maandag 16 september 2013

Dag T07 - boven mijn theewater


Grr.

Ik haat de Canadian Pacific, ttz hun onderhoudspersoneel.

Lake Louise is een spoorwegstadje. Daar is niets mis mee. Banff is dat ook. Jasper is dat ook (maar dan van de concurrentie, de Canadian National). En net als inde film rijden de locomotieven toeterend en bellend door de gemeente. Kwestie dat zelfs Joe Sixpack het gehoord heeft wanneer hij de spoorweg wil oversteken.

Maar met de CP is het er wel over. Heel de dag bijna geen treinen gehoord en dan beginnen ze te rollen vanaf 8 uur 's avonds. Soit. In Lake Louise licht de spoorweg al wat hoger dan de rest want hij is hier al bezig aan zijn klim naar de Kicking Horse pas, de grens tussen Alberta en British Columbia. Je hoort dus alles beter hier dan in pakweg Banff. Soit. Maar locomotieven die zoveel lawaai maken dat ze het tot in Jasper horen, dat is er wel over. En het was er niet een maar meerdere keer in een nacht. Dat is geen toeval, dat is slecht onderhoud.

Grr.

Dus niet echt goedgemutst opgestaan vandaag. Het was nochtans mooi weer. De zon staat hier ook wel laat op in feite. Pas om iets voor acht. Foei, foei, foei. Ikke dus ook niet. Vandaag hebben we wel ontbijt, gratis. In de kelder van het motel is er een grote eetkamer. De keuze is beperkt (continentaal) maar ze hebben enkele wafelijzers staan. Dus werd de keuze gemakkelijk gemaakt. Lekker veel calorietjes voor de wandelaar in spe.

 Ja, ja. Er is geen ontkomen aan. Hier zijn prachtige wandelpaden rond en boven het meer. Tijd om er een paar te proeven.

Van toen de Britten nog veel te zeggen hadden in Canada dateren twee theehuizen bovenop twee van de lagere bergjes aan het meer. Die waren bedoeld om de dames en heren toch een lekker vieruurtje te kunnen aanbieden wanneer ze zich waagden aan een berguitstap. En het idee is dat we dat vandaag ook eens gaan doen.

De eerste kilometer is gemakkelijk en druk. Het pad loopt naast de rand van het meer. Het is vlak en geasfalteerd. Het klinkt bijna als het verhaal van gisteren met de Johnston Falls. Bij de eerste helling haken de meeste wandelaars en fotografen af.

Trouwens, een tussendoortje. Over fotografen en toestellen gesproken. Wat denk je dat het meest gebruikt fototoestel hier is?

Een ipad.

Liefst de gewone grote. En niet alleen bij de Chinezen of Japanners maar ook bij de euro/Amerikanen.  Grappig. Je hoeft dan ook niet je bril op te zetten om te zien wat er op het scherm staat. Daar hebben ze bij Nikon en canon nog niet aan gedacht.

Maar we zijn dus aan de eerste helling. Een heuveltje van nog geen tien meter maar genoeg om de wandelaar van de toerist te scheiden. Na de helling gaat het alweer naar beneden tot letterlijk in het water van het meer. Een pad van keien laat je droog oversteken naar de rest van de trail. Voor de rest blijft het pad redelijk vlak. Dat belooft in feite voor de rest. Want het theehuis ligt meer dan driehonderd meter hoger dan het hotel. En elke meter vlak hier betekent een steiler pad op het einde.

Vanaf de derde kilometer begint het eindelijk naar omhoog te gaan. Eerst nog tussen de bomen, wat lekker koel is. Daarna tussen de struiken. Vanaf hier loop je continu in de zon. En als er de frisse wind vanaf de gletsjer niet zou zijn, dan zou het eerder 28 dan 18 graden zijn.

Hogerop in de vallei hangt er wel ozonsmog maar beneden is het zicht uitstekend. Je kan dus perfect zijn waar het pad loopt. Je ziet zo de gekleurde mensjes boven het groen uitsteken. En dat voorspeldt niet veel goeds voor de kuiten. Het gaat omhoog en niet een klein beetje.

Na kilometer 4 splitst het paardenpad zich af van het wandelaarspad. Dat is goed voor de ademhaling want die paarden laten af en toe wat stinkend achter en de ruiters hebben geen doggiebag mee voor de afval. De paarden leggen wat meer afstand af dan de wandelaars. Op de wandelgps staat de hoogtelijn nu bijna onder een hoek van 45 graden.

Puf. Puf. Puf. Even gaan zitten om wat zuurstof te krijgen en de hartslag te laten zakken. En dan terug voortwandelen. Want we willen niet opgeven. Het uitzicht is toch zo mooi naar het schijnt.

Puf. Puf. Puf. Even gaan zitten.

Puf. Puf. Puf. En nu komt er een stukje met stenen trappen. Ai de knieën. En de spieren.

Puf. Puf. Puf. Volgens de gps zou ik bijna op de goeie hoogte moeten zitten. Maar ik zie alleen maar een stukje steilklimmend met keerlussen.

Puf. Puf. Puf. Eindelijk schaduw en koelte tussen hoge sparren. En kijk daar een Zwitsers chalet. Het theehuis. We zijn er.

We nemen geen thee maar een huisgemaakt sandwich met tonijn. Sandwich op zijn Engels, dus twee dikke boterhammen dwars doorgesneden. En water, veel water. Het personeel van het theehuis woont hier quasi permanent tijdens de zomer. Op 2200 meter. Chapeau.

Na de lunch is de vraag natuurlijk ... Wat nu? Terugkeren of ... Verdergaan?

Ondanks - of wegens - de hoge temperatuur beslis ik om dan toch maar tot aan de voet van de gletsjer te wandelen. Het is maar 60 meter hoger gelegen en een kilometer ver. Een eitje dus vergeleken met de heenreis. Mis poes. De eerste 600 meter waren vlak en daarna mag je steil naar omhoog op een zijmorene van de gletsjer. Jiha!

Puf. Puf. Puf.

Ik lijk wel een stoomlocomotief.

Maar we geraken er toch. Met regelmatig stoppen. Voetje voor voetje. Pufje na pufje.

En dan gaan we terug naar het theehuis. Om nog wat water te drinken. Na een kwartiertje beginnen we aan de terugweg. Maar na twee  kilometer moet een belangrijke beslissing vallen. De rest van de weg terug of naar het tweede theehuis trekken? Het ligt wel nog 50 meter hoger. En we zijn al bijna honderd meter gedaald.

En dus beslissen we de highline trail te nemen. De doorsteek tussen de twee theehuizen. Het pad loopt aan de rand van de bomen maar nog altijd in de zon. Het blijft erg warm. En het pad stijgt nog altijd te langzaam.

Nadat er nog een tweede pad bijkomt gaat het eindelijk omhoog tussen de bomen. Na een tijdje kan je af en toe een glimps groenblauw tussen de bomen zien. Nu kan de echte klim beginnen. Op tweehonderd meter gaat het bijna 60 meter omhoog. Daar hoeft geen puf bij. En als kers of de taart nog een oude houten trap. Amai mijn knieën.

Allez. We zitten dan toch aan de rand van Lake Agnes. Of dit een zuster is van Louise weet ik niet. De zon staat nog net boven de kleine en grote Beehive, genoemd naar hun vorm, een bijenkorf.
Was de service in het eerste theehuis subliem, in het tweede was het abominabel. De Aussies hadden een kwartier nodig om een koffie te maken. Maar ze hadden wel veel plezier met zichzelf.

De zon gaat eindelijk onder en het is tijd om af te dalen. We nemen nu wel het tweede pad. Dat begint wel met een trap maar daarna gaat het geleidelijk naar beneden met weinig wortel of steenobstakels.
Op minder dan een uur sta ik terug beneden. Tussen de trouwers en de toasters. Terug tussen de toeristen dus. Met knikkende knieën. We zullen het morgen wat rustiger moeten doen.

Tot morgen.

Geen opmerkingen: