vrijdag 24 oktober 2014

Dag 4 – Een wandeling in het park

Waf. Het begint al iets beter te lukken om mijn blog te schrijven. Ik moet wel nog veel leren.

Mijn verhaal begint al vannacht.

Neen. Ik ben niet beginnen huilen als een wolf. Dat doe ik niet.

Maar we zijn vanmorgen rond 2 uur opgestaan. Steven was wat vroeg in slaap gevallen en zijn horloge liep nog niet goed juist. ??? Ik heb daar geen last van want ik heb geen horloge.

En waarom gingen we nu naar buiten?

Ah. Buiten leek er in de verte iets in brand te staan. Er was een grote roze-rode wolk die verderop opsteeg.


Overdag hadden we daar een klein wit rookpluimpje gezien. Dat was gas en stoom die ontsnapt uit de kleine lavaopening die midden in de grote krater al tientallen jaren actief is. En ’s nachts zie je die rookpluim veel beter blijkbaar. Steven heeft me zelfs meegepakt naar het museum want daar kan je de pluim nog veel beter zien.

Om drie uur lagen we terug in ons bed. Ik was toch stillekes aan het hopen dat die vulkaan nog een beetje stil blijft de volgende dagen.

Rond negen uur hebben we dan ons eerste ontbijt opgezocht. Wat was dat een feest. Nu weet ik waar Sloefie het over heeft wanneer hij weer eens met de boot weg was. Hmm, lekker omelet met vanalles in. En worstjes. En spek. En worst. En wafels. Mmmm. Ik kon bijna niet van de tafel weg, zoveel woog ik meer. Mmmm. En we blijven hier 3 dagen. Oh. Oh.

Maar er was blijkbaar ook een reden waarom ik zo een groot ontbijt kreeg. We gingen vandaag wandelen. Oh. Oh.

Gelukkig was het eerste deel van de wandeling met de tuut. Misschien kon ik blijven zitten in de auto. Maar Steven vond dat geen goed idee. Het ging warm worden in de auto en misschien dat mijn ontbijt dan een beetje zou beginnen leven.

Dus pech. Ik mee op weg.

Eerste stukje gingen we naar een lava tube. Van lava wist al wat dat was: zwart, hard, heet als het zonneke schijnt. Maar een tube lava? Dat kan toch niet! Ah. Ik moest nog wat Engels bijleren blijkbaar. Een lava tube is een kanaal langs waar lava boven of ondergronds gelopen is. De buitenkant koelt af zoals een betonbuis terwijl de rest van de lava vloeibaar blijft en zo ver kan lopen.


Het was wel spookie. Het leek op een treintunnel maar dan zwart vanbinnen. Met hier en daar wortels van bomen of planten die door het plafond steken en overal druppels water die naar beneden vallen. En het was er donker. Gelukkig had steven zijn koplamp meegebracht. Zo liepen we nergens tegen. Na een paar honderd meter hadden we dan terug zonlicht en na een kleine klim, hop, stonden we terug aan het begin.

Maar dan kwam het slechte nieuws. Nu kwam de lange wandeling van de dag. De overkant van de straat was het einde van de Kilauea Iki trail. So what, dacht ik nog. Maar Kilauea Iki is een oude krater van de vulkaan die in de jaren vijftig serieus uitgebarsten is. Zo erg dat ze een deel van de weg langs de krater hebben moeten herleggen – en nu mag dat nieuw deel ook niet meer gebruikt worden want er is teveel zwavel in de lucht. Enfin, we gingen dus in volle zon dwars door de krater lopen en dan over de rand terug. Oh. Oh.

Het eerste deel van de wandeling was wel tof hoor. Op het gemak tussen de bomen naar beneden wandelen. Daar heb ik geen groot ontbijt voor nodig hoor. Ik wist nog niet dat we het pad in feite in de omgekeerde – moeilijke – richting aan het doen waren.

Na een tijdje begon ik dan iets zwart door de bomen te zien. We waren bijna aan de bodem blijkbaar. En dan stonden we in de volle zon. Oh. Oh. Ik ging hier goed bruinen tenzij ik me goed in de zijzak verstopte. Ik had geen klakske meegekregen van Sloefie.


En dan begonnen we de oversteek. Gelukkig stond er nog een beetje wind want anders was ik zelf gebakken bacon geworden. Halverwege de bodem was er een grote hoop stenen waar alweer een witte pluim rook uitkwam en het stonk er weer geweldig. Brr.

Het laatste stuk was serieus klauteren. En gelukkig werd ik gedragen want overal waren er scherpe opstekende stenen. En dan waren we terug op een echt wandelpad. Maar een lastig want het waren allemaal treden recht naar omhoog. Na zeker honderd treden waren we dan toch boven. Dan kon ik efkes uitrusten. Pfff.

En dan ging het voort langs de rand van de krater, terug naar onze tuut. En soms was het pad letterlijk op de rand van de krater. Brr. Zat ik toch veilig in de rugzak. En dan kwamen er nog meer treden en treden. Pfff.

En ondertussen kwamen we alsmaar meer mensen tegen. En die vroegen me of het nog ver was. En of ik moe was. Ik blafte eens. Tuurlijk niet. Ik ben Grote Broer.

Uiteindelijk kwamen we aan een grote parking maar ik kon de tuut niet vinden. Hij was toch niet zonder ons weg? Ah. Neen. Dit was de verkeerde parking. We moesten nog een kilometer verder langs het randje lopen voor we aan de juiste parking waren.

Ik hoopte dat we nu onze portie hadden voor vandaag. Maar mispoes. We gingen nog een derde trail doen. De Devastation Trail. De Pad van de Verwoesting. Dat klonk toch niet fijn. Nu wandelden we door een zwarte woestijn. Het leek wel of alle kolenkachels van heel de wereld hun assen hier waren komen storten. En we mochten van de rangers niet van het pad af want het was er gevaarlijk. Brr. Uiteindelijk stopten we terug op de rand van de krater die we daarnet doorgewandeld hadden. Het laatste stukje over een oude, afgesloten weg want de rest van de weg lag onder de lava en assen.


En dan gingen we op ons gemakje terug naar de Lodge. Pff. Wat een wandeling. Zou er nog ontbijt zijn? Ik had er wel zin in.

Dat laatste was maar om te lachen hoor!

Tot morgen.

woensdag 22 oktober 2014

Dag 3 – afscheid van een vriend

Woef, geeuw, woef.

Dag allemaal.

Zijn jullie al wakker? Mijn oogjes vallen dicht bij het schrijven van deze blog.
Net als gisteren, zaterdag, was het vandaag om 6 uur opstaan geblazen. Van zondagsrust hebben we op deze reis nog niet gehoord.

Vandaag gingen we nog eens vliegen voor de verandering. Alhoewel, vannacht heeft het buiten ook wel goed gevlogen. De storm was dan wel afgelast om 8 uur gisteravond, maar de wind heeft toch veel lawaai gemaakt. Net als de lift trouwens en sommige toeristen die een beetje teveel hadden gedronken.

Maar het was dus 6 uur en de wekker was wakker. Terwijl de chauffeur onder de douche zat, heb ik maar mijn oogjes nog even toe gedaan. Ik zat toch al lekker knus in mijn speciaal vakje in de fotorugzak. Omdat er maar een grote camera in de tas zat, kon ik me lekker wegsteken in het grote vak. En dan voortslapen tijdens de vlucht natuurlijk.

Ik had wel gehoopt op een bezoek aan de koffiebar maar dat was blijkbaar voor later. Eerst moest de tuut teruggebracht worden naar zijn stal en moesten we zien de bus naar de luchthaven niet te missen.
Buiten was het nog altijd serieus aan het regenen. Tommeke stelde ons de zelfde route als gisteren voor maar de chauffeur had geen zin om nog eens dwars door Honolololulu te rijden. Tommeke moest dus wat harder werken en beter zoeken naar de juiste weg.

Ook op zondagochtend was er niet echt veel verkeer. Gelukkig maar, met al dat water zou het niet veilig zijn om in de file ter rijden.

Na een twintig minuten – en heel lang wachten voor het laatste rood licht – waren we dan toch bij Alamo toegekomen. We moesten mooi in het rijtje gaan staan maar bijna was er een groot accident. De madam in de auto naast ons gooide ineens haar deur open en stormde weg naar het buskotje. Blijkbaar regende het te hard voor haar haar of zo. We stonden gelukkig op tijd stil.

Ik heb dan zelf ook wel hard moeten lopen. Niet voor de regen maar om het busje niet te missen. Want die rijdt maar om het half uur zo vroeg op de ochtend. Puf, puf, puf.

We zaten nog niet op de bus, of de chauffeur was al onderweg. Hij reed door louche straatjes tot we plots aan de oprit van de luchthaven stonden. Dat was snel.

En we mochten al bij de eerste stop uitstappen. Bij de Interisland terminal. Want Hawaii dat zijn veel eilanden en als je dus familie wil bezoeken, dan neem je niet meer de boot natuurlijk maar een vliegmachien. En dat gingen wij dus ook doen.

De avond voor het vertrek had ik nog goed moeten helpen bij het herpakken van de rugzak.
 Uiteindelijk bleek de blauwe rugzak te klein – nee Sloefie, ik ben niet te dik voor de rugzak – en dus moest toch de grote fotorugzak mee. Maar omdat de vliegertjes tussen de eilanden nogal klein zijn, was het te hopen dat de rugzak niet groter was dan het vliegtuit. Gelukkig maakte niemand van zijn oren en konden we zo doorlopen naar de wachtkamer. We hoefden ook geen controle te laten doen want we hadden een paspoort. Gelukkig hadden ze mij niet zien zitten. Hihi.

In de luchthaven was het nog heel stillekes. A ja, het was nog maar kwart na zeven op zondag. Zelfs een hond vertrekt dan niet op reis. Maar ja, je moet soms luisteren naar de mensen he. Gelukkig herkende ik wel in de verte een gekende geur. Van een mevrouw Starbucks. En dan moesten we natuurlijk uitproberen, zo kon ik ook wat wakker worden. We dachten aan onze lijn en namen nu een pistolet met magere kalkoen. Ik heb nog nooit een magere kalkoen gezien maar hier hebben ze dat dus wel. Het was lekker.

Dan hebben we een hele tijd zitten lezen. Ja, veel meer kan je niet doen he. Ik kon zelfs niet naar buiten kijken want alle vensters waren aangedampt, niet langs binnen maar langs buiten. Het zal wel warme regen geweest zijn.

En dan mochten we op de vlieger. Jipie. We hadden eens een zetelke aan het venster. Zo kon ik goed in de gaten houden waar we naartoe vlogen. Maar buiten zag ik enkel maar water. Een beetje eentonig.

Na een klein uurtje draaide het vliegtuig ineens leek het wel ondersteboven. We gingen landen. Zo snel. Ik dacht dat ik alweer 6 uur stil moest zitten. Ook de bagage was er snel. En dus konden we na minder dan vijf minuten op weg naar de tuutparking.

Maar daar ging het ineens niet snel meer. Je moet altijd van een gehuurd paard goed de hoefijzers controleren, zegt men. En de hoefijzers van onze tuut waren niet in orde. Er zaten overal krassen en duiken op alsof het rodeo gedaan had. Dus moesten we eerst een grote tekening maken met alle bulten en builen van de nieuwe tuut.

Ik ging bijna van mijn stokje. Niet van de bulten maar van de hitte. Het was net een sauna nu dat de wolken weg waren. Dat had ik gisteren toch wat gemist. Ook Tommeke leek zich niet goed te voelen. Normaliter heeft die altijd veel praat op. Naar links. Naar rechts. Bestemming bereikt. Maar vandaag zweeg hij en toonde alleen maar wat de chauffeur moest doen.

En de chauffeur moest naar het dorp Vulkaan rijden. Wat een rare naam. Zou het daar warm zijn? Of met veel vuur? En we gingen er een klein uurtje over doen. Maar na vijf kilometer stopten we al. Eerst wat drank en eten kopen. Zouden ze hier ook Brekkies hebben?

En dan ging het verder. De regen was ook al tot hier geraakt maar Steven zei dat het gewoon laaghangende wolken waren die niet tegen de bergen naar omhoog konden klimmen en dus aan het wenen waren. Er moet wel veel geweend worden hier want overal stonden hoge, groene bomen langs de weg, met af een toe een huisje met een verroest dak.

En zo kwamen we na een uurtje aan de grote vulkaan. We moesten eerst wel onze lidkaart van de vulkaanklub tonen en dan mochten we binnen. En omdat het al bijna halftwee was, zijn we dadelijk in het vulkaanhuisje gaan kijken of we onze bagage al achter konden laten. En dat mocht.





En dan zijn we voortgereden tot waar we de vulkaan echt goed konden zien. Een grote rookpluim zag ik, en voor de rest was er niets dan zwart. Waar waren al de groene bomen ineens? En omdat het zo warm was, stelde ik voor om eens tot aan de zee te rijden, want ik heb nog nooit de zee echt kunnen zien. Steven zei dat we er wel dichtbij konden komen maar dat het een uurtje zou duren en dan moest ik nog een stuk te poot. Maar ik had er wel zin in. Tommeke niet. Want hij wist niet hoe de zee daar noemde of zo.

Het was wel warm zo vooraan in de auto, zelfs met de frigo op volle toeren. En af en toe stonk het ook, naar lucifers of zo. Niet echt fijn voor mijn superfijne neus. Maar ja, je moet luisteren en meerijden.


Uiteindelijk kwamen we aan Roads End. Blijkbaar ging de weg niet verder meer. Volgens Tommeke wel maar ik zag een dikke laag zwart bovenop de weg liggen. Daar ging ons autootje niet over geraken. En dus waren we er. Eerst gingen we eens kijken tot aan de zee. Maar, snif, er was geen strand alleen grote zwarte scherpe rotsen. En dan zijn we nog wat verder gewandeld over de weg die geen weg meer was. Raar he. Er lag allemaal gesmolten drop op.


Na een half uurtje kwamen we terug aan de tuut en wouden we terug naar de vulkaan rijden. Ik porde Tommeke eens in zijn zij. Maar Tommeke reageerde niet meer. Hij deed efkes zijn ogen open maar na een minuutje gingen zijn ogen terug dicht. We hebben nog van alles geprobeerd, zijn hoofd wat afgekoeld, zijn batterijtjes volledig opgeladen. Maar niets hielp. Tommeke was niet meer. Hoe moet ik dat nu gaan uitleggen aan Sloefie. Ik moest zo voor hem zorgen.


In stilte zijn we teruggereden naar de vulkaan.

Tommeke is naar de eeuwige reisvelden.

Dag Tommeke.

PS. Sandra heeft mij gevraag ook wat fotookes te nemen en in de blog te zetten. Je mag dag 2 ook nog eens bekijken.

dinsdag 21 oktober 2014

Dag 2 – Bij de parelvissers

Woef. Woef. Waf? Wat vonden jullie van mijn eerste verslag?

Vandaag was blijkbaar een brugdag. We zaten tussen twee vluchten vertelde Steven. Hopelijk dan toch weer geen 24 uur in een vliegmachien. Daar heb ik mijn buik al vol van.

We moesten wel vroeg opstaan. Om 6 uur ging de wekker al. Alsof het werkendag was en geen zondag. Rare jongens toch die mensen. Waarom eens niet uitslapen?

Na een snelle douche gingen we onze witte tuut zoeken in de parking. Hoezo vertrekken met een lege maag? Hela. Dat ben ik niet gewoon hoor!

Maar na tweehonderd meter stopten we alweer? Wat nu? Had de auto ook honger en wou ie niet verder?

Neen, dus. De chauffeur had honger. EN dorst. En nu snapte ik waar onze Sloefie altijd over aan het vertellen was. We stopten bij mevrouw Starbuck. En daar snoof ik lekkere koffie en bacon en hesp en kaas ... Hmm. Van die geuren word ik pas echt wakker. En er stonden wel meer mensen die blijkbaar nog moesten wakker worden. Ze sloften als slaapwandelaars en liepen als een atleet naar buiten. Zo straf dat die koffie was.

En zo konden we verder. We waren namelijk op weg naar de parelhaven. En we moesten daar vroeg zijn want we moesten nog ticketjes hebben voor een ritje met een boot. Want die kon je niet met de computer bestellen, enkel aan het loket. En dat was om zeven uur open.

Jamaar dan moet hier niet getreuzeld worden. Het is al bijna zeven uur. Zouden er op zondag veel mensen om zeven uur aan het loket staan?

Nadat ons pistoletje met bacon en kaas op was, zijn we maar doorgereden. Dwars door honolololulu of zoiets en dan de snelweg op. Veel volk was er niet hoor. Het was nog veel te vroeg dacht ik, maar ja. Ik ben maar een simpele hond.

Na een tien minuutjes reden we terug van de snelweg en dan moest ik ineens heel braaf zijn want er stond ineens ne militaire polies naast de tuut. En die kijk vies naar mij. De politie reed snel weg. Die was bang voor mij. Hihi.

Na nog een paar minuutjes waren we dan waar we moesten zijn. Aan een nationaal monument. Voor de parelvissers? Nee. Blijkbaar zijn hier lang geleden nogal veel mensen ineens dood gegaan op een zondagmorgen. En daarom is hier nu een monument voor hen.

De chauffeur ging eerst de ticketjes halen. Maar hij kwam snel terug met slecht nieuws. Er waren geen tickets voor het bootje vandaag. Er kwam blijkbaar een orkaan van diep uit de oceaan en de mensen waren bang dat het te hard ging gaan waaien. En dus voeren er geen bootjes uit. En nog meer slecht nieuws. Niet alleen waren ze bang voor de wind, ze waren ook bang voor rugzakjes omdat die misschien boem zouden kunnen zeggen en er dan weer mensen dood gaan op zondagmorgen. En dus moest ik stoer op de auto blijven waken.

Woeoeoe. Ik ging stoer waken. Ik had al een militaire polies bang gemaakt, de rest zou ook wel lukken.

Wat gingen we dan wel bezoeken: het onderzeebootmuseum en het vliegtuigmuseum.

Het onderzeebootmuseum bestaat uit twee delen: een deel te water en een deel te land.

Het deel te water is – wat anders – een echte onderzeeboot uit de Tweede Wereldoorlog. De USS Bowfin. Je mag wel niet al te groot zijn om door de onderzeeboot te wandelen want om de vijf meter moet je door een volgend waterdicht schot kruipen naar de volgende sectie.

Veel plaats had de bemanning niet, alleszins niet het gewone volk. De officieren hadden iets meer plaats maar de gewone soldaten moest zelfs boven of tussen de torpedo’s slapen.


Ook de machinerie was nog voorhistorisch. Computers kenden ze nog niet en de rekenmachines weren grote metalen bananendozen.


Naast de Bowfin was ook een klein monumentje voor alle boten die niet teruggekomen waren van patrouille. Het meest droevige waren de twee boten die door eigen troepen of schepen gezonken waren.

Het museum aan land was minder tof. Er was een klein stukje over het ontstaan van duikboten maar het merendeel van de kasten hadden oude foto’s of andere prullaria van mensen die ooit op een onderzeeër gediend hebben.

En dan was het tijd om de bus te nemen naar het tweede museum. Dat van de vliegtuigen.

Dat museum is gevestigd in de oude hangar van de watervliegtuigen die de aanval van de Japanners in 1941 overleefd had. Een historisch gebouw dus.


In het eerste deel stonden een paar heel mooi gerestaureerde toestellen. Een Zero van de Jappen en van de Amerikanen een P-40 (enkele overleefden de Japanse aanval), een B-25 bommenwerper (zoals ze gebruikt werden voor een aanval op Tokio vanaf een vliegdekschip), een TBD (een duikbommenwerper) en een F4F (een jager). Vooral de bommenwerper is impressionant.


De tweede hangar bevat meer recente toestellen zoals een F-4, F-5, F-14, F-15, wat Sabre’s en Mig’s. En een Australische F-111.

Na enkele uurtjes rondlopen was het tijd om nog even de rest van Pearl Harbor te bezoeken. Maar wat bleek. Overal waren de ramen dichtgetimmerd en de poorten gesloten. Iedereen was gaan lopen voor de orkaan.

Woef, Woef. Op de parking reed er heel de tijd een groene polies rond om iedereen weg te sturen. Maar ik had geen schrik hoor. Ik keek vies terug.

En zo reden we in de striemende regen terug naar het hotel. Wachtend op de orkaan, die uiteindelijk niet zou komen.

Tot de volgende keer.

zondag 19 oktober 2014

Dag 1 – De langste Dag.

Mijn naam is Broer. Grote Broer.

Ik ben op verlof. Voor de eerste keer.

Op aanstoken van onze jongste bengel. Sloefie.

Ik ben nog nooit buitenshuis geweest.

En ik moet een blog schrijven. Voor de eerste keer.

Woef. Woef. Woef. Kan iemand mij helpen?

Het was nog geen vijf uur vanmorgen of Steven was al uit zijn bed. Liggen woelen had toch geen zin. Het was wel een korte nacht. Want de blauwe rugzak bleek uiteindelijk gisteravond toch net te klein om alles wat op een vierentwintiguren vlucht mee moet, te kunnen verwerken. En dus werd er herpakt naar de traditionele grote fotorugzak. En omdat er toch maar een kodak meeging was er ineens een heel knusse schuilplaats voor Grote Broer.

A ja. Sloefie had namelijk beslist dat een van zijn broers of zussen mee op verlof moest gaan. Hij vond het niet eerlijk dat hij altijd op reis mocht en de blog mocht schrijven. Na veel wikken en wegen werd dan toch Grote Broer gekozen want Mimi was toch zo klein en zo wit, die ging die vier weken toch niet overleven. Ja. Emancipatie in pluchehondenland is nog ver te zoeken.

Maar het was dus nog geen vijf uur.

Snel naar beneden voor een warme douche en een vlotte scheer. Want Sandra moest ook nog wakker worden want zij ging samen met Sloefie iedereen naar de luchthaven brengen. En dan rechtstreeks naar Belgacom want alles voor acht uur telt als dubbel werk – of was dat alles voor acht is dubbel zo efficiënt?

Als laatste kwamen ook de spuiten uit de frigo – want die kunnen niet zo goed tegen de warmte. En na een spuit Victosa waren we klaar voor vertrek.

Grote Broer nam afscheid. Maar hij wist in feite niet wat hem te wachten stond. En Sloefie? Ik denk dat die heimelijk aan het lachen was.

De straatwerkers waren zo lief geweest om de Drypikkelstraat terug op te maken. Dus we konden via de kortste weg naar de luchthaven vertrekken. De vlucht was pas om kwart na acht maar het kan geen kwaad om op tijd te vroeg te zijn.

De Brusselse ring was druk maar vlot. Alsof het maar halfzes in de ochtend was. Wat het ook was. Geeuw. Het was gestopt met regenen en de weerman op de radio kondigde zomerse temperaturen aan voor het weekend. Het kon niet anders of iemand vertrok op verlof naar een warme plaats.

Op de luchthaven was er zogezegd geen plaats voor onze tuut. Maar Sandra trok zich daar niet veel van aan. Zij dacht al aan de lekkere Latte a la Starbucks die ze straks ging bestellen. En ze had gelijk. We vonden zonder probleem een plaatsje voor de kuu, dicht bij de liften. Alles liep op wieltjes.
De eerste vlucht was met een CityHopper (ShittyHopper) van KLM naar Amsterdam. Traditioneel zitten die op rij 7. Steven probeerde het inchecken via de machine te omzeilen. Maar mis poes. Dat is nu verboten. Als je economy vliegt, moet je met een machine praten. Maar de machine lustte het paspoort van Steven niet. En dus zat er niets anders op dan toch bij een werkloze mevrouw te gaan inchecken. Op een paar minuutjes was alles ingetikt en uitgeprint. We konden vertrokken. En alles stond op een instapkaart. Hopelijk lusten ze in Amerika die Hollandse instapkaarten.

En dus was het tijd voor afscheid. Even gaan snuffelen in de krantenkiosk – niks gevonden. Even een vergeten voorwerp opgepikt – de hoes van het paspoort was nog bij Sandra. En dan zat er niets anders op dan door de douane te trekken op weg naar Pier A. De douane is ondertussen ook al te duur en vervangen door automatische poortjes maar een groepje Nederlanders was er in geslaagd om de machientjes in het honderd te laten lopen. Ha. Wat zouden we toch zijn zonder onze noorderburen?
Een fikse wandeling onder de tarmac en we kwamen aan ... de veiligheidscontrole. De chartervluchten waren al een tijdje de lucht in, dus hier was het niet al te chaotisch. Maar een Levi’s 501 lusten de machines toch nog altijd niet. Net zoals het personeel een hekel heeft aan mensen die proberen voor te steken. Die twee Indiërs vlogen dus uit de rij voor extra controle van de bagage.
Ondertussen had nog niemand Grote Broer gevonden en dus konden we met ons tweetjes eindelijk de grote hangar Pier 1 binnenkomen. De eerste vluchten van de dag waren al weg en bijna overal zag je alleen maar lege bankjes. We waren duidelijk vroeg.

Na een half uurtje werd het druk aan de gate. Het toestel uit Amsterdam was geland en de passagiers haasten zich naar de uitgang. We hadden dus meer geluk dan Sandra enkele weken geleden want toen had het vliegtuig bijna een half uur vertraging. En omdat we maar anderhalf uur hadden om onze tweede vlucht te halen, telde elke minuut.

Na nog wat wachten konden we eindelijk inschepen. Het leek wel een vlucht van Okra. Als eerste mogen natuurlijk de businessclass passagiers inschepen en mensen die wat meer tijd nodig hebben – zoals dat zo mooi heet. En die tweede groep bleek serieus groot te zijn. Een twintigtal Amerikanen op leeftijd wandelden op hun gemak naar de slurf van het vliegtuig. Gelukkig hadden ze niet te grote zakken Duty Free mee. Zo zou er toch nog wat plaats zijn voor de grote rugzak en Grote Broer.
En dan was het aan ons. Met onze oude Silver Skymiles kaart konden we mee aanschuiven met de mindere vips.

De boarding ging vlot en om 8 uur zat iedereen neer op zijn plaats. Ook de deur ging snel dicht. Er ontbrak nog een ding. Nee Sloefie, niet de piloot. Maar wel het slot. Niet van de deur maar om te landen in Amsterdam. Het was er nogal druk volgens de piloot. Dat wordt dan misschien toch hollen in Schiphol.

Na dik twintig minuten mochten we dan toch los van de kade. En we rolden over de startbaan net toen een stevige bui over Zaventem uit de lucht viel. Na enkele minuten schudden en rollen zaten we boven Grimbergen en waren we weg van het buienweer. In Doel walmden de koeltorens zoals vanouds. En meer weten we niet meer. Want we hebben toch nog wat gedommeld.

Net op tijd landden we dan op Schiphol. We zaten nogal ver naar achter in het vliegtuig, dus moesten we nog een beetje meer geduld hebben. Gelukkig was het vliegtuig wel aan een echte gate gestopt en niet midden het veld. We hoefden dus niet meer te wachten op de bus. Samen met Team Okra stapten we uit het vliegtuig en via een wankele passerelle kwamen we uiteindelijk in de terminal B. Oorspronkelijk moesten we naar Terminal E, maar Worldmate – de app voor de reizende toerist – wisten we dat we in terminal D moesten zijn. In elk geval een serieuze wandeling. Sandra had al gewaarschuwd voor bouwvakkers, omleidingen en lange files maar het viel al met al toch nog mee. Op de rolbanden stond iedereen mooi rechts dus je kon makkelijk inhalen – schoenmaat 43,5 helpt. Aan de paspoortcontrole was net een nieuwe Marechaussee begonnen dus er was voor die man geen file.

Oef. De gate.

Help. Wat een file. Wat was hier aan de hand?

“Per ongeluk” vergiste ik me van ingang en begon bij de priority aan te schuiven – met de oude Silver kaart. En het lukte. Maar waarom ging het nu zo traag? Alle elektronica moest uit de bagage, zelfs de kabels. En dat ging allesbehalve vlot. Of toch aan de machine die ik gekozen had.
Na bijna een kwartier wachten kon ik eindelijk mijn rugzak leeg maken in vier plastieken dozen. A ja. Ik had niets anders mee dan elektronica. Alles was dus mooi gestapeld tot dan. Daarna niet meer. En blijkbaar was ik dan nog spullen vergeten want ik kreeg nog een extra controle. En het zakje met Victosa bleek helemaal verdacht.

Nu al dat oponthoud had wel een voordeel ... een keer erdoor was het tijd voor de inscheping. Na de Vips – zie hoger – mochten de eerste rijen van Economy aan boord. Jiha. Het inschepen duurde wel heel lang. Logisch met die file aan de verkeerde kant van de veiligheidsinspectie.

Toch vertrok het vliegtuig op tijd. En dan was het wachten. 10 uur lang. Een filmpje kijken – Planes 2 – een krant lezen – FT – een dutje doen ...

En uiteindelijk kwamen we dan toch aan in de buurt van Seattle. Het was er koud en regenachtig. Herfst dus.

Volgende uitdaging: de immigratiedienst.

Ook hier probeert men de kosten te drukken. De Amerikanen en Canadezen mochten via een terminal hun paspoort laten inlezen. Maar dat lukte blijkbaar niet. De opstelling was in proef en de software was net weer vastgelopen. Geen paniek. Europeanen mochten via de mensen binnen.

Mis poes. Enkele minuten later werd omgeroepen dat wie al eerder met een ESTA – een speciaal visum – was binnengekomen, ook via de machines moest gaan.

Zucht. Gelukkig werkten de machines terug. Maar nu stond ik wel terug achteraan in de rij. In plaats van 8 agenten die mensen ondervroegen, liepen er nu 6 assistentes rond om de mensen uitleg te geven over de machine. En uiteindelijk kwam je toch nog voor een agent. Efficiënt?

En de file had zich ook verplaatst. Waar je vroeger in de file stond voor de immigratie en bij de douane dadelijk door kon, was er nu een enorme file om de douane te passeren. Geen groenten of fruit meegebracht, Sir?

Dan kon je je bagage kwijt aan enkele vriendelijke heren en mocht de rest van het gevolg door de volgende veiligheidscontrole. Hier moesten enkel de computers uit de rugzak en de schoenen mochten aanblijven. Rare jongens. In Amsterdam zegden ze dat de controle zo streng was op vraag van de Amerikanen.

En dan kon het lange wachten beginnen. Het eerste uur was nogal belastend voor het gehoor. Er moesten enkele vluchten naar Peking en Shanghai vertrekken en zowel de passagiers als de dames aan de gate maakten veel lawaai.

Grote Broer durfde zelfs niet uit de valies uit schrik dat hij zou worden opgegeten. Want ja, bij de Chinezen vind je ook hond op het menu. En wie zegt dat ze het verschil kennen tussen een Canis Canis en een Canis Pluchus?

Na een tijdje waren de chinezen weg en was er eindelijk plaats en rust om wat op de pc te werken. De foto’s van het vorig verlof moesten nog online. En zo werd de tijd gedood.

Tot het eindelijk drukker werd. Zo tegen vijven. Na vier uur wachten.

De vlucht naar Honolulu zat vol vol. Zelfs voor bagage werden er kadootjes beloofd als je ze niet op het vliegtuig wou meenemen.

Van de 6 uur vlucht naar Hawaii weten we niet meer zoveel. We hebben wat gedommeld. Het was ondertussen al een stuk na middernacht in België. En dus wil een mens al wel eens in slaap vallen.
En met wat hotsen en botsen werd iedereen terug klaar wakker. De voorbode van de orkaan Ana. Buiten was het al serieus donker – we zijn dan ook bijna in de tropen en om 6 uur gaat dan het licht uit.

Dan bleef er enkel nog het oppikken van de bagage en de auto, in die volgorde. Maar daar liep het dan wel fout. Het een of ander accident gebeurde op de transportband en na tien valiezen kwam er niets meer gedurende een dik kwartier. Grrr.

Uiteindelijk kwam alles op een hoop erdoor. Maar we waren door dat alles al een heel stuk later dan gepland en bij het buitengaan zagen we dan ook nog de bus van de verhuurmaatschappij vertrekken. Grrr. Nog meer wachten.

Een kwartiertje later zaten we dan toch bij Alamo waar we ... alweer met een machine mochten praten om onze auto te krijgen. Het werd een witte Ford Focus. Het was ondertussen ook al lekker aan het regenen en Tommeke wist niet waar hij was. Gelukkig was er nog de iPad. Die had ik al het traject naar het hotel laten berekenen en voor een keer vergat hij eens niet het traject.

En zo kwamen we dan toch rond 10 uur – na een blokje verkeerd gereden te hebben – aan de parking van het hotel uit.

En tegen 11 uur konden we eindelijk gaan slapen. Dat was dus 11 uur ’s avonds, of 11 uur ’s morgens in België van de zaterdag.

De langste dag van de reis.

Wat zou het morgen worden?

De twee van Um.

vrijdag 3 oktober 2014

Dag 7 : On the road to San Francisco

Goede morgen lieve lezers, 

Deze nacht hebben we geslapen als een roos. Onze wekker stond wel op want we hadden een lange rit voor ons. Vandaag zouden we immers van San Dimas naar San Francisco rijden. Volgens mijn vriendje Tom zou dit ongeveer 6u duren. Alleen weten Sandra en ikzelf dat dit bijna nooit zal lukken. Na een douche voor Sandra en een hondenwasje voor mij gingen we om een pannenkoekje. In een Holiday Inn Express heb je immers een gratis ontbijt en daarbij horen versgebakken pannenkoeken. Ik was zo flink geweest de laatste dagen dat ik op het knopje mocht drukken.  
Deze ochtend was mijn nieuw vriendje ook heel flink. Hij of zij ( ik weet nog niet goed of het een vrouwtje of een mannetje is) kwam voor de eerste keer echt buiten. De vorige dagen wou hij wel met mij spelen maar van andere mensen om zich heen wou hij niets weten. Vandaar dat we nu heel snel een foto wilden maken in het geval hij/zij terug weg zou kruipen.



 

Sandra wou voor we begonnen aan de lange route wel een lekkere Starbucks koffie, want zonder cafeïne kan je niet heel geconcentreerd blijven. Zo overtuigde ze me. Toen we uitcheckten uit het hotel vroeg ik de jongen waar de dichtstbijzijnde Starbucks was. Hij vertelde ons naar links rijden wanneer je uit de parking komt, dan rij je onder de autostrade door en het 3de licht nadien heb je een Starbucks.  Gelukkig geloofde ik niet zo veel van die jongen zijn uitleg en vroeg ik mijn vriendje Tom om raad. En weet je wat die zei: je rijdt uit de parking naar rechts, ga onder de autostrade tot aan het 3de licht.  We vermoeden dat de jongen van de receptie nog niet zo goed het verschil weet tussen Links en Rechts, maar we zijn het hem niet gaan zeggen hoor. 
We moesten even aanschuiven en met een Venti Cafe Latte in de wagen, vertrokken we dan. Sandra vond het een goed idee om geen tolroute te nemen, want het zou toch maar max 15 min uitmaken.. Dus vertrokken we vol goede moed. Zelfs ik ging een stukje van de rit voor mijn rekening nemen, zodat Sandra even kon uitrusten. 

Na een hele lange tijd steeds rechtdoor te rijden en niet veel anders te zien dan in de verte een wagen voor jou of een vrachtwagen net achter jou, was ik het een beetje beu aan het worden. Ik ben dan maar observator geworden. En niet veel later denk ik dat ik de schaapjes aan het observeren was. Sandra heeft me lekker laten indutten, terwijl zij op autopiloot de kilometers afmaalde. 

Op een bepaald ogenblik kwam er plots een rare geur in mijn neusgaten en ben ik hard beginnen blaffen. Sandra vertelde me dat ik rustig moest blijven want dat we gewoon een enorm veebedrijf voorbijreden. Het bedrijf moet zo een 2 km lang geweest zijn langs de autostrade. je zag koeien/kalven/stieren tot in de verte. Jullie weten hoe een boerderij ruikt he, wel doe dit nu maar 10x en dan weet je hoe het daar ‘goed’ rook. Toen we het bedrijf voorbij waren, viel ik terug in slaap. Sandra heeft me nadien verteld dat we nog zo’n kolossaal bedrijf zijn voorbijgereden maar dat daar absoluut niets van te ruiken was. 
Na de warmte van San Dimas ( > 30 graden), kwamen we op een bepaald ogenblik in een heel koud stuk (< 10 graden) en Sandra heeft toen even de airco afgezet, want ik begon een beetje te rillen van de kou.  Nadien reden we volgens mij door een uitloper van de woestijn, want er was nergens een groen blaadje meer te zien en het was er terug lekker warm.  

Rond 13u waren we net voor halfweg, maar onze auto kreeg wat dorst liet hij weten. Daar we toch al een hele tijd aan het rijden waren, heb ik Sandra gevraagd of we geen korte pitstop konden inlassen zodat we alle 3 een nieuwe vulling konden nemen.   Ik weet niet of het er iets mee te maken heeft, maar nadien hebben we enkel nog traag verkeer, omleggingen, wegwerkzaamheden, … tegengekomen. Op een bepaald ogenblik hebben we een half uurtje gewoon op dezelfde plaats gestaan. Sandra vertelde me dat er waarschijnlijk een ongeluk was gebeurd en dat ze bezig waren de baan vrij te maken. En ze had gelijk hoor… toen we uiteindelijk terug begonnen te bollen en zo’n 5 km verder stond er vrachtwagen aan de kant waar ooit een aanhangwagen had aangehangen en de stukken van een auto (mercedes aan het symbooltje te zien) die mooi op een hoopje waren geduwd. Sandra denkt dat de mensen die erin zaten er waarschijnlijk niet zo goed zijn uitgekomen. 
Na 6u30 rijden kwamen we de eerste tekenen van San Francisco tegen. De mededeling van 130 mijl deed ons echter vermoeden dat we nog een tijdje in de wagen zouden zitten. Sandra hield goed vol met de kilometers af te malen. De laatste 50 km zijn we een beetje van de een naar de andere autostrade gestuurd. Een deeltje was super grappig: we diende de autostrade te verlaten, reden 1km door het centrum van een stadje om nadien een andere autostrade terug op te rijden. De Amerikanen zouden zo goed in alles te organiseren, en toch bestaat zo’n situatie… woef woef (= hihi) 

Uiteindelijk na nog een leuke file om San Francisco City binnen te geraken, zijn we aan het hotel geraakt rond 18u. Dit betekent we er net geen 8u over gedaan hebben. Maar toen begon het leuke deel van de dag. Sandra diende in te checken in het hotel met haar kredietkaart van Ask4it. Alleen… zat deze kaart nog goed verstop in haar bagage en had ze geen zin om de bagage te openen in de lobby. De receptioniste stelde een aantal grandioze ideeën voor vond ze zelf: gebruik je privé kaart voor de eerste nacht, open je bagage in de gang hier net naast, zeg je laatste 4 cijfers van je kaart, ….  Maar als je de kaart zelf niet in je handen hebt is het moeilijk om de cijfers zo maar op te zeggen.   Uiteindelijk gaf ik haar het idee: kijk eens op je gsm naar de bank applicatie.  En ja hoor, daar vonden we samen zowel de eerste 4 als de laatste 4 cijfers van de mastercard. JIHA, we kunnen het inchecken afwerken.  Nu, de mevrouw had super nieuws: daar we al zo vaak geweest waren en goede klant waren van de Holiday Inn groep hadden we een upgrade gekregen. We kregen een suite met een super uitzicht. 

Nadat we onze bagage afgezet hadden op de kamer een pitstop gemaakt hadden, zijn we naar Fishermans’ Wharf gereden.  Sandra en ik hebben immers een traditie om elke keer dat we hier toekomen tot aan de Fishermans’ Wharf te gaan en bij HRC (hard Rock Cafe) iets te gaan eten. 

Na ons drankje en hapje zijn we teruggereden naar het hotel en even goede dag gaan zeggen aan Luis, de persoon die verantwoordelijk is voor de Lounge. Hij wist blijkbaar nog de naam van Sandra en mij. Na een korte babbel zijn we terug naar de kamer gegaan en hebben we enkele minuten gewoon aan de venster staan gapen. 











Sandra had vandaag al heel veel gedaan dus zij mocht rusten. Maar ik had nog een belangrijke taak voor we gingen slapen: de blog van vandaag schrijven. Nu dat dit klaar is kunnen we gaan slapen.  

Slaapwel  
Sloefie (en het slapende vriendje) 

Dag 6 : Safari park 3



Goede morgen allemaal,

Vannacht is het hier rustig geweest. Ik heb geen vreemde beestje gezien en ook een beetje mijn oogjes toegedaan. Vandaag zijn we voor de laatste maal in het safari park.. De laatste keer dat ik al die lieve en minder lieve dieren zie. En kijk eens wie kwam piepen vanuit de trolley... Jaja vriendje.. Langzaam maar zeker gaan we hem/haar meer buiten zien komen. :)

Eerst en vooral wou ik de apen even bewonderen. En ik had geluk want er was er eentje die zich amuseerde met poseren voor iedereen.  Ik heb Sandra gevraagd om een foto van dichtbij te nemen van de voeten en de kop. Na enkele pogingen had ze de perfecte foto vond ik:









Op weg naar het eerste avontuur hebben we de tijd genomen om de nieuwe ladies bij de cheeta te ontmoeten. Ze zijn nog maar enkele weken oud, maar oh zo cute. Eentje lag nog goed te slapen, maar de andere was zo actief. Ze was de grote plushe panda aan het onderzoeken …


We hadden nog even tijd vooraleer we op de afspraak dienden te zijn, dus ik heb aan Sandra gevraagd of we eens bij de leeuwen gingen kijken. Ik had immers goed geluisterd naar iedereen en had gehoord dat in de ochtend uren de 4 kleintjes met mama buiten liepen. En we hadden geluk, de kleintjes waren niet aan het slapen en sommige vonden het leuk om mama bezig te houden.








En dan begon de voorlaatste tocht met een golfkarretje. We reden door Afrika. Eerste stop waren de roze flamingo’s die voornamelijk wit zijn in het park. Blijkbaar krijgen ze de roze kleur van de garnalen die ze in de vrije natuur vinden.  Nadien zakten we af naar de neushoorn met haar jongen die we vorige keren ook al konden bewonderen.

Een volgende stop was een speciale. We mochten zelf niet uit de golfwagen, de gids echter wel. Ze waren de zebra's aan het leren dat mensen geen moeilijke mensen zijn en geen dingen zijn waarvan je schrik hebt. Toen we aan de volgende stop halt hielden voor de speciale berggeiten zagen we eerst en vooral grote vogels in de lucht. Ze waren op zoek naar een goede prooi. Toen ik dat hoorde heb ik me heel diep weggestoken.   Ik wou niet dat ze mij aanzagen als hun prooi.








Nadien gingen we terug opzoek naar Luke, de omgekeerde steenbok. (Herinner je alles wat wit was bij de normale soortgenoten was zwart, en omgekeerd). Iedereen was hard aan het zoeken tot Sandra plots zei ‘ik heb hem gespot. Hij zit net onder de boom’.

Een ding wat ik wel geleerd heb in dit verlof is dat je nooit te groot bent om nog te zogen. Ook bij de waterbuffels is dat het geval.

 







We hadden ook plezier met de plots drang tot lopen van enkele peuter giraffen. Mama was een beetje verder gaan staan en de kids hadden het niet direct door. Toen ze plots hun mama niet meer zagen, zetten ze het op een lopen.

Als afsluiter van deze safari kregen we een sneak preview van de nieuwste neushoorn Petunia. Ze was maar enkele dagen oud en mama had haar heel de tijd al goed weggestoken gehouden. Je merkte haar bijna niet  op bij de rotsformaties. Maar door een spel van het licht, viel ze plots op.



Omdat het zo warm was, hingen er overal watermachines omhoog. En als je daar dan doorwandelde kreeg je zo een fris windje over jezelf. Het was wel mooi om te zien, want je liep als het ware als gorilla’s in de mist.

Vooraleer aan de laatste tocht door het park te beginnen, zijn we eens nog even gaan piepen bij de leeuwen. Daar zaten nu de 2 pubers.  Je zag zo dat ze wat volwassener waren met dat tikkeltje speelsheid. Omdat het licht zo ambetant zat, zie je het glas waarachter ze zitten heel duidelijk.

De laatste tocht was de “achter de schermen” met als hoofdthema leeuwen. De eerste stop was zoals bij de vorige achter de schermen het verblijf van de ambassadeurs.  Eerst kwam een soort van grote muis op bezoek bij ons.. Hij was zo groot als een konijn, had de snoet van een muis en de pootjes van een graver. 








  
Omdat dit wezen eigenlijk liever in zijn huisje zat dan bij ons, was hij heel snel weg. Dit gaf ons wel de tijd om de andere ambassadeur wat langer te wonderen.  De Victory duif was helemaal gesteld op mensen. Ook al had ze het nooit gezien, ze was gewoon zot van de mens.
 
De tweede stop was een bezoek bij de ‘verstotene’ .Het is niet echt dat hij er niet bij hoort, maar er zijn al voldoende mannelijke neushoorns in het park dat als hij in contact zou komen met vrouwtjes er wel eens verkeerde genencombinaties zouden kunnen zijn. Vandaar zijn ze op zoek naar een nieuwe zoo  voor hem. Maar tot  de zoo gevonden is, zit hij helemaal alleen. Zolang hij zijn dagelijkse portie aandacht krijgt, lijkt onze neushoorn gelukkig.








Nadien was het tijd voor de leeuwenkooi. Daar we wisten dat de 2 pubers buiten zaten, was de kans groot dat de kleintjes samen met mama in de te bekijken kooien zaten.  Mama was echter zo slim, dat geen van de kleintjes komen paraderen is. SPIJTIG.

We zegden de zoo en het park vaarwel en vertrokken richting San Dimas. Daar was het hotel voor een nacht We dienden nog een dik uur te rijden maar het werd wel bijna 2u door de vele opstoppingen die we tegenkwamen.  We checkten in  en  kregen dan wat uitleg over de lokale eetgelegenheden. Sandra vertelde de mevrouw dat het lang geleden was dat ze nog een pintje bier had gedronken. De mevrouw aan de receptie glimlachte en vertelde haar dat er een ‘local brewery’ was en dat ze lekker bier hadden. We zijn daar dan maar even gaan kijken en iets gaan eten. 

 











Nu zijn we terug op de kamer geraakt. Sandra heeft haar foto’s al veilig op de harde schijf staan, dus ik mag deze job ver beginnen afronden.

Tot morgen voor de lange tocht.

Sloefie en vriendje