenen en de zon was bezig met alles lekker snel op te warmen. Je zag zo de waterdamp opstijgen van het kletsnatte asfalt. Mooi.

En zo bleven we maar bruggetjes overrijden en bochtjes pakken, veel bochtjes. En we kwamen zelfs een paar echte parkings tegen waar je veilig kon stoppen. Wat een luxe.


Toen Minneke wat ingedommeld was, gingen we effe stout doen. Bij het eerste weggetje dat we tegenkwamen, reden we er in. Niet dat we konden verdwalen want het was een weggetje dat naar een klein dorpje liep gelegen tussen de weg en de zee. We konden dus niet verkeerd rijden, zelfs als Minneke niet wakker werd. Van het dorpje had je een mooi zicht op de weg die we bereden hadden. Mooi.

Na een drie uur rijden, een beetje later dan Minneke gepland had, kwamen we dan aan in Hana. Ooit de hoofdstad van Chief Hana, was Hana toch een groter dan gemiddeld dorp met een eigen vliegveld en beschutte haven en veel artistieke winkeltjes. Wij rolden de auto tot onder de bomen en gingen dan onze picknick oppeuzelen op het strand. Njam, njam. Wel geen boterham met choco maar kwam toch dicht in de buurt van lekker te zijn.

Een paar mijl voorbij Hana lag ook het kleine bezoekerscentrum van het Haleakala Nationaal Park. We konden dan ook niets anders dan tot daar te rijden, al was het maar om ons stempeltje op te halen in het centrum.

Maar de rangers waren heel hard reclame aan het maken voor hun Pipiwai wandeling naar de Waimoku Falls. In het begin is het nogal moeilijk wandelen omdat je over veel boomwortels en lavastenen moet stappen, maar een keer de eerste waterval voorbij wordt het makkelijker. Het laatste deel wandelden we door een reuzenbamboe bos. Om uiteindelijk bij de waterval te belanden. Schitterend gewoonweg. Spijtig dat Sloefie dat ook niet kon zien. Snif.

Na een klein uur stonden we terug beneden. We hadden ons wat gehaast en dus waren we goed aan het zweten. De laatste kilometer begon het ook nog eens goed te gieten. Ik kroop snel in de rugzak maar Steven had die chance niet. En dus moesten we kletsnat voort naar beneden wandelen en hopen dat de verwarming in de auto werkte om terug op te drogen.



Een keer terug aan de tuut en een beetje opgedroogd, kreeg ik de volgende vraag natuurlijk op te lossen. Hoe terugrijden naar het hotel? De weg terug met de 600 bochten of gewoon doorrijden langs de kust helemaal rondom de vulkaan. Volgens Minneke zou het tweede een half uur sneller zijn. En natuurlijk, die weg hadden we nog niet gedaan. En het merendeel van de toeristen namen de andere weg. En dus was mijn antwoord snel gevonden: we gingen voort rijden.

En heb ik mij dit beklaagd. De eerste kilometer leek de baan lekker breed en snel maar daar kwam wel heel snel een einde aan. Na een paar scherpe bochten veranderde de weg van nummer en naam. Het was nu de Pipiwai Highway. Met de zelfde naam als onze wandeling van daarnet. Wauw. De weg was overal maar breed genoeg voor een auto, laat staan op de bruggetjes. En er waren grote stukken niet of niet meer geasfalteerd. Aiaiai. Dat hotste en botste naar alle kanten en tot overmaat van ramp konden we plots niet meer verder. Uit de tegenrichting kwam er een truck met grote aanhangwagen voor veevervoer. Er zat niets anders op dan achteruit de helling terug af te rijden. Hopelijk kwam er geen snelle jongen af.

Uiteindelijk vormden we samen een groepje toeristen met 4 auto’s en een Harley. De eerste auto moest de verkenning doen, op tijd vertragen en zo, en de rest kon dan om zo te zeggen met de ogen dicht de leider volgen. Dat maakte het veel veiliger voor mij en Minneke kon terug een beetje tot rust komen. Geleidelijk aan werd de weg trouwens ook wat beter. Er waren niet zoveel putten meer in de weg en af en toe was alles zelfs proper geschilderd met lijntjes om aan te geven waar de weg liep.

En al konden we na een tijdje vlot doorrijden, het was toch lang dat we moesten rijden. Uiteindelijk waren we ’s avonds maar rond 8 uur terug in Lahaina en dan moesten we nog wat eten zoeken. En morgen moeten we er heel vroeg uit zijn. Want we gaan naar de zon. Jipie.

Tot morgen.

Geen opmerkingen: