vrijdag 31 oktober 2014

Dag 11 – Eiland nummer 3

Vanmorgen was het vroeg opstaan. Om 6 uur. Pfff.

Gelukkig was gisteren alles al goed ingepakt behalve de toiletzak en ikzelf. A ja. Ik ga me maar verbergen in de rugzak als het echt niet anders kan. Ik ben dan wel illegaal maar dan wel met standing.

Het hotel was nog heel stil. De afrekening lag ook al aan de voordeur van de kamer. Dus we hoefden enkel nog de sleutels in een sleutelbus te gooien en we konden op weg met de tuut. Minneke kon zat al veilig opgeborgen want we wisten de weg naar de luchthaven – gisteren gecontroleerd bij het terugkeren van de zonsondergang.

Dus was het zo snel mogelijk naar de Alamo site aan de luchthaven. Hier was het dan wel wat drukker. De controleur keek of we tuut geen pijn – lees blutsen – aangedaan hadden. Nee dus. Alle krassen en schrammen waren van vorige bestuurders. En het busje naar de luchthaven – 500 meter verder – stond al klaar. Jiha!

En zo mochten we voor zeven uur al aanschuiven voor een ticket. En ja hoor. Ook op dit klein vliegveld waren de robots al aangekomen. Inchecken via een terminal. En dan naar de veiligheidscontrole. Want zelfs op deze kleine luchthaven moet je gecontroleerd worden. En de voor de scanner moest weer alles uit de rugzak. Ikke gelukkig niet. Oef. Hihi.

En zo werd het dan toch bijna half acht voor we aan het ontbijt zaten. En wat een zonde want de koffie was van ... Nescafé. En dat op de luchthaven van Kona, gekend voor zijn Kona koffieboon. Zonde. Schande. Waf.

Wat wel leuk is aan de luchthaven van Kona is dat je gewoon in de open lucht wacht op je vliegtuig. Het regent er toch zo weinig dat je zelfs kan bruinen terwijl je op het vliegtuig wacht. Tof. Er zijn ook geen grote slurven om tot in het vliegtuig te geraken. Je gaat een deurtje door en je loopt over de tarmac naar het vliegtuig. Simpel toch.

Maar dan was er nog een grote vraag open? Zou de rugzak op het vliegtuig mogen of moest ik in de bagage. Na een tijdje kwam een mevrouw de bagage controleren. Ik heb me zo klein mogelijk gemaakt en het is gelukt, we mogen op het vliegtuig.

Dat is trouwens het kleinste vliegertje tot nu toe. Met twee ventilatoren aan zijn vleugels. Hopelijk moeten we niet trappen tijdens de vlucht. En de bagage werd achter de zetel van de piloot gestopt. Hihi. Een speelgoedvliegertje.

Lang duurde de vlucht ook niet. Na een twintig minuten was de piloot al terug klaar om te landen. Hij moest enkel goed mikken dat hij pal tussen de twee vulkanen van Maui vloog. Want de luchthaven ligt in het vlakke deel tussen de twee vulkanen in. En dat deed hij ook prachtig.

De luchthaven van Maui is heel wat groter dan de twee op Big Island samen. Er komen dan ook veel meer toeristen naar Maui en vooral rechtstreeks van het vasteland. De bagage nam ook haar tijd om er door te komen. Er zat trouwens terug een papierke in dat ze doorzocht was. Hihi. Ze zochten in de verkeerde valies om mij te vinden.

En dan was het tijd om een nieuwe tuut te vinden. Het busje van Alamo stond al te wachten en na twee minuten en 500 meter waren we ter plaatse. En we mochten zelf gaan kiezen met welke auto we wilden rijden. Na een witte Ford Focus en een bruine Chevrolet Cruze werd het nu een witte Chrysler 200. Gebouwd op het onderstel van een Alfa Romeo maar het was er niet aan te merken.

Minneke was in een mum geïnstalleerd. En we konden dus op weg. Wat een file zeg. Gelukkig was ze in de andere richting. Minneke voorspelde een rit van een klein uur. Oei oei. Dan gingen we veel te vroeg zijn. Want meestal mag je maar op je kamer rond 3 uur. We konden het natuurlijk altijd proberen. Maar eerst moesten we nog in Lahaina geraken.

Dat liep vlotter dan Minneke voorzien had en zo waren al voor twaalf in ’t stad. En als goeie toeristen begonnen we met een cruise langs Main Street, allez hier noemt die Front Street want dit was vroeger de straat langs de kust. Veel was er niet verandert aan Front Street volgens Steven. Nog altijd een aaneenschakeling van winkeltjes met van alle soorten prullen met af en toe een tof winkeltje. En bijna op het einde van de winkeltjes was er ook een bekend cafeetje. En daar zijn we dan ook iets gaan eten. Lekkere nacho’s. Njam, njam.

Maar met al dat geslenter en gelunch, was het nog maar goed 1 uur geworden. Er zat niets anders op dan naar het hotel te rijden. Minneke wees de weg maar voor een keer sloeg ze de bal er toch naast. Want waar we volgens haar moesten zijn, was enkel een parking. Dan ook maar eens vriend google geprobeerd. Zelfde resultaat. Het was dus niet de fout van Minneke. Oef. Uiteindelijk zagen we uit een van de appartementjes een kuismadam tevoorschijn komen en die wees ons wel de weg naar het juiste gebouw.

