maandag 21 september 2015

Dag 10 - weg uit de rimboe

I Hehe,

Gisterenavond was heel spannend. Met al die losgeslagen olifanten aan tafel. Dat ga ik nooit meer vergeten denk ik.

Vandaag werd alweer een totaal andere dag. Want vandaag vertrokken we naar het zeetje. En niet zomaar een zeetje maar de Indische Oceaan. Daar heb ik nog nooit mijn pootjes ingestoken.

Alleen snapte ik niet hoe we daar gingen geraken. Want we waren nu al dagen ver van de grote luchthaven.

Maar eerst moest ik helpen bij het pakken - ik hield de kabeltjes van vanalles bijeen. En dan was het tijd voor ontbijt. De olifanten waren nog niet wakker, dus het ontbijt was minder spectaculair dan het avondeten. Snif. Daar had ik toch op gehoopt.

Maar nietgetreurd. Ik zei dan maar tot ziens tegen de aