vrijdag 17 juni 2022
Dag 11 - Hopelijk de laatste stressdag
donderdag 16 juni 2022
Dag 10 - weg ijs
Goeiemorgen/middag/avond/nacht*) lieve lezertjes.
Naar het schijnt zijn er veel van jullie aan het slapen terwijl wij peluchen hier onze pen hanteren. Dus met deze hebben jullie ook wat werk. Jullie mogen de aanhef zelf corrigeren. Alstublieft. Dat is onze goede daad vandaag.
A good deed a day keeps the doctor away.
Waar was ik gebleven?
Ah ja, het ochtendgloren.
De vorige dagen is het in feite nooit echt helemaal donker geworden. Waar we nu zijn in Seward is er toch al wat nachtelijke hemel te bekennen. Efkes toch. Zo tussen een en drie ongeveer.
Er was vannacht wel een of ander beest oe, oe, oe aan het roepen in de boom naast ons slaaphut.
In Europa hebben we de oehoe die oehoe roept, misschien hebben ze hier de oe.
Maar de nacht is de nacht.
Het ontbijt is het belangrijkste moment van de dag. Vandaag was eigenlijk net als de vorige dagen. Dus op zijn Amerikaans met wat geklopte eieren, toast, te hard gebakken spek en pikante worstjes. (Neen geen worstjes van de pin-up club). We zijn er al aan gewoon maar we gaan toch blij zijn wanneer we ook eens onze normale botjes krijgen. En geen water met ijs maar met belletjes.
Enfin. Burp. Oeps, Pardon.
Vandaag gingen we met de schuttel naar het dorp. Euh stad. De chauffeur was toch een rare hoor. Hij begon van alles te vertellen over zijn verschillende jobs en hoe Alaska verschilde van de andere plaatsen waar hij al geweest was. En hoe hij eigenlijk liever op een boot ging werken in Hawaii dan op een bus in Seward. Euh ja. Tenzij er een vulkaan uitbreekt is Hawaii inderdaad wel wat warmer heel het jaar door. Toen ik er was, was het vooral warm onder de pootjes want Hawaii das wel een vulkaan en die zeggen soms boem en die in Hawaii doen dat heeeeeeeeeeeel traaaaaaaaaaaaaaaag. Je had niet door dat je over lava aan het lopen was tot de zolen van baasjes schoenen wat begonnen te smelten.
Enfin, na een ongeplande tussenstop aan de lokale zelfwas (launderette) werden we gedropt op het einde van Railroad Avenue, aan het Alaska Sealife centrum.
Nadat mijnheer Didier had beloofd dat niemand van ons een garnaal zou oppeuzelen of bij de zeehonden springen, mochten we allemaal binnen.
Binnenin was het eerst nogal donker. We kregen uitleg over de natuur in Alaska en vooral het leven in het water. En over wat het centrum allemaal deed met de centjes die ze kregen na de schipbreuk van een of andere losgeslagen boot.
Wat wel leuk was, was de uitleg over de nieuwe snufjes die gebruikt werden om de verschillende dieren te volgen. Of om ze te verzorgen. Je kon ook experimenteren. Om te zien of dieren problemen hebben met hun veren- of speklaag, gebruiken ze een warmtekamers. En bij de demonstructie toonden ze met de kamera wie de avond tevoren teveel in het glas heeft gezeten. Mijn baasje had een hele rode neus. Die heeft nog het een en het ander uit te leggen. Want alleen drinken is niet goed voor de mens maar drinken met mate(n) dat mag wel. Hihi.
Daarna konden we voelen aan zeesterren en andere kleine beesten. Maar ik heb dat toch maar niet gedaan. Je weet maar nooit of zo’n beest (is een zeester een beest?) plots eens wil proeven hoe peluche nu smaakt. Brrr. Trouwens dat voelen was onder water. Ha nee, ik heb watervrees.
Mijnheer Didier had onze aankomst goed gepland. We konden bijna dadelijk gaan kijken naar het voederen van de zeehondjes.
Dat is altijd spectaculair. En dat wou ik niet missen. En als ik ook een lekkere brok kon bemachtigen, des te beter.
Bweik die hondjes krijgen rauwe vis naar hun kop gegooid!!!! Hoe wreed kan een mens zijn. Vis. Rauw. Bah. Blijkbaar kregen die hondjes niets anders want ze deden zelfs af en toe een klein kunstje om een stukje zalm of heilbot toegeworpen te krijgen. Brrr. Ik maakte me snel uit de voeten. Vis! Bah!
Ondertussen konden de mensen maar niet genoeg hebben van de rauwe-vis-gooi-wedstrijd. En ook de zeehondjes leken heel tevreden.
Naast het zwembad van de hondjes was er ook een zwembad voor zeevogels. Die kregen normaliter hun eten na de hondjes maar dat mochten we blijkbaar niet zien. Er is namelijk niet alleen Co***19 maar ook de vogels zitten met de pest en blijkbaar ook in Alaska.
Dan ging de rondleiding voort langs verschillende grote en minder grote glazen bokalen waar allerlei lokale vissen en planten werden bewaard.
Een Waterzoo hoor ik hier roepen. Euh ja. Zolang het niet te lang kookt want anders is het waterzooi. Hihi.
Alles, na nog een passage in de winkel (buit: een t-shirt) stonden we allemaal terug buiten in het zonnetje.
Wat gingen we nu doen?
Ahwel, net als de zeehonden wat rauwe vis eten zekers?
En dan?
Euh, misschien tot aan de gletsjer wandelen? Maar dan wel met een taxibus tot aan de voet rijden want het was toch nogal ver.
Mijn baasje had gezien dat er een Starbucks was naast de Safeway. En dat koos hij voor ons. We konden dan ook eens wat MountainDew inslaan want dat vind je in Alaska niet veel en dat is eigenlijk wel lekker.
Dat was dus het plan. Alles beter dan rauwe vis, mijn gedacht.
Mijn baasje had toch niet goed gekeken hoor. De winkel naast de Safeway was een Liquor Store, een drankwinkel dus, geen café laat staan het gekende koffiehuis. De Starbucks was binnen in de Safeway, twee tafeltjes en vier stoelen groot. En de barista was in opleiding en alles ging dus lang duren. Niet goed gepland, baasje.
Gepakt en gezakt met babybel kaasjes (jammy) en MountainDewLight (jammyjammy) en een Starbucks ChocolatChipsCookie voor tijdens de wandeling, gingen we nog efkes kijken wat er bij de lokale spoorwegen te zien was. (Ja mijn baasje loopt elke rare trein achterna als een zot hondje, tis ongeneselijk blijkbaar.)
Er stond een trein zoals we mee naar Denali gereden zijn. Voor de rest was het heel stil op het spoor.
We liepen nog wat verder maar het zicht werd er niet interessanter op en dus keerden we terug naar de busstop.
Daar zagen we hoe vier medepassagiers in een grijs busje werden gesleurd.
Ik riep dadelijk. Call Nine One One. Alles dat heb ik geleerd van de tv he.
En dan begon dat busje achteruit te rijden. Ze gingen ons ook ontvoeren.
Aiuto, Hilfe, Au Secour.
Oef. Op de zijkant stond het logo van de Lodge. Blijkbaar hoefde dit busje niet de normale uurregeling te volgen.
En zo konden we in een schommelstoel wachten op de rest van de wandelaars die met de gewone bus van de stad terugkwamen. Hihi.
Mijnheer Didier moest wel nog een taxi of zo vinden voor ons. Uiteindelijk werd het een soort oud schoolbusje maar dan in het wit ipv het geel. Maar het moest wel twee keer heen en weer rijden want het was te klein voor ons allemaal.
Maar we zaten in het zonnetje te bruinen (volgens sommigen te bakken), dus we waren niet …
Na een dikke twintig minuten werden ook wij opgehaald en afgezet aan het visitorcenter van de Exit Glacier. De rest van de wandelaars was blijven wachten op ons. Waren ze bang van de beren?
Baasje ging zich geen twee keer laten beetnemen en stormde het gebouwtje binnen op zoek naar stempels (voor het paspoort) en stickers (ook al voor het paspoort). De stempels vonden we al snel en we maakten een heel mooie afdruk volgens de Ranger. De stickers waren ook hier niet te krijg. Drommels.
Wanneer we terug buiten stonden, was de rest al de plaat gepoetst naar de gletsjer. We dachten in de verte een taterend groepje wandelaars te horen, dus zetten we de achtervolging in.
Bleek dat die tateraars engels taterden en geen Vlaams. Misgerekend baas. En zouden ze nu links of rechts gegaan zijn? Want er was een korte (0,9) en lange (1,2) mijl route. Baasje dacht de korte. Maar hoe we ook stapten, al wie we inhaalden was niet wie we zochten.
Voordeel was dat ik sneller dan verwacht zicht had op de gletsjer. Het duurde nog bijna een kwartier voor de rest via de lange route ook aan het eerste uitkijkpunt aankwam.
Na een tijdje was het tijd om terug af te dalen. Want de taxibus ging ons om vijf komen ophalen.
Ik vond dat gek, want zelfs als we op handen en voeten zouden afdalen waren de wandelaars op tijd beneden.
Maar kom. Het leven is altijd een beetje wachten.
Om iets voor vijf kon de eerste groep al terugkeren. Om tien na vijf konden wij. Onze afspraak voor het diner was maar om kwart na acht. En dus was er eerst tijd voor … neen niet een dutje maar een laatste keer inpakken op vaste bodem. Want morgen, morgen zien we eindelijk onze boot. De cruise kan eindelijk nog beginnen. ***)
Slaapwel/Prettige dag/Prettige avond *)
Gr. Br.
*) Scrappen wat past.
**) Wegens technische beperkingen is het niet mogelijk om fotootjes toe te voegen aan de blog. Als we dat willen dan moeten onze baasjes veel dineros betalen aan de kapitein. En daar hebben ze blijkbaar niet zo’n zin in.
****) Opm. Sloefie kreeg de foto’s blijkbaar wel in order zondere de dineros.
woensdag 15 juni 2022
Dag 9 - een dag in het nat
Dag lieve lezertjes en lezeresjes, Lieve peluchenvrienden,
We zijn ondertussen al dag negen van onze lange reis door het hoge noorden.
En we zijn vandaag in park numero twee aanbeland. Kenai Fjords.
Ik heb wel eerst wat uitleg gevraagd. Ik dacht dat er in Kenai olifanten en giraffen en zo rondlopen.
Maar samen met hoogle maps heeft mijn baasje me uitgelegd dat er een verschil is tussen Kenia en Kenai.
En nu snap ik ook waarom ik geen leeuwen en giraffen ben tegengekomen vandaag.
Na de nogal droevige rit gisteren, zijn we aan de rand van de grote oceaan aangekomen.
Pootje baden aan het strand zoals in Californië, is wel niet mogelijk hier. Overal lopen de bergen steil het water in. De haven is het enige vlakke stuk in het stadje Seward, de waterpoort tot Alaska. Vroeger kwamen alle goudzoekers, arbeiders, profiteurs en barmeiden langs hier aan land in Alaska.
Tot goede vrijdag van 1964. Een gigantische aardbeving legde alles plat. En een tsunami enkele minuten later veegde alles op een grote hoop. De olieopslagtanks braken open en alles begon ook nog eens te branden. De stad werd hogerop terug opgebouwd, kleiner en armer. Op de oude stad en haven staan vooral nu campers of aRVee zoals ze dat hier noemen, Recreational Vehicles. De meeste zijn zo groot dat ze trouwens weinig bougeren in hun bestaan.
Het moet een diepe indruk hebben nagelaten want we hoorden het verhaal vandaag al zeker drie keer, met stukken en brokken.
Oh ja, uitslapen. Vandaag moesten we maar rond kwart na acht opstaan. We mochten terug uitslapen. Tegen negen gingen we naar het ontbijt. Het zag er uit zoals vele van de vorige dagen. Ik heb ondertussen wel een beetje zin op een stukje hespenworst of fille d’anvers of zo. Na een tijdje steekt gebakken spek ook hondjes wat tegen. Misschien moeten we de baasjes eens naar het lokaal warenhuis sturen.
Wat was er vandaag gepland? Een cruise blijkbaar.
Geen grote cruise, dat is voor binnen twee dagen. Maar een kleine cruise met een kleine boot.
Het nationaal park is namelijk een grote ijsmassa waar allemaal kleinere gletsjers uit ontspringen die naar de zee glijden. (helaba ik heb de brochure van mijnheer Didier goed doorgesnuffeld hoor, ik ben een intellectuele peluch.)
En hoe kan je dat het best bezoeken? Via het water natuurlijk.
En dus moesten we om elf uur gepakt en gezakt (met fototoestel en iets tegen de kou en het nat) klaar staan aan de receptie.
Een busje van de rederij kwam ons allemaal oppikken en naar de haven brengen. Onze stappenteller had daar geen plezier aan.
In de haven stonden al verschillende busjes met toeristen. We moesten nogal ver wandelen tot onze boot (of is het een schip) en dan braaf over de loopplank naar binnen stappen.
We zochten ons een plekje beneden waar het warm, droog en dicht bij de keuken was. Voor als we wat dorst zouden hebben.
We kregen dat een hele uitleg over het schip en over wat we moesten doen als het zonk (slik) maar er zou niets gebeuren, beloofde de kapitein John.
En dan begon de boot te schudden en te pruttelen.
Neen, ze was niet aan het zinken. We voeren gewoon achteruit.
En hops we kozen het ruime sop.
Eerst nog langs wat delen van een oude kolenhaven en dan eindelijk met links en rechts hoge bergen met bovenop sneeuw. Dat was nu een fjord, zei John. Zoals in Noorwegen. (Ik ben daar nog nooit geweest. Ik weet niet of John een jokkebrok is of een wijze man. Ik denk het tweede.)
We kregen allemaal een belangrijke taak: surveillance. Niet van de passagiers maar van het water. We moesten roepen als we gespuit van een waterfontein zagen of dolfijnen of vogels zagen vliegen die we niet kenden.
Het duurde wel efkes voor er een eerste melding was. Een kleine school Dale dolfijnen zwom in de verte maar de kapitein zei dat die er vannamiddag nog wel zouden zijn. (Hum)
De boot vloog over het water. Tegen wel veertig per uur. De mensen die op de boeg zaten, hadden allemaal hun muts en jas goed vast want anders ging het vliegen.
Ondertussen kregen we nog wat uitleg over de eilanden en zo. Maar iedereen was meer geïnteresseerd in wat er buiten gebeurde. Was er wild of was er geen wild.
Ik denk dat de kapitein iets wist, want hij liet de boot vertragen en draaide in een kleine baai.
En ja hoor, dicht tegen de rotsen was er af en toe een fonteintje te zien. Niet van klotsende golven maar van … een orka. Of op zijn engels, een killer whale.
We gingen nog wat trager en plots zagen we nog meer fonteintjes. We waren een familie orka’s tegengekomen. Papa, mama en kleintje.
Hoe lief.
Ja, ik weet wel dat het jagers zijn en andere zeehonden en zelfs baby walvissen doodbijten. Maar het blijven toch heel mooie dieren. En zoals ze op hun gemak aan het rondzwemmen waren, was toch wel mooi hoor.
De kapitein liet de boot rustig drijven om hen niet bang te maken. En we konden zeker een kwartier de zwemkunsten van de orka’s volgen. Acrobatie deden ze wel niet maar ze kwamen mooi boven water om hun neus te snuiten en zo.
Na een tijdje moesten we vertrekken want een andere kapitein kwam er aan.
Nu gingen we op zoek naar een gletsjer vertelde de kapitein. Maar eerst gingen we door een gevaarlijk stuk zee moeten gaan.
We gingen namelijk een kwartiertje op de oceaan varen en dan een andere baai opzoeken.
De boot begon dadelijk heftig op en neer te gaan. En ik moet zeggen dat mijn bruine neus toch een beetje wit uitsloeg. En niet alleen de mijne. (Hmpf).
De bemanning bracht de lunch rond maar ik had geen zin om te eten. Mijn baasje nog minder. Maar dat is het beste om zeeziek te blijven. En dus begonnen we met lange tanden aan het lekkerste van al, de gezouten chips. Beetje bij beetje begon onze maag te stabiliseren.
Oef we voeren een volgende baai binnen. Het water werd rustig en onze maag ook.
Ons doel was al in zicht, een gletsjer gleed op zijn gemakje het water van de baai in. De Aialik Gletsjer.
Hoe dichter we bij de gletsjer kwamen, des te meer kleine en grote ijsschotsen dreven langs de boot. Maar volgens kapitein John moesten we niet bang zijn als we af en toe een bonk of een plons hoorden. (Hum, hum)
Uiteindelijk waren we dicht genoeg genaderd bij het ijs. Links van ons dreef er een groter stuk vlak ijs. En daar waren zeehonden aan het zonnen en hun jongen les aan het geven. Leuk.
Ondertussen viel er elke paar minuten een stukje ijs en soms een groot stuk ijs naar beneden van de gletsjer.
Frank Deboosere zou dat heel onheilspellend vinden maar voor kapitein John was dat heel normaal. Zo eindigt nu eenmaal een gletsjer.
We bleven een kwartiertje dobberen in de hoop op een grote plons maar mis poes. Het was niet voor ons. En er stond alweer een ander bootje in de rij om de gletsjer te bezoeken.
Alles, op deze twee uur hadden de baasjes al meer beleefd dan een hele dag Denali park met de bus. Oef.
Op de terugweg naar de haven zouden we hopelijk nog wat wild zien.
En ja hoor, we kregen leeuwen te zien.
Is broer van lotje getikt, hoor ik al roepen.
Nee hoor. Het zijn Steller Sea Lions (stellerzeeleuwen). De eerste Europeanen die zeeleeuwen zagen, dachten dat die ook manen hadden zoals echte leeuwen. Daarom de naam.
Onze leeuwen lagen lekker te zonnen op een rotsige punt van het eiland Cheval. (En dat kreeg zijn naam omdat het er op de kaart uitziet als een paardenkop).
We moesten terug naar huis en onze boot begon alweer te vliegen tot een scherpe blik alweer een fontein had gezien (de andere boot die stil lag was ook wel een goed teken).
We waren op enkele bultrugwalvissen gestoten. Die zwommen op hun gemak voor de opening van Resurrection Bay. En wij kregen ook een mooi zicht op de kleine familie.
Toen een van de walvissen naar ons zwaaide met zijn staart, wisten we dat het tijd was om hen gerust te laten.
De kapitein probeerde nog de dolfijnen zo ver te krijgen dat ze naast de boot gingen zwemmen maar ze hadden geen zin meer om te spelen.
Ook de vogels waren niet van de partij, op een enkele aalscholver na.
Dus tijd om naar huis te varen.
Aan wal kon mijn baasje eindelijk zijn eerste stempels van de Park Service verzamelen. En we besloten allemaal nog een korte wandeling langs het water te maken tot aan het aquarium. Onze afspraak voor morgen.
De baasjes beslisten om zeedier te gaan eten in een restaurant zonder bier, Ik denk dat ze nog een beetje zeeziek waren.
Nu ga ik snel nog wat fotootjes zoeken voor bij mijn verslag en dan dodo.
Tot morgen.
Gr. Br.
dinsdag 14 juni 2022
Dag 8 - Lange busrit
maandag 13 juni 2022
Dag 7 - Tundra wilderness express
Hey all,
zondag 12 juni 2022
Dag 6 - Treintje tot Denali (of is het nu Mount McKinley)?
Dag lieve lezertjes (m/v) en pluchjes (m/v).
Hier zijn we weer met een dag vol avontuur.
Jullie hebben wellicht onze boodschap allez stakingsaanzegging gelezen.
De baasjes ook blijkbaar.
Deze morgen, geen alarm om zes, geen alarm om zeven, geen alarm om acht.
Wij hondjes wisten niet wat er aan de hand was. Zo snel dat de baasjes ingaan op onze eisen. Hmmm.
Wij blijven toch waakzaam hoor. We hebben dan wel niet veel grijze celletjes maar we zijn de lessen uit het verleden nog niet vergeten.
De rollende kleerkasten moesten wel in actie komen. Blijkbaar moesten die al ten laatste om negen op de gang staan.
Een vertwijfeld baasje riep nog “en mijn tanden dan!” Maar de directie was blijkbaar onwrikbaar. Bagage werd opgehaald om negen. (Hmmm)
En dan gingen we terug naar het restaurant. Het was daar heel wat stiller dan gisterenavond. En er was heel wat minder keus. Sloefie was bedroefd want er was geen hardgebakken spek (hij wil stoeffen met zijn nieuw gebit denk ik) maar ik lust het liever een beetje malser (de spekjes he, wat dacht je).
Een kippetje, wat worstjes (raar maar hier zien die er uit als hamburgersneetjes), wat koffie en een toast. Klaar voor de volgende dag.
Om tien moesten we blijkbaar buitenstaan. Een busje ging ons allemaal te samen naar het station brengen.
Alleen, onze bagage stond wel nog altijd in de gang en het was toch ondertussen al half tien gepasseerd.
Je zag de stress alweer opborrelen bij de baasjes. Ach mensen zijn toch gemakkelijk aan een hoge bloeddruk te brengen. Tss, tas, tss. Ze zouden beter een voorbeeld nemen aan ons. We zaaien niet, we maaien niet en toch zijn onze buikjes altijd rond en onze oogjes blinkend (tenzij het buikje van Sloefie want die is alweer wat vulsel kwijtgeraakt denk ik).
Het werd tien.
Moet ik het nog zeggen, stress-alarm. De bagage was nog altijd niet verschenen laat staan op weg naar het station.
Tot er een klein, rammelend vrachtwagentje verscheen. Enkele hulpjes sprongen eruit en de eerste bagagestukken kwamen uit de buik van het hotel te voorschijn.
Niet dat we ons moesten haasten. De trein was maar voorzien rond elf uur en we hadden dus alle tijd.
Uiteindelijk waren mensen en bagage (en wij ook) opgeladen op bus en truck. En wijle weg naar het station.
Daar was het gezellig druk. We moesten nu niet de Wilderness Express hebben maar de dubbeldekkers aan het begin van de trein, van de Alaska RailRoad zelf. Mooi in het blauw gestoken.
Om elf kwam dan de trein toe met veel getoeter en geblaas.
Een nieuwe lading toeristen voor Talkeetna werd afgeleverd (hopelijk met de juiste bagage) en wij mochten aanschuiven om op wagen A op te stappen.
Ik kreeg weer een zetel voor mezelf. Luxe gewoon die Amerikaanse treinen. Alleen die whiskey on the rocks mocht ik vergeten. Ik ben nog geen 21 jaar uit. Puriteinse Amerikanen. Een bazooka mag ik wel dragen maar een neutje alcohol, ho maar. Dat is gevaarlijk hoor.
Met heel wat minder vertraging dan twee dagen geleden, gingen de twee locomotieven aan de trein sleuren.
Kedeng, kedeng, kedeng, kedeng …
Ik ging actief op zoek naar wild. Ah ja, ik heb een superneus want ik ben dan ook een snuffelhond.
Maar ik werd meer afgeleid door de lekkere drankjes rondom mij (ik zat op twee meter van de bar) dan dat ik iets kon oppikken van mogelijk wild in de struiken.
Na een tijdje begon de trein te remmen en we zagen de begeleider naast de trein staan.
Oei. Zou hij ambras hebben met de machinist en moest hij te voet verder naar Denali?
Neen dus. We moesten op een zijspoor om een andere trein door te laten. Ah ja. De spoorlijn is maar een spoor en er rijden toch meerdere treinen per dag en in de stations is er maar een spoor (!)
En dus moesten we wachten en wachten. Ik hoopte op een verdwaalde Moose of beer maar mispoes. Geen levend wezen te bespeuren. In de bar daarentegen was het hmm vol met lekkere geuren.
Uiteindelijk passeerde de tegenligger met veel getoeter onze trein. De begeleider moest alweer te voet de wissel gaan omgooien. Maar dan mocht ie dadelijk terug de locomotief op. Blijkbaar moet je niet de wissel terug in de rechte stand zetten. In Canada was dat alleszins niet waar hoor. Daar moest alles mooi juist gezet worden of ze gooiden je onder een van de vele graantreinen.
De treinbegeleider verzekerde ons dat er nu zeker beesten te zien zouden zijn. Drie seconden later zagen we buiten al een Moose maar dat leek ons geen toeval. De Moose bleef ook gewoon stokstijf staan. Opgezet spel denken wij peluchen.
Kedeng, kedeng, kedeng …
`ik moet toegeven dat ik een beetje ingedommeld ben. En nee, het was niet van een LIIT of zo.
Bomen, bomen, bomen … een zee van bomen …
Met een forse stoot van de treintoeter kondigde de machinist aan dat we in het park waren aangekomen. Denali (dat wil zeggen de Grote of zoiets, denk ik. Ik ben ook Denali maar dan Denali Broer).
Af en toe zagen we nu ook wat mensen want de weg was niet zo ver weg meer.
En ook een overweg.
(En daar was een groot accident gebeurd. Tussen een trein en een beer denk ik. Er lag enkel nog wat beenderen en een leeg vel. Het zal dus wel al efkes gebeurd zijn.)
En toet, toet, we kwamen toe in het station van Denali.
Een zee van mensen stroomde uit de trein. Geen twijfel aan, dit was het. Nationaal Park.
Lijder Didier leidde ons snel de trapjes op naar de busstand. Want daar zou een shuttle op ons wachten. Maar blijkbaar waren we niet de enige die met die shuttle mee wilden. Oei. Er kwam geen trekken en duwen aan te pas maar we waren met een grote groep en we moesten wachten op de volgende bus.
Mijn baasje had al gezien dat het bezoekerscentrum van het park om de hoek lag maar morgenvoormiddag hadden we vrij en konden we met de shuttle naar hier komen.
Vandaag was er maar een opdracht (naast inchecken) een nieuwe rugzak vinden.
De gele, waterdichte van mijn baasje was namelijk uit elkaar aan het vallen en we hadden wel een tube col-tout gekocht in de Lodge maar zou dit wel houden?
Na wat wachten op de kamersleutel konden we de nodige dingen al afladen op de kamer en gingen we met de shuttle terug naar het bezoekerscentrum (ttz het station), en dan het tankstation.
We leken wel beland in het Wilde Westen. Allemaal lage houten gebouwtjes zoals je die ook in de film ziet.
Helemaal achteraan vonden we de wandelwinkel. En de winkel was heel wat kleiner dan wat de website liet uitschijnen maar hij zat wel propvol spullen. En ook rugzakken. Alleen de maat die baasje wou (zo’n 40 liter) had de mevrouw niet. Dus werd het een 60 liter. Superlicht, met veel plaats in, ook voor mij. Zo kan ik terug in mijn eigen rugzak mee op trektocht gaan, tot nu toe moest ik meeliften met Sloefie en Mimi.
We stopten ook nog in een winkeltje voor een natje en een droogje maar de baasjes waren toch een beetje sipkijkend. Veel keuze was er nergens. Dat is toch niet Amerika zoals ik het ken.
En dan was het wachten op de shuttle terug naar het hotel. Er waren zoveel kandidaten dat de chauffeur een paar keer heen en weer moest rijden tussen het tankstation en het eerste hotel.
Boven hadden we een afspraak in het restaurant maar ik had wat beentjes meegenomen onderweg en de pluchen hielden hun eigen powwow in de kamer.
Morgen negen we terug uitslapen en dan het park in op zoek naar beren, moosen, kariboes, schapen en arenden. Als dat maar goed komt.
Denali Broer groet U allen
Slaapwel
zaterdag 11 juni 2022
Dag 5 - hop met de beentjes
Dag lieve lezertjes en pluchen volgers.
Het heeft aan een zijden draadje gehangen of deze blog was niet.
Telkens en telkens weer moeten we onze baasjes uitleggen dat vakantie niet betekent nog vroeger opstaan dan op een normale werkendag. Dat vakantie betekent tot rust komen en geen stress. Dat we werken om vakantie te nemen (alles die die nog mogen werken) en niet omgekeerd.
Vanmorgen was de wekker niet gezet. Er was niet veel beweging in de baasjes. Enkel OMG schoot plots wakker en verdween voor enkele uren naar buiten.
De achterblijvers sloften tot aan de grote eetzaal en hadden daar een Amerikaans ontbijt. Er waren patties (lijkt op hamburgertjes) en ei en spek en ketchup. Enkel de bonen ontbraken om er een volledige dag op te bouwen. Maar misschien waren die wel in Oekraïne gebleven.
Na het ontbijt gingen we dan eens buiten kijken hoe het wel zat met het weer en zo. Dat viel in feite heel goed mee. En dus werd beslist om een kleine ronde te maken in de tuin van het hotel. Niet te ver maar wel ver genoeg om de nieuwe stappentellers tevreden te stellen.
De baasjes hadden gelukkig wel gezorgd voor kleding met lange mouwen. Want wat volgde was een puur slagveld. Zoals de japanners in Pearl Harbour vielen de muggen in vlagen aan, elk op zoek naar een zwakke plek in het pantser van de baasjes. Vooral het haar was een geliefkoosd doelwit want daar was de anti-mug-bescherming minimaal.
Ik zag al snel bij mijn baasje drie, vier, vijf bultjes verschijnen. Hij leek wel een Sith. (Voor wie niet weet wie een Sith is, ik heb een mooie DVD-set van Star Wars in de aanbieding. Daar leer je alles over de Lord of the Sith.)
Het terrein was bovendien ook al niet vlak, dus er werd ook nog wat gepuft en gezucht op de wandeling.
Hihi, een beetje Schadenfreud was op zijn plaats.
Na een half uurtje hielden de martelaren het voor bekeken en besloten wat te gaan knikkebollen in de schommelstoelen in de grote hal. Een paar lekkere koffies hielden de baasjes wakker, en natuurlijk ook de jeuk van de tientallen muggenbeten.
Tegen de middag kwam team Didier ook terug aan in het hotel. Die hadden er een wandeling van misschien wel tien kilometer erop zitten. Sommige goed gestoken door de muggen, andere waren beter beschermd.
Tijd voor de inwendige mens want in de namiddag vertrokken we voor een van de hoogtepunten van de reis, de landing op de hoogste berg van Noord-Amerika.
Zo gezegd, zo gegeten.
Om klokslag een stond iedereen dik ingeduffeld als marsmannetjes in de lobby.
Het verdikt was ondertussen gevallen. Niet de computer maar de lokale Armand Pien zei Nee.
Er was veel te dikke bewolking rond de berg van onze dromen en dus moesten we uitwijken naar Plan B, of eerder Gletsjer B.
Ook de landing op de gletsjer was geschrapt want de Plan B was niet veilig om op te landen, en we willen allemaal wel het einde van de cruise halen.
Snif. Daar ging onze droom om gletsjerhonden te worden. Snif.
Enfin, we volgden gedwee de chauffeur naar buiten want plan b was toch beter dan niets.
Na een tiental minuten stonden we de andere kant van het station.
We kregen terug een mondmasker op en dan … het uur van de waarheid.
Publieke biecht?
Neen. Publieke weging want de vliegtuigjes zijn klein en je wil niet alle bierbuiken en bodybuilders in een zelfde toestel stoppen.
Maar alweer liep alles in het honderd. De koppels werden wel samen gewogen maar de wiskunde kent geen koppels (voor wie nu op zijn achterste benen staat … natuurkunde kent wel koppels maar wiskunde niet, nee).
Er was dus veel onrust over het resultaat van de weging. Gelukkig werden de echte cijfers dan nog geheim gehouden.
Dus moest mijnheer Didier alweer als een blauwhelm tussenbeide komen en trachten een gebalanceerde vliegtuigbemanning te bekomen zonder al te veel gescheiden koppeltjes.
Alleen moest er dan wel een extra vliegtuig zijn (een Cessna teenoftander) en werden mijn baasje en ik gescheiden (ik bleef bij de pluchjes, baas zat in de kleine Cessna.
Nu ook al deze crisette geblust was, konden we eindelijk de lucht in.
We vlogen niet naar het Noorden maar naar het Zuiden, eigenlijk heel de weg terug bijna die we met de trein hadden afgelegd gisteren.
Mensen zijn soms toch rare wezens hoor, ik niet begrijpen die logica.
Na een tijdje zagen we op de bergflanken wat sneeuw verschijnen. We waren dus in de buurt van gletsjers en hoge bergen.
En dan zagen we brede rivieren vol met rommel en modder, het gevolg van al die smeltende gletsjers waarschijnlijk.
En dan zagen we ook de gletsjers zelf.
Het vliegtuig draaide en keerde een paar keer zodat iedereen alles goed kon zien, en dan was het tijd om terug te vliegen. We wilden niet zonder naft vallen natuurlijk.
Na een uurtje waren we terug op de grond en konden we denken aan het volgende hoogtepunt … de diner.
Voila, dat was het zo een beetje. Nu snel het stof van mijn pootjes afspoelen en ik ben klaar voor het bedje.
Morgen moeten we pas tegen 9 de valies buitenzetten. Zouden ze dan toch geluisterd hebben naar onze stakingsaanzegging?
Slaap wel en tot schrijfs
GB.