Posts tonen met het label Banff. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Banff. Alle posts tonen

woensdag 18 september 2013

Dag T10 - Zon weg, ijsweg

Vandaag beginnen we aan onze tweedagendurende rit terug naar Calgary. 

De valies was gisteren al gepakt met uitzondering van toiletzak en pyjama. We kunnen dus snel voortgaan met de standaard planning. 1) ontbijten met wafels, 2) ... Oei. Er is geen 2) meer. Het Visitor Center hebben we niet nodig. Tommeke kent de weg en op de ipad staan de belangrijkste stopplaatsen aangeduid. 

Blijft nog een vraag open: wat wordt het weer vandaag.

Wel ik zie het antwoord al op de auto, het heeft vanmorgen al geregend. Maar in Jasper zit er toch nog veel blauw tussen het grijs, en dat is omdat het slecht weer niet ten zuiden blijft op het Icefield. 

En dat staat vandaag op de planning.

Oei, oei. Nu, om eerlijk te zijn, het is hier al tien dagen tien graden te warm en veel te droog. Ik mag niet klagen. 

Rijden dus. Met als eerste stop de Atabasca Falls op ongeveer dertig kilometer van Jasper. Gisteren was het hier nog dertig graden, vandaag tien. Het kan verkeren.

Net als vier jaar geleden is het aan het motregenen wanneer ik van de parking naar de waterval wandel. Met de camera onder de fleece, doe ik de ronde. Wanneer het weer dan toch wat opklaart, ga ik langs de oude, droge waterval naar beneden voor nog wat foto's. Lang treuzelen mag ik niet want in de verte komt de volgende kandidaat sneeuwlucht al aan.

Snel naar de auto dus.

De ruitenwisser mogen bijna continu op staan. En je ziet heel mooi hoe elke regenbui moeizaam over de bergen kruipt tot in het dal en daar van geluk wat druppels laat vallen. Soms zie je de ene top in de zo, dan is ie volledig verdwenen in de wolken.

Langs de weg heeft de parkservice nieuwe borden gezet. Snelheidsbeperking voor de trek die binnen enkele dagen al kan beginnen nu de herfst eindelijk in de vallei is toegekomen.

Op veel plaatsen is het niet de moeite te stoppen voor een foto. Het is wel mooi maar het zegt niet veel op papier.

Na een honderd kilometer zijn we dan bij het Columbia Icefield, een van de grootste ijsmassa's ter wereld. Twee dagen geleden moesten we beslissen of we zouden stoppen. Vandaag is het niet beter. Doen of niet doen. Het regent nog lichtjes maar de twee toppen langs de noordkant van de gletsjer liggen wel al in de zon.

Doen dus. Wel met fleece en jas en handschoenen en muts.

Eerst in het rijtje staan voor een ticket, dan in het rijtje voor de bus om ons naar de rand van de gletsjer te brengen. En hier gaat het mis. We moeten mee met een toerbus, maar die is te laat. Terwijl we wachten zien we zo de volgende sneeuwbui over de gletsjer naar benedenschuiven. Dit komt niet goed. 

Enfin, een kwartier later gaat het dan toch bergop. Na een kleine twee kilometer veranderen we van voertuig. We kruipen in een gigantische sneeuwbui gebouwd op het onderstel van een mijnvoertuig. Enkel deze voertuigen kinken de steile klim naar de gletsjer veilig uitvoeren.

Een keer boven kunnen we eindelijk de ijsstorm in. Terwijl de laatste mensen nog willen uitstappen staan de eerste al te dringen om terug in de bus te mogen.  Wat wil je. Er is er een bij met teenslippers en een kniebroek.

Ik heb de onderwatercamera mee i.p.v. de gewone camera's. Die kan ook een beetje beter tegen de kou. Na een paar foto's en een filmpje merk ik dat ik nog als enige op het ijs sta. Iedereen is verdwenen. Inde bus. En omdat ik ondertussen ook al doornat ben, doe ik dat dan ook maar.

De buschauffeur lacht een beetje met ons. Wacht maar tot dat het winter wordt. 

Op de terugweg zien we niets voor ons ogen. Alle ramen zijn aangedampt. Gelukkig is het gestopt met regenen en ijzelen en de zon breekt zelfs door. Kon dat nu geen twintig minuten eerder zijn? Maar we krijgen wel een mooie regenboog te zien. Gebeurt ook niet alle dagen.

Enkele kilometers voorbij het Columbia Icefield rijden we Jasper Park uit en Banff Park binnen. Vanaf nu gaat het grotendeels bergaf. Rechts hangen de regenwolken tegen de toppen, links schijnt er een bleek zonnetje op de toppen. Af en toe is er regen, af en toe zon, af en toe beide. Kermis in de hel.

We stoppen nog een paar keer maar de fut is er een beetje uit. Eerst moet mijn broek terug drogen. Na een dik uur komen we terug in de bewoonde wereld. We zijn aan de Transcanada Highway.

We passeren Lake Louise. Dag Louise, tot een volgende keer.

En als afsluiter van de dag rijden we het laatste stuk in de staart van het onweer. Daarmee is het stof en de dode vliegen van de auto gewassen.

Banff is nog niet veranderd vergeleken met vier dagen geleden. Mijn auto past wel maar net in de garage. Hij past net onder de leidingen die aan het plafond van de garage hangen. De afmetingen hangen in voeten en inches uit, niet in meters en centimeters, ook al is dat de enige officiële lengtemaat. Grr.

Op enkele meters van het hotel is een Chili en sportsbar. Dat gaat geen goed doen aan mijn bloedsuikerspiegel. Maar eerst de auto ondersteboven keren om er alles uit te halen en weg te stoppen in de valies. Tommeke mag nog blijven, die heb ik morgen nog nodig, op weg naar YYG.

Tot morgen

PS. YYG : afkorting van de luchthaven van Calgary.
PPS. Ik klaag wel over Tommeke maar hij is toch de beste gps die ik mee heb. Je moet hem alleen niet blindelings geloven.

maandag 16 september 2013

Dag T07 - boven mijn theewater


Grr.

Ik haat de Canadian Pacific, ttz hun onderhoudspersoneel.

Lake Louise is een spoorwegstadje. Daar is niets mis mee. Banff is dat ook. Jasper is dat ook (maar dan van de concurrentie, de Canadian National). En net als inde film rijden de locomotieven toeterend en bellend door de gemeente. Kwestie dat zelfs Joe Sixpack het gehoord heeft wanneer hij de spoorweg wil oversteken.

Maar met de CP is het er wel over. Heel de dag bijna geen treinen gehoord en dan beginnen ze te rollen vanaf 8 uur 's avonds. Soit. In Lake Louise licht de spoorweg al wat hoger dan de rest want hij is hier al bezig aan zijn klim naar de Kicking Horse pas, de grens tussen Alberta en British Columbia. Je hoort dus alles beter hier dan in pakweg Banff. Soit. Maar locomotieven die zoveel lawaai maken dat ze het tot in Jasper horen, dat is er wel over. En het was er niet een maar meerdere keer in een nacht. Dat is geen toeval, dat is slecht onderhoud.

Grr.

Dus niet echt goedgemutst opgestaan vandaag. Het was nochtans mooi weer. De zon staat hier ook wel laat op in feite. Pas om iets voor acht. Foei, foei, foei. Ikke dus ook niet. Vandaag hebben we wel ontbijt, gratis. In de kelder van het motel is er een grote eetkamer. De keuze is beperkt (continentaal) maar ze hebben enkele wafelijzers staan. Dus werd de keuze gemakkelijk gemaakt. Lekker veel calorietjes voor de wandelaar in spe.

 Ja, ja. Er is geen ontkomen aan. Hier zijn prachtige wandelpaden rond en boven het meer. Tijd om er een paar te proeven.

Van toen de Britten nog veel te zeggen hadden in Canada dateren twee theehuizen bovenop twee van de lagere bergjes aan het meer. Die waren bedoeld om de dames en heren toch een lekker vieruurtje te kunnen aanbieden wanneer ze zich waagden aan een berguitstap. En het idee is dat we dat vandaag ook eens gaan doen.

De eerste kilometer is gemakkelijk en druk. Het pad loopt naast de rand van het meer. Het is vlak en geasfalteerd. Het klinkt bijna als het verhaal van gisteren met de Johnston Falls. Bij de eerste helling haken de meeste wandelaars en fotografen af.

Trouwens, een tussendoortje. Over fotografen en toestellen gesproken. Wat denk je dat het meest gebruikt fototoestel hier is?

Een ipad.

Liefst de gewone grote. En niet alleen bij de Chinezen of Japanners maar ook bij de euro/Amerikanen.  Grappig. Je hoeft dan ook niet je bril op te zetten om te zien wat er op het scherm staat. Daar hebben ze bij Nikon en canon nog niet aan gedacht.

Maar we zijn dus aan de eerste helling. Een heuveltje van nog geen tien meter maar genoeg om de wandelaar van de toerist te scheiden. Na de helling gaat het alweer naar beneden tot letterlijk in het water van het meer. Een pad van keien laat je droog oversteken naar de rest van de trail. Voor de rest blijft het pad redelijk vlak. Dat belooft in feite voor de rest. Want het theehuis ligt meer dan driehonderd meter hoger dan het hotel. En elke meter vlak hier betekent een steiler pad op het einde.

Vanaf de derde kilometer begint het eindelijk naar omhoog te gaan. Eerst nog tussen de bomen, wat lekker koel is. Daarna tussen de struiken. Vanaf hier loop je continu in de zon. En als er de frisse wind vanaf de gletsjer niet zou zijn, dan zou het eerder 28 dan 18 graden zijn.

Hogerop in de vallei hangt er wel ozonsmog maar beneden is het zicht uitstekend. Je kan dus perfect zijn waar het pad loopt. Je ziet zo de gekleurde mensjes boven het groen uitsteken. En dat voorspeldt niet veel goeds voor de kuiten. Het gaat omhoog en niet een klein beetje.

Na kilometer 4 splitst het paardenpad zich af van het wandelaarspad. Dat is goed voor de ademhaling want die paarden laten af en toe wat stinkend achter en de ruiters hebben geen doggiebag mee voor de afval. De paarden leggen wat meer afstand af dan de wandelaars. Op de wandelgps staat de hoogtelijn nu bijna onder een hoek van 45 graden.

Puf. Puf. Puf. Even gaan zitten om wat zuurstof te krijgen en de hartslag te laten zakken. En dan terug voortwandelen. Want we willen niet opgeven. Het uitzicht is toch zo mooi naar het schijnt.

Puf. Puf. Puf. Even gaan zitten.

Puf. Puf. Puf. En nu komt er een stukje met stenen trappen. Ai de knieën. En de spieren.

Puf. Puf. Puf. Volgens de gps zou ik bijna op de goeie hoogte moeten zitten. Maar ik zie alleen maar een stukje steilklimmend met keerlussen.

Puf. Puf. Puf. Eindelijk schaduw en koelte tussen hoge sparren. En kijk daar een Zwitsers chalet. Het theehuis. We zijn er.

We nemen geen thee maar een huisgemaakt sandwich met tonijn. Sandwich op zijn Engels, dus twee dikke boterhammen dwars doorgesneden. En water, veel water. Het personeel van het theehuis woont hier quasi permanent tijdens de zomer. Op 2200 meter. Chapeau.

Na de lunch is de vraag natuurlijk ... Wat nu? Terugkeren of ... Verdergaan?

Ondanks - of wegens - de hoge temperatuur beslis ik om dan toch maar tot aan de voet van de gletsjer te wandelen. Het is maar 60 meter hoger gelegen en een kilometer ver. Een eitje dus vergeleken met de heenreis. Mis poes. De eerste 600 meter waren vlak en daarna mag je steil naar omhoog op een zijmorene van de gletsjer. Jiha!

Puf. Puf. Puf.

Ik lijk wel een stoomlocomotief.

Maar we geraken er toch. Met regelmatig stoppen. Voetje voor voetje. Pufje na pufje.

En dan gaan we terug naar het theehuis. Om nog wat water te drinken. Na een kwartiertje beginnen we aan de terugweg. Maar na twee  kilometer moet een belangrijke beslissing vallen. De rest van de weg terug of naar het tweede theehuis trekken? Het ligt wel nog 50 meter hoger. En we zijn al bijna honderd meter gedaald.

En dus beslissen we de highline trail te nemen. De doorsteek tussen de twee theehuizen. Het pad loopt aan de rand van de bomen maar nog altijd in de zon. Het blijft erg warm. En het pad stijgt nog altijd te langzaam.

Nadat er nog een tweede pad bijkomt gaat het eindelijk omhoog tussen de bomen. Na een tijdje kan je af en toe een glimps groenblauw tussen de bomen zien. Nu kan de echte klim beginnen. Op tweehonderd meter gaat het bijna 60 meter omhoog. Daar hoeft geen puf bij. En als kers of de taart nog een oude houten trap. Amai mijn knieën.

Allez. We zitten dan toch aan de rand van Lake Agnes. Of dit een zuster is van Louise weet ik niet. De zon staat nog net boven de kleine en grote Beehive, genoemd naar hun vorm, een bijenkorf.
Was de service in het eerste theehuis subliem, in het tweede was het abominabel. De Aussies hadden een kwartier nodig om een koffie te maken. Maar ze hadden wel veel plezier met zichzelf.

De zon gaat eindelijk onder en het is tijd om af te dalen. We nemen nu wel het tweede pad. Dat begint wel met een trap maar daarna gaat het geleidelijk naar beneden met weinig wortel of steenobstakels.
Op minder dan een uur sta ik terug beneden. Tussen de trouwers en de toasters. Terug tussen de toeristen dus. Met knikkende knieën. We zullen het morgen wat rustiger moeten doen.

Tot morgen.

Dag T06 - De inktpotten van banff


Vandaag trekken we door naar Louise. Niet de Louise van Clouseau maar een van de dochters van George de zoveelste, koning van Engeland. Naar haar is Lake Louise genoemd. Kwestie van toeristen aan te trekken, zoals Alberta naar Albert, een van de broers van Louise.

Als eerste taak van de dag, na wakker worden, wacht het fijne werk van het herinpakken van de valies. Propere en vuile was scheiden, elektronica opbergen, enzovoort. En dan is het tijd voor het ontbijt. Omdat de keuken nogal in spoedrenovatie is, wordt het alweer een bezoek aan Starbucks. En omdat we straks goed gaan wandelen nemen we een extra koekje mee - les excuses sont faites pour s'en servir.

Eerste stop is wel terug Banff. Gisteren zijn we niet gepasseerd langs het visitor center en is toch beter om de laatste informatie op te halen over wandelingen, loslopende beren of weggespoelde bruggen.

Tommeke heeft weer zijn kuren en stuurt me langs een andere afrit naar Banff. Maar hij heeft voor een keer gelijk, ik kom dadelijk op de parking, die nog verrassend leeg is in feite.

Binnen in het Visitor Center is het wel druk. Het wordt aanschuiven, tussen een busjes Nederlanders. Vriendelijke mensen hoor, maar tetteren... En tetteren... En tetteren... Buiten enkele gesloten campings - wegens de overstromingen van juli, of wat dacht je - was er niets speciaal te melden. De ranger raadt me de Johnston Falls Trail, mooi geasfalteerd en niet te zwaar. Hij bedoelt dan wel de wandeling tot de eerste waterval, maar dat zegt hij er lekker niet bij.

Mijn tuut heeft nog niet echt dorst - hij heeft een grote tank - maar ik besluit hem toch maar vol te doen. In Banff zijn er nog verschillende tankstations en dus hopelijk ook wat druk op de prijzen want met 1,18 $ per liter voor de goedkoopste benzine (87) is een volle tank toch niet goedkoop. En het is een grote tank. Met een volle tank kan hij meer dan 1000 kilometer rijden met een gemiddeld gebruik van 9 liter. Volgens de boordcomputer toch.


Maar genoeg uitvluchten. Rijden. Eerst naar de Vermillion Lakes. Dat zijn drie ondiepe meertjes tussen de spoorweg en de snelweg. De brochure belooft vogels en bloemen en af een drinkende wapiti of eland. En mooie vergezichten. En de brochure zal wel gelijk hebben ... Er zwemmen wat eenden rond. Grotere beesten zijn momenteel op verlof naar de hogere weiden. De Canadian Pacific wou wel niet meespelen. Om de een of andere reden waren er bijna geen treinen in de ochtend en dus ook geen fotogelegenheden.

Verder rijden dus. Een beetje voorbij Banff volgt de nieuwe snelweg een andere route dan de oorspronkelijke Kicking Horse route. We kiezen voor de rustige oude route. Maximum 60, geen trucks, meer kans op beesten. En meer wandelingen. Zoals die naar de Johnston Falls.

Na een half uurtje zijn we eindelijk aan de parking van de Falls. Die staat bomvol. Ik vind nog net een plaatsje - het was te klein voor de motorhome die het eerst gezien had. Het ziet er erg warm uit en dus vullen we alle bussen bij met water uit de bus. We zullen het waarschijnlijk nodig hebben.
De ranger had niet gelogen. Het eerste stuk van het pad was mooi geasfalteerd, met uitkijkjes boven de rivier in elke bocht. À walk in the park, om zo te zeggen.

Aan de eerste waterval hangt wel een verleidelijk bordje. Er zijn nog zes andere watervalletjes. En het pad is nog altijd geasfalteerd, maar wel een beetje steiler.

En dus klimmen we voort. Inderdaad, klimmen. Dat stond niet op het bordje. Allez, genoeg geklaag, hup met de beentjes.

Na anderhalve kilometer zuchten en zwoegen staan we dan toch aan de bovenste waterval.
Aan deze waterval hangt ook een bordje. Het nodigt uit tot een wandeling naar de inktpotten. Inktpotten? Wel, dat is de naam van een vijftallig bronnen die continue water met een temperatuur van 4 graden naar boven brengen. Dus een beetje zoals warmwaterbronnen maar dan met koud water. En ze stinken ook een beetje naar zwavel.

En dus klimmen we voort. Het pad is niet meer geasfalteerd.  En het loopt ook niet meer zo vlak. In tegendeel. Op zo'n drie kilometer is het 250 meter stijgen. De knieën zullen zicht straks wel laten voelen.


En net als de fietser van Boudewijn de Groot, de wandelaar hij wandelde door. Ook al is het af en toe eerdere strompelen of wortels en zo. Maar het zicht aan de bronnen is echt mooi en stil. In een Amerikaans park zou er een weg tot hier lopen.

Na een rustkwartiertje gast het terug. Eerst een honderd meter naar omhoog en dan de volle 350 naar beneden. Pfff. De knietjes weten niet meer waar ze het hebben. Gelukkig kunnen ze al een beetje uitrusten op het laatste stuk. Want dat is mooi geasfalteerd zonder trapjes of zo. Zachtjes dalend. Ideaal voor mensen die slecht ter been zijn of met te weinig conditie.

Het is gelukkig maar twintig minuten tot Lake Louise. Tijd voor een beet en misschien een bubbelbad.

Tot morgen.

zaterdag 14 september 2013

Dag T05 – een stad in een park


Vandaag gaan we naar Banff, de stad en het park. Of beter de stad in het park. En Canmore, waar mijn hoteleke staat, profiteert daar hard van want in Banff (de stad) is er een bouwstop voor hotels en restaurants, opgelegd door Banff (het park). En dus komen de nieuwe hotels naar Canmore.

Maar genoeg economie voor de dag, de keuken van de Holiday Inn was gesloten wegens “last minute renovation” !?!?! Wat dat ook mag betekenen. En dus werd het een omwegje langs Starbucks zo hadden we dan toch een lekkere koffie in de maag.

En dan de snelweg op. Met wat vertragingsmanoeuvres zoals geen brug (nieuwe in de maak) of geen middenvangrail (verwijderd om dieren genmakkelijker te laten oversteken). En zo waren we in minder dan 20 minuten dan toch aan het eerste deel van Banff National Park, Lake Minnewanka.
Meteen na de afslag weten we al hoe laat het is. Door de overstromingen in juli is er een deel van de weg afgesloten. Ook een deel van de trails zijn afgesloten. Niet door overstromingen maar door een overagressieve beer in de buurt die toeristen de stuipen op het lijf jaagt. Ha. De bordjes eens omgekeerd.

Lake Minnewanka is een natuurlijk meer dat verhoogd werd door de bouw van een dam. Het levert vers water en stroom aan de stad Banff. Het is geen echt gletsjermeer en het is dus een van de weinige in de buurt die de typische blauwgroene kleur niet heeft.

De paden naar de kleinere meren in de buurt zijn wel open – geen beergevaar.

Na de lunch aan het Twin Jack meer, gaan we dan maar naar de stad zelf. En we houden het een beetje toeristisch. De hoofdstraat is in feite in groot openlucht winkelcentrum. Met vanalles dat continu in de solden staan. Maar daar stoppen we niet voor – dat mag trouwens niet, je mag enkel kort parkeren. We rijden dadelijk door naar de oorsprong van de stad Banff.

Toen de Canadian Pacific de spoorlijn naar Vancouver aanlegde, waren enkele arbeiders in hun vrije tijd op zoek gegaan naar goud. Maar in plaats van goud vonden ze een grot met warmwaterbronnen. En die bronnen brachten de CP ertoe om het Banff hotel te bouwen en ook de regering aan te zetten tot het creëren van het nationaal park. Op dit punt liepen de Canadezen zelfs voor op de Amerikanen. Die begonnen pas begin twintigste eeuw reclame te maken voor de nationale parken waar hun spoorlijnen langs of door liepen.

Maar het is vandaag veel te warm om in warmwaterbronnen te gaan zitten. We nemen wel de téléférique naar boven. Samen met de rest van de toeristen. Ik beland midden in een groep Fransen. En officieel mag dan alles in een nationaal park wel tweetalig zijn, het is tweetalig op zijn Zuid-Belgisch ... et pour les Francophones la même chose. Een aantal van de Fransen lopen dan ook een beetje verloren. En net als vier jaar geleden zijn veel van de werknemers niet Canadees maar Australisch ... tijdens de Australische winter kunnen die namelijk gemakkelijk in Canada werk vinden. En de Australische kennis van het Frans is natuurlijk niet enorm.

Maar uiteindelijk zit ik dan toch in een gondola op weg naar boven. Een van de dames is heel de weg naar boven hard aan het zagen over hoe ze lastig gevallen wordt door een van de andere medereizigers. Zij zijn de twee enige in hun groep die alleen reizen en de mijnheer vindt dat zij dan alles samen moeten doen. Die man heeft natuurlijk ongelijk maar daarom hoeft die mevrouw toch niet heel de weg naar boven te zagen.

Enfin, boven is het redelijk druk in en rond het restaurant. Wij hebben geen honger en nemen de trap naar beneden en dan naar boven naar het weerstation. Kwestie van iets rustiger te zitten. En we komen er zelfs een paar vogeltjes tegen. Eindelijk. Want sinds die zes beren in Waterton hebben we maar een paar eekhoorns te zien gekregen. Nu het seizoen op zijn einde loopt, zullen de dieren ook op vakantie zijn zeker?

Uiteindelijk komt de tijd om terug naar beneden te gaan. Een kwartiertje aanschuiven of drie kwartier te voet naar beneden? Het wordt het tweede. Het is lekker fris en stil in de bossen. Je hoort de vogels en eekhoorns wel maar ze verstoppen zich te goed tussen de bomen. In het tweede stuk kan je af en toe ook een zuchtje zwavelgeur opvangen. Van de warmwaterbronnen. Waar alles mee begon.

De tuut is vanbinnen kokend heet – het is buiten 27 graden. Dus met alle vensters open rijden we naar de andere kant van de Bow rivier, naar de achterkant van het grote hotel, om de watervallen te bekijken. Het wordt nogal wat klauterwerk want ook hier zijn de paadjes weggespoeld in juli. Het moet hier toch serieus geregend hebben in juli. Zelfs op de radio maakt het provinciebestuur reclame voor hun subsidieprogramma om te helpen bij de reconstructie.

Omdat we toch niet tot aan het water geraken, keren we ons karretje en gaan nog eens naar de andere oever, de toeristische. Het is al na vijf en de zon is snel aan het zakken achter de hoge bergen. De dagjestoeristen zijn dan al lang weg. Enkel de bedeleekhoorns zijn nog van de partij. Want die hebben altijd honger.

Straks terug naar Canmore. Twintig minuutjes als we ons niet haasten.

Tot morgen.

zondag 24 mei 2009

Dag 23 - Met de beentjes in de lucht

Vandaag zoals beloofd een toer van Banff. Onze vriendelijke Nederlander speelt nog altijd voor buschauffeur en gids. Wat bezoeken we zoal:

- de winkelstraat
- het grote hotel - voor een keer slapen we niet bij de Gold Leafs.
- uitzicht op het Banff Springs Chateau
- een rit tot op een prachtig uitzicht over de Bow rivier, het hotel (je kan er niet naast kijken) en Tunnel Mountain of liever Buffalo Mountain zoals de Indianen het noemen want in de vorm van een slapende bizon

En dan gaan we met zijn allen tot in het Banff National Park met nog meer prachtige uitzichten over meren en bergen en valleien.

Tenslotte mag het publiek kiezen: shoppen of de berg op in een kabellift. Het is 60 - 40. Wij gaan de berg op, of wat dacht je? En Sandra vindt nog wat nieuwe vogels die voor haar kunstjes willen uitvoeren. De wereld is perfect.

Conclusie, in feite willen we hier wel terugkomen maar dan zonder de stad/commercie. Misschien wel in een camper want ze hebben hier veel kampeerplaatsen, zegt Sandra.

En dan komt het moment suprême. Een luchtdoop met een helikopter (Bell Jet Ranger om volledig te zijn). Gewoon maf. Onze videocamera is zo over zijn toeren dat ie van de emotie niets kan opnemen. Tja. Mogen we nog eens?

Had ik al gezegd dat we naar Banff/Lake Louise/Jasper/Yoho terug willen komen? Ja dus. Ok.

Morgen wacht de trein. En begint de laatste week van het verlof. En we weten nog niet of er veel volk gaat op zitten. En of het wel mensen met humor gaan zijn. Of waar we 's avonds gaan slapen. En of we nog beren gaan zien? En Moose? En Elk? En berggeiten?

Ach, enkel een frisse Hoegaarden van het vat kan daar soelaas bij brengen.

We zien morgen wel.