En we hadden pech. Onze kamer was nog niet klaar en we moesten tot 3 uur wachten. Maar we konden alle papierwerk al op voorhand doen. En we lieten ook het spuitgerief van steven achter in de frigo want dat kan niet zo goed tegen de hitte. Dus wat nu te doen? Wel we konden alleszins al zorgen dat de frigo gevuld geraakt. Onderweg hadden we een Safeways gezien en dus zijn we tot daar teruggereden. Maar daar kan je ook al geen twee uur spenderen. Maar er was ook nog een madam S*b* en daar heb ik dan nog een melkske gekregen van Steven. Omdat ik zo braaf was ... en we toch moesten wachten.

En zo tegen drie waren we terug aan de lobby en mochten we naar ons appartementje. Wow. Dat was groter dan een studio met een keuken en een buanderie – hihi – en een grote zetel voor mij alleen en op vier meter van een zwembad.

Nadat we alles wat uitgepakt en weggezet hadden was het al na vijf. Veel toeristisch konden we niet meer doen. En dus heb ik wat geblogd en steven wat tv gekeken.

Morgen is een nieuwe dag.

BB

Dag 10 – Op jacht naar de sterren

Dag allemaal. Hier zijn we alweer met onze dagelijkse nieuwtjes over de andere kant van de wereld. Of is het nu uit de andere kant van de wereld? Ik heb blijkbaar wat last van de hitte.

Wat bracht de dag? Een beetje oud, een beetje braaf zijn en stil zitten en een beetje nieuw.

Het moeilijkste blijft toch het wakker worden. Alhoewel. Vandaag mocht ik niet klagen. We zaten al voor negen uur aan het ontbijt. Een gewoon ontbijt deze keer. Er zijn geen grote wandelingen gepland voor vandaag.

Na het ontbijt hebben we wel nog een rustig ommetje gedaan langs de haven. Niet dat er veel te beleven was, maar dat is altijd goed voor de spijsvertering.

En dan moest ik in de hoek gaan zitten. Niet omdat ik stout was maar omdat het inpaktijd was. Jaja. Onze week op het grote eiland zit er op en morgenvroeg moeten we met onze tuut naar de luchthaven. En dus werd de rest van de ochtend besteed aan het inpakken van de valiezen en rugzakken. Vooral dat laatste was van belang. Want 1) dat is mijn schuilplaats om ongemerkt van eiland naar eiland mee te reizen en 2) de vlucht morgen is met een superklein vliegerke waar de rugzak misschien niet inpast. Allez. Dat laatste versta ik wel niet helemaal. Als de mensen er in kunnen dan kan een rugzak er toch ook in? Ikke de mensen soms niet begrijp.

Enfin, er werd gepakt en geschoven tussen de linker- en de rechterhelft van de valies. Tussen de rugzak en de valies en omgekeerd. Maar mijn plaatsje bleef toch leeg. Oef. Ik mocht toch nog mee morgen.

Uiteindelijk ging alles toch nog heel vlot hoor. We konden nog een klein uurtje buiten zitten en dan moesten we blijkbaar vertrekken. Naar waar? Dat mocht ik niet weten.

Eerst passeerden we nog bij een namaak Mexicaan voor echte nacho’s en quesadilla's. Want we wisten niet wanneer we ’s avonds eten gingen krijgen. Mmm. Quesadilla's zijn ook wel lekker maar de kaas blijft in mijn snor plakken. En dan moet ik mij als een kat wassen. Als Sloefie dat maar niet hoort, is ie weer aan het lachen.

En dan sprongen we in onze tuut. Voor uiteindelijk een korte rit net buiten de stad. Daar moesten we om kwart na een zijn. Er wachtten ons al twee 4 x 4 busjes op. Waarom hadden we die “16” bussen nodig? (4 x 4 is toch 16 he?)

Wel blijkbaar gingen we naar een stukje van de vulkaan waar geen weg is en van de vieze verzekeringsmeneren mag je daar niet met een gewone auto of bus rijden. En daarom dat we nu ook met het busje gingen rijden in plaats van zelf met Minneke en tuut te rijden.

De chauffeur vroeg ons of we toch niet te zwaar gegeten hadden. Want de weg lag er nogal slecht bij en we zouden heel veel op en neer gebotst worden. Oei. Nu had ik ineens spijt van die lekkere quesadilla's. Maar de chauffeur zei dat hij ook zakjes meehad voor in het geval ... Of we konden nu al eens preventief naar het toilet gaan. Ikke was al dadelijk weg.

Bij het vertrek was het wel raar. Het ene busje zat proppensvol. Ons busje was maar gevuld met 2 mensen en een hond. Raar he. Maar wat bleek. Ons busje moest nog de toer doen van een paar grote hotels verder langs de kust en we moesten ook het eten voor vanavond gaan oppikken.

De mensen uit het eerste hotel waren heel stille mensen. Japannezen denk ik dat het waren. Die zegden niet veel en glimlachten eens. Maar het tweede hotel. Aiaiai. Een bende kletsmajoors. Het grappige was. Dat waren geen toeristen maar gepensioneerden die naar Hawaii verhuisd waren en die ook eens tot vanboven op de vulkaan wouden gaan – zonder hun sjieke voiture kapot te rijden. En die babbelden maar en die babbelden maar. De chauffeur kon bijna zijn verhaal niet doen over de geitjes die hier rondliepen, en de ezels. En over alle soorten lava. En over het verschil tussen de Mauna Kea en de Mauna Loa. Echt heel interessant. Niet dat ik als pluchehond daar veel verstand van heb, maar kom ik leerde bij.

Na veel gebabbel en uitleg, sloeg ons konvooi dan af richting de vulkaan. En het duurde nog geen twee minuten of we waren zo hoog geklommen dat we met ons hoofd in de mist zaten. We hoefden ons geen zorgen te maken over de mist want die kwam toch niet veel hoger dan 3000 meter.

Help. 3000 meter? En ik heb geen gasmasker mee! Ga ik dat wel overleven. Sloefie vertelde vroeger dat hij het al benauwd kreeg wanneer ze op 2000 meter waren. Oeioeioei. Hopelijk was er een knappe Sint-Bernard verpleegster in de buurt om mij mond-op-mond ademhaling te geven. Of toch eens een goed glas alcohol te laten drinken. 3000 meter. Pfff. Had ik toen geweten dat we tot 4200 meter gingen, dan was ik ter plekke van mijn sus gedraaid. Pfff. Maar ik heb het overleefd. Anders schreef ik deze blog natuurlijk niet.


Na een paar kilometer in de mist – geen gorilla’s tegengekomen tussen haakjes – draaide ons busje een erf op met vervallen gebouwtjes. Oei. Wat was er nu aan de hand? Kidnapping? Het was tijd voor het diner blijkbaar. Nu al? Het is nog maar net vier uur? En mijn buikje was nog vol van de lekkere Mexicaan? En de hotsen en botsen straks op de weg? Was dat wel veilig? Mocht dat dan wel van de verzekeringsmeneren?

We kregen allemaal ons persoonlijk potje met eten. Voor ons was het kip met rijst en barbecuesaus. Njam. Njam. Van de hoogte krijg je honger blijkbaar. Nu hing mijn snor vol met kaas en barbecuesaus. Ik ben dan maar wat in de mist gaan staan. Er stond een flink windje en ik kreeg een persoonlijke regendouche. Dat was snel gepiept.

Ik ben dan ook maar wat op verkenning getrokken rond de eettent. Blijkbaar waren we op een oude slaapplaats van cowboys beland – vroeger graasden hier blijkbaar nog koeien – maar we moesten wel opletten want twee van de houten chalets waren gedeeltelijk afgebrand en een was op instorten na ingestort.

Na een halfuurtje pauze en een plasje was iedereen er klaar voor. We wilden naar boven, naar de sterren en naar het slapengaan van de zon. We bleven verder rijden door de mist – a ja, ik moet zeggen de wolken. Op 2000 meter kan je dus niet meer over mist spreken maar over wolken. Er was wel hoop want af en toe zagen we een klein stukje blauw boven ons.

En dan gebeurden er plots vier dingen bijna op het zelfde moment: we waren uit de wolken, we waren in het park, we passeerden het bezoekerscentrum en de weg was weg. Allez het asfalt was weg. En de putten waren daar.


Na een paar honderd meter klimmen, stopten we even voor het zicht. Het was mooi. Overal zag je mooie witte wolken. Allemaal beneden ons. Jipie. We gingen kunnen zien hoe de zon onder haar dekens gingen kruipen. Jipie.

En dan gingen we voort met hotsen en botsen. Mijn quesadilla’s en kip en rijst waren ondertussen al goed aan het mengelen. Hots en bots en beng en schuif weg en hots en bots. Maar zoals het spreekwoord zegt, aan alle miserie komt een einde – of er komt een ergere in de plaats. De laatste kilometers waren gelukkig wel geasfalteerd. Niet om mijn maagje te sparen maar wel om er voor te zorgen dat de auto’s geen stofpluimen maakten op de top. Want op de top kon je niet alleen de zon zien gaan slapen maar ... daar stonden ook de grootste en duurste telescopen van heel de wereld (of al minstens van Amerika). En stof dat is niet goed voor het zicht van de telescopen. En dus konden we het laatste stukje genieten van perfect asfalt. Hèhè.

En dan stonden we boven. We moesten allemaal een dikke jas aandoen tegen de kou – het vroor lichtjes – en voor de fotografen waren er ook speciale handschoenen met afgesneden toppen. Zodat je vingers kunnen bevriezen tijdens het fotograferen maar je handen niet. Hihi.


En dan was het wachten op de zon haar slaapgebedje. En dan was ze weg. In de wolken. Dag zon. Slaapwel. Tot morgen hopelijk. Waf.

We bleven nog een beetje boven wachten tot de meeste toeristen terug naar beneden vertrokken waren – het merendeel had trouwens niet geluisterd naar de meneren van de verzekering, er stonden meer Ford Mustangs op de parking dan echte 4x4 jeeps. Tss, tss, tss.

En waarom moesten wij wachten? Wel ik was nog niet slim genoeg geworden vandaag. De lucht boven de vulkaan is zo helder dat je maar op weinig plaatsen ter wereld zo een goed zicht op de hemel en de sterren kan hebben. Sloefie, ik heb voor het eerst de Melkweg gezien. Dat was mooi. Een milkyway reep is lekker maar deze milkyway was mooi. Voor de warmte reden we eerst wat kilometers naar beneden en dan stopten we langs een lavaveldje. De chauffeur had een 11 cm telescoop mee en zo kon hij ons allerhande sterren en planeten en melkvelden en gasnevels tonen. Wauw. Ik wist niet dat dat allemaal boven ons koppeke hangt. Als dat maar niet naar beneden valt op een dag.

En zo kregen we zeker nog een uur uitleg over de sterren en zo. En dan was het tijd om verder te rijden. We zijn nog efkes gestopt aan het bezoekerscentrum om een stempelke te halen. Maar mis poes. Dat was geen nationaal park en hier deden ze niet mee aan het verzamelen van stempelkes. Snif. En dan reden we verder naar beneden. Veel herinner ik er mij niet van want iedereen was redelijk stil – ook de gepensioneerden – en ik heb dus een dutje gedaan.

Zoals beloofd waren we om tien uur terug aan ons vertrekpunt. Tuut en Minneke stonden ons eenzaam op te wachten. Om half elf waren we terug in het hotel en was het dadelijk slaaptijd want morgen moesten we nog eens vroeg op. Het was vliegtijd. Als dat maar goed komt.

Come and see tomorrow for a new blog by big brother.






Jiha. Ik heb de Melkweg gezien. Op 4200 meter. Jiha.

donderdag 30 oktober 2014

Dag 9 – Op stempeljacht

Dag allemaal.

Zoals je gisteren al kon lezen, is ons verblijf in Kona heel wat minder inspannend dan het verblijf in Volcano. Ook het ontbijt is wat minder, maar ik mag niet te hard klagen want wie weet ...

Het eerste stukje van de dag ... is een kopietje van gisteren. Alweer een vroege kamermadam die probeerde binnen te geraken en een chauffeur die duidelijk wou uitslapen. Misschien dat de nachtelijke muziek aan de bar er voor iets tussen zat. Want die was tot zeker 2 uur blijven doorspelen. Gelukkig was er niet al te veel Hawaïaanse muziek bij want dat is toch niet echt mijn stijl.

Want stond er allemaal op de plank vandaag? Zegt men zoiets?

Om te beginnen, geen zware wandelingen dus ook geen omelet als ontbijt. Zoals een bekend Vilvoords politicus ooit zei ... geen commentaar.

Wie ook honger had, was tuut. Dus die kreeg een lekkere schelp als ontbijt. Sorry Victor, er was geen Chevron in de onmiddellijke buurt.

En dan gingen we op weg. Gisteren waren we naar de natte kant gereden, vandaag gingen we naar de droge kant. En blijkbaar was de bedoeling om de ontbrekende stempels van de nationale parken te vinden. Ha. Ik begon al te zoeken samen met Minneke. Maar Minneke kende geen stempels, wel parken. Dat was dan toch al een begin.

Als eerste stopten we aan Kaloko-Honokohau. Alweer zo een lange Hawaïaans naam. Het is een klein parkje, voor het grootste deel een zwarte eentonige lava-landschap. En de lava is van de puntige en brokkelige a’a soort. Waarom heet dat zo? Wel loop eens met je blote pootjes op dat soort lava, dan zeg je dadelijk zijn naam.

Maar wat is er nu zo bijzonder aan deze plaats. Wel hier zijn restanten gevonden van een oude nederzetting waar men vissen ving en kweekte. En ook zijn er enkele putten met drinkbaar water. En daarom was er ook een dorpje.

Je zou zeggen, maar op Hawaii regent het toch veel dus er is toch regenwater genoeg. Dat is juist. Maar hier in Kona zitten we wel op het droge stuk van het eiland want de regenwolken worden tegengehouden door de grote vulkaan. En dus was het wel belangrijk dat een dorp toch toegang had tot grondwater. Met al die lava in de grond, vind je niet zo vaak water.

Hoe ving en kweekte men nu vissen? Wel de vissen werden gevangen met muren, niet met netten. De Hawaïanen hadden namelijk muurtjes gebouwd in een lagune. En bij laag water stonden de muurtjes boven het water uit. Bij hoog tijd of hoge golven, stonden de muurtjes onder water. En met de sterke stroming werden de vissen in de lagune opgeschept door het water en over het muurtje gegooid. Geniaal he? Ik zou er zelf niet kunnen opkomen. Een keer laag water konden ze de vissen zo opscheppen. Ze hadden ook bassins gemaakt met lavasteen die een beetje hoger gelegen waren. Daar konden ze de vissen bewaren.

Na dit leerrijk parkje was het tijd om naar het tweede nationaal park te gaan. We waren wel efkes onderweg. En het was heet buiten. Pfff. Wat een verschil met gisteren bij de koning.

Na een dertig mijlen stopten we aan de Pu’ukohola Heiau. Nog zo een naam om je pootjes bij te breken wanneer je je blog aan het schrijven bent.

Dit parkje is het tweede Koninklijk parkje, samen met het parkje van gisteren. Hier had namelijk koning Kamehameha I namelijk zijn tempel voor Ku gebouwd. En Ku is de oorlogsgod van de Hawaïanen. En als je alle eilanden wil veroveren, dan kan je er maar beter voor zorgen dat de oorlogsgod je gunstig gezind is. En daarom dat Kamehameha een grote tempel bouwde voor de god Ku. En deze tempel is een van de weinige die nog redelijk goed bewaard gebleven is. De meeste tempels zijn vernield in 1820 toen de oude godsdienst en wetten werden afgeschaft.

En zo hebben jullie dank zij mij alweer een mooi stukje cultuur mee opgepikt.

En wat staat er morgen op het programma? We vertrekken naar de sterren. Jipie. Ik hou van reizen.

Big Brother

woensdag 29 oktober 2014

Dag 8 – Op Koninklijk Bezoek

Gisteren was geen al te actieve dag zoals jullie wel konden lezen. Maar vanmorgen was ik wel om 6 uur wakker. Maar ik was wel de enige. En het werd 7 uur en 8 uur en 9 uur. Maar geen teken van leven van mijn chauffeur. Gelukkig was er de kuismadam die om 9 uur probeerde binnen te komen. Daarmee was iedereen ineens wakker.

En daarmee werd het vandaag dus een laat ontbijt. En blijkbaar gaan we niet veel wandelen vandaag. Ik kreeg geen omelet. Snif.

We wandelden wel tot aan madam S*b* voor mijn melkske van de dag. Dat is ook een lekkere gewoonte geworden. En met al dat calcium in de melk, krijg ik heel sterke botten.

We wandelden dan op ons gemak terug naar het hotel. Steven was ondertussen aan het zoeken naar het laatste weerbericht. Want hij wou vandaag wel gaan wandelen maar op een plek voorbij de berg. En waar wij wel lekker in de zon zaten, kon je in de verte al de onweerswolken zien hangen. En zowel hij als ik hebben een hekel om in regen te wandelen – a ja, dan moet ik in de zak zitten i.p.v. buiten en dan zie ik niets. En waar moet ik dan een blog over schrijven?

En dus gingen we nog wat zonnen op ons terras in de hoop dat de regenwolken zouden optrekken.

Maar we moesten toch veel geduld hebben hoor. Het duurde tot na twee uur alvorens het een beetje leek op te klaren in het zuiden.

En dan waren we op weg natuurlijk. Maar het wou toch niet al te goed vlotten. Eerst was de weg afgesloten door een grote vrachtwagen die een klein poortje moest indraaien en dwars over de weg stond. En dan zaten we in de file. Met al die hoge bergen zijn er niet veel doorgaande wegen en dus staan alle hawaiianen en toeristen in de file.

Maar na een uurtje waren we dan toch op de bestemming. Een Koninklijke bestemming. Het huis van Kamehameha I in Pu’uhonua O Honaunau.

Het huis van wie? Kamehameha I. De eerste koning van heel Hawaii. Voor de hawaiianen een superheld in feite ook al heeft hij veel hawaiianen met zijn vele oorlogen het leven gekost. Ook Kapitein Cook heeft zijn tweede bezoek aan de koning niet overleefd.

En wat is er nu zo speciaal aan deze plaats dat het een nationaal park is geworden? Wel van sommige presidenten hebben ze de woning al tot nationaal park gebombardeerd maar dat is niet de enige reden. Het is ook de enige Pu’uhonua die nog bestaat. Een pu’watte? Wel de hawaiianen hadden heel strenge wetten en op veel stond er een doodstraf. Maar als je naar een Pu’uhonua kon ontsnappen, dan werd je na een paar dagen vergeven en kon je veilig terug naar huis.

Rond de Pu’uhonua was er ook een grote stevige muur gebouwd. En waarom is dit nu zo uniek? De kleinzoon van Kamehameha I – versie III ondertussen – liet alle “heidense” tempels en symbolen afbreken. Enkel deze Pu’uhonua bleef redelijk intact.

Wij hebben daar uiteindelijk toch een klein uurtje rondgewandeld. Af en toe wel een beetje uitgeregend. En dan was het tijd om terug te vertrekken want de ranger kwam de deurtjes sluiten.

Morgen gaan we naar het zuiden heeft Steven beloofd. Daar regent het minder.

Tada.

dinsdag 28 oktober 2014

Dag 7 – Benidorm b*

Dag allemaal.

Vandaag moest wat gewoon worden aan nieuwe luchtjes. Geen zwaveldampjes meer of VOG (Vulkaan Smog). In de plaats was er de geur van veel water, een wat zout en wat chloor.

En dat was niet het enige dat anders was.

Geen omelet meer. We gingen niet veel wandelen vandaag. En ik moet op mijn lijn letten. Naar het schijnt.

Alhoewel. Wat was het eerste na de ochtenddouche? Juist. Een wandelingske. En dat op mijn nuchtere maag? Maar gelukkig was niet ver dat we wandelenden. En het was gelukkig tot bij de S*b*. Niet aan Sloefie zeggen, maar ik dronk daar een melkske. A ja. Dat is toch Latte op zijn Italiaans?

Na het ontbijt trippelden we dan terug naar het hotel. Maar in plaats van mijn rugzak moest ik mijn zwembroek gaan zoeken. Mijn chauffeur had geen zin om de actieve toerist uit te hangen.

In plaats daarvan wou hij in het broebelbad zitten. En dan wat in de zon drogen. We hebben samen veel gelezen ook. Ikke heb Dogs Weekly gelezen. Alles voor een moderne hond.

En weet je wat? Zo een dagje aan het water is ook wel fijn. Je ziet wat mensen voorbijkomen. Je ziet mensen wat boos worden omdat ze nat worden van kindjes die in het water springen. Je ziet mensen wat rood worden omdat ze wit zijn. Hihi.

En tegen de avond werd het echt een beetje nat. Heel de dag waren de wolken rond de top van de Mauna Loa – de lokale vulkaan – blijven hangen. Maar tegen de avond kwamen ze efkes tot beneden om iedereen een frisse douche te geven. En zo was het tijd om vanop bed een beetje tv te kijken.

Alweer een vermoeiende dag.

zondag 26 oktober 2014

Dag 6 – De lange rit

Vandaag was een beetje een rare dag. Ik verstond het niet helemaal.

De dag begon nochtans heel lekker. Met omelet natuurlijk – vandaag met ham en bacon en Jack kaas – en worstjes en wafels. Dus we gingen terug wandelen. Jipie. Ik vind dat fijn ... om gedragen te worden. Alhoewel. Helemaal gerust was ik er toch niet in. Vergeleken met de vorige dagen hing er toch heel wat meer rook boven de krater. Dat had ik vanmorgen al gezegd.

Ah, dat had ik nog niet gezegd. We zijn vanmorgen om halfzes al eens opgestaan. Om nog eens foto’s te pakken van de rookpluim boven de krater maar met wat meer licht in de lucht. Boven de krater hing er een grote paddenstoel, groter dan anders. En ook waar we gisteren gewandeld hadden, hing er veel meer rook. De vulkaan zou toch niet uitbarsten zeker?






Nu ben ik wel mijn schrijfdraad kwijt. Waar zat ik nu?


Ah ja. Ik zat op de tafel in de kamer. En ik had niet veel plaats want de rugzakken en valiezen lagen allemaal op bed. Oei. Steven was aan het inpakken. Zat de vakantie erop? Moest ik terug 24 uur in de rugzak? En gingen we dan niet meer wandelen?

Na een half uur werd ik dan naar de auto gedragen. Oef. Ik mocht naast mijn nieuw vriendje zitten. Minneke heb ik hem genoemd. Of is het een haar? Mijn vriendje heeft wel nog niets gezegd. Alleen maar biep. Gelukkig zag ik ook de wandelrugzak liggen in de auto. Jipie, we gingen toch wandelen. Zouden de valiezen ook mee gaan op wandeling?

En dan waren we weg met de tuut. Maar vriendje had nog wat vrijetijd gekregen. We gingen verder het park in. We gingen terug de Chain of Craters Road af. We gingen wandelen over het Pu‘u Huluhulu Trail. Das een pad met veel u-kes he?

Wat is er nu zo speciaal aan het Pu‘u Huluhulu pad? Ik wist het ook niet hoor. Ik heb het ook moeten vragen. Pu‘u Huluhulu is blijkbaar een van de meest recente bijkraters van de Kilauea. In de jaren zeventig is hij een aantal keer actief geworden. En als je tot het einde van het pad loopt, dan zie je zijn jong broertje Pu?u ????. Die is al 30 jaar actief en heeft al een dertigtal huizen laten opbranden met zijn lava.

We gingen dus wel moeten opletten en af en toe voelen of het onder onze pootjes niet te warm aan het worden was. Letterlijk. Het was wel een redelijk makkelijke wandeling. Geen rookpluimpjes boven de lava. Niet net op het randje van de krater. Wel veel lava. En niet veel volk. Boif een beetje.


Uiteindelijk kwamen aan een klein heuveltje. Van daar konden we in de verte Pu'u 'Ō'ō zien. Of liever de helikopters die erboven ronddraaien om de toeristen mooie foto’s te laten maken.


We waren na een klein uurtje terug aan de tuut. En vriendje werd ook wakker. Want nu ging we een grote toer maken. Helemaal rond Mauna Kea, de grootste berg ter wereld en ook de grootste vulkaan.

En omdat de Mauna Kea zoveel groter is, heeft hij ook veel meer lava geproduceerd. En dus werd de rit al snel een beetje eentonig. En omdat vriendje de weg in het oog hield, kon ik mijn oogjes een beetje sluiten. Om zes uur opstaan was toch vroeg hoor.

Na een uurtje ben ik dan wel plots wakker geschoten. Het schemerde voor mijn ogen. Steven zei me dat het de ruitenwissers waren. We waren nu aan de andere kant Mauna Kea, de kant waar de wolken vanuit de zee tegendrijven. En dan is er regen, veel regen. En de brede weg van een uur geleden was nu een smal baantje geworden met een scherpe bocht elke tweehonderd meter.

Na nog een uurtje stopte het eindelijk met regen en begon het zonnetje te schijnen. Eindelijk. En blijkbaar waren we op onze bestemming. Want nu reden we file van verkeerslicht naar verkeerslicht. En we stopten uiteindelijk aan een koninklijk hotel. Allez King Kamehameha hotel en dat is genoemd naar de grootste Hawaiiaan.

Hier gaan we terug wat dagen blijven. Dus ik moet nog niet in de valies. Jipie.

Tot morgen.

zaterdag 25 oktober 2014

Dag 5 – Op zoek naar een nieuw vriendje

Dag allemaal. Ik ben er terug.

 Ik weet het. Het schrijven heeft niet zo gevlot de vorige dagen en ik ben een beetje achtergelopen.

Ik kreeg vandaag terug een superdeluxe ontbijt. Dat was dus een omelet met groenten en bacon en ham en kaas en dan een grote wafel – niet zoals die van meter Clementine maar rond, dus net niet te groot voor mij – en dan nog eens ontbijtspek en worstjes en worstjes. Mmm.

Dat betekent wel dat we vandaag terug gaan wandelen. Oei. Oei. Wat gaat dat geven.

Maar eerst is gaan kijken of er belangrijk of gevaarlijk nieuws was in het bezoekerscentrum. Is er verse lava? Is de lucht ongezond? Zijn er nog hondjes om mee te spelen?

Het antwoord was drie maal nee.

En dus zat er niets anders op dan te beginnen wandelen.

Eerst vulden we onze waterfleskes aan de gratis waterkraan. Want dat gingen we vandaag wel nodig hebben. Het was vanmorgen al serieus warm en er was geen regenwolkje te bespeuren.

En dan vertrokken we op het eerste pad. Het Sulphur Banks Trail. Jamaar. Is dat wel gezond? Zouden we dat wel doen? Ik was er toch niet gerust in. Ik kon de zwavel al van ver ruiken. Brr. Maar Steven wou niet luisteren. Als de ranger zegt dat het veilig is, dan mag ik blijkbaar niet mekkeren. Meh.


Wat is er nu aan de hand? We lopen hier in feite op het toppeke van de vulkaan. En in feite is dat toppeke een grote, lege doos. Zo een beetje als een politieker. Wanneer de vulkaan uitbarst, is die tot de top gevuld met lava. Maar naar een tijdje trekt de lava zich terug in de aarde – het vat is af. En dan kan het gebeuren, door een aardbeving bijvoorbeeld, dat de top van de vulkaan te zwaar wordt en alles als een soufflé in elkaar zakt. Langs de ingezakte rand zijn er dan grote scheuren en rimpels langswaar er water in de vulkaan kan stromen – het regent hier he. En wanneer dat water tot aan de warme rotsen komt, dan wordt dat stoom en dan neemt het water de zwavel uit de steen op.

Je ziet he. Ik kan soms ook goed luisteren. Ik kan al bijna rondleidingen gaan geven in het park. Hi, hi. Voor poedeltjes en zo.

En zo lopen we nu door een bosje met hier en daar rare luchtjes en damp die zomaar uit de grond komt. Ik moet wel veilig in de rugzak blijven want als je in zo een spleet valt, wordt je geroosterd. Het is daar altijd tegen de honderd graden warm. Er zitten hier ook veel vogeltjes maar ik kan ze alleen maar horen, niet zien. Snif.


Als tweede pad, doen we een stukje van de Steam Vents Trail. Daar ben ik gisteren vergeten over te schrijf, maar dat is dus zo een beetje zoals de vorige maar dan met grotere wolken stoom. En hier is een parking voor luie toeristen, dus hier vind je veel meer volk dan bij de zwavelbanken.

En dan schrik ik. Begint het verhaal van gisteren weer? Ik zweef over de rand van de krater. Help.

Pad nummer 3 zitten we nu op. Het Iliahi Trail. Genoemd naar de Iliahi boom, dat is een sandelboom. Om sandalen van te maken? Na een honderd meter lopen we over de rand de krater in. Het ruikt hier alweer anders. De zwavel blijf je ruiken natuurlijk maar er zijn ook lekker ruikende bomen en planten. Om dat het net onder de rand van de vulkaan ligt, krijgen de bomen hier ook wat meer water en het lijkt dan ook een mini-regenwoud. Maar zonder jaguars en slangen natuurlijk. Ik hoef niet bang te zijn.


Het Iliahi Trail loopt in feite tot net onder het terras van het hotel. Maar Steven is niet van plan om al een pintje te gaan drinken. Het laatste stukske gaat trouwens steil omhoog. En misschien vinden we verder wel een gemakkelijk stukske – nee dus. Als vierde pad van de dag wandelen we over het Halema‘uma‘u Trail – zo een moeilijke naam. Als je dat twee keer moet zeggen, ligt je tong in een dubbele knoop.

Halema‘uma‘u Trail is in feite een pad dat vanaf het hotel dwars over de krater van Kilauea loopt. Zo een beetje zoals het Kilauea Iki pad gisteren maar veel langer en dus ook met bijna geen toeristen op. Het voordeel is dat het pad op zijn gemak afdaalt naar de bodem van de vulkaan. Maar gisteren heb ik al geleerd dat het niet wil zeggen dat het achteraf ook stillekes terug naar omhoog loopt. Veel kon ik wel niet zien want overal zijn er hoge bomen rondom mij. Af en toe kon ik wel wat zwart zien. En dan stonden we op een grote open vlakte. Net als gisteren. En dat was nu lava zie.


Ik wou dadelijk doorstappen maar ik mocht niet. Ten eerste moest mijn chauffeur wat drinken. Ten tweede mocht dat niet van de ranger. Het pad loopt wel over de krater, maar je mag het niet lopen want teveel ongezonde lucht. He? Waarom zeggen ze dat dan niet vanboven? Dan konden we een pintje gaan drinken.

Maar er is gelukkig een alternatief. We namen pad nummer 5, de Waldron Ledge. Letterlijk een pad op het randje. Het eerste stukje was terug over de lava maar mooi naast de rand van de vulkaan – anders worden de rangers boos. Daarna kwam ... de klim uit de krater. Mijne chauffeur heeft nogal wat zweet gelaten hoor. Maar een keer boven mocht hij van mij eens drinken. Hij had het verdiend. Water natuurlijk. A ja. Ik ben een groene jongen.

Steven vertelde me dat we nu een stukje van de wandeling van gisteren gingen doen. He? Dat is toch niet leuk? Maar er zat niets anders op. We moesten van de Waldron Ledge naar de Crater Rim Trail doorsteken. Net het stukje met veel trappekes van gisteren. Pfff. Om moe van te worden.


En dan kwamen we op pad nummer 7. Het Crater Rim Trail. Die loopt in een grote cirkel rond de krater maar aan de bovenkant. Eerst liepen we nog tussen de hoge bomen maar na een kleine kilometer kwamen we uit op een weg waar gaan auto’s reden. He? Na de eerste bocht zag ik waarom. Er liepen grote scheuren in de weg en een deel was weggezakt. Het was de oude Crater Rim Road maar door aardbevingen was die gebarsten en verzakt. En dus mochten de wandelaars er over lopen. Dat liep makkelijk. Mijn chauffeur kon me bijna niet volgen, zo snel kon ik lopen. Hihi.

En zo kwamen we na dik drie uur wandelen terug aan het hotel.

Wat gingen we nu nog doen? Een pintje drinken? Neen dus. We gingen in de warme auto zitten. En we gingen naar de stad.

Jipie. Ik kreeg een nieuw vriendje nu Tommeke er niet meer is. Wie zou het worden?

Van de rit weet ik niet veel. Ik viel al snel in slaap. Er was maar een weg dus ik moest de weg niet wijzen.

We stopten bij een hele grote winkel en daar ging Steven op zoek naar een nieuw vriendje voor mij. Maar hij was aan het sakkeren. Hij wou iets klein en simpel vinden. Maar dat lukte niet. Want Hawaii kenden ze niet. He? Wat bleek: de kleine Tommekes kenden enkel de 48 staten van Amerika maar niet Hawaii of Alaska. Dus wat nu? Uiteindelijk hebben we dan toch maar de grootste doos meegenomen want dan kende het vriendje ook Canada en Alaska. Wie weet ga ik daar ooit nog eens naartoe?

Het was ondertussen wel al bijna 4 uur geworden en dus stopten we eerst bij een eterij. Om Sandra en Sloefie een beetje jaloers te maken ... een taco klok. En we aten er een bakje Mooie Grote Nachos. Hihi. Dat smaakte ook al was mijn snor vol met gesmolten kaas.

Eergisteren waren we al tot aan het ene einde gereden van de weg onder de lava. Nu wou Steven ook de andere kant zien, want daar waren ook stempelkes te winnen. En dus deden we een kleine detour naar het strand. Maar dat ging wel niet vooruit hoor. File, file, file. Verderop was men aan de weg aan het werken, net waar hij van twee naar een vak ging. En iedereen wou op het zelfde moment thuis zijn. Pfff.

Erger nog, eens we aan het einde van de weg waren, mochten we niet door. Er waren geen stempelkes meer te krijgen want het kotteke was afgebroken. Na twintig jaar was beslist om de weg onder de lava terug op te maken. En dus moesten we omkeren. We konden wel nog eens tot aan het strand bij Uncle Joe gaan, zei de agent. Iedereen in Hawaii lijkt wel Uncle Joe te heten.


Maar de mijnheer had gelijk. Het was een mooi strand. Eerst liep je over de uitlopers van de lava en dan kwam je op een pek pek zwart strandje. Bij een ondergaande zon. Bijna het paradijs op aarde. En dat met mijn nieuw vriendje zodat ik niet meer alleen de weg moet zoeken. Ha. Een nuttige dag.

Maar om 6 uur is het hier wel al donker in de tropen en dus was het tijd om terug te keren. En nu er een nieuw vriendje was, kon ik al wat slapen. Ik was gerust. De chauffeur zou wel terug tot aan het hotel geraken.

Tot morgen

G.B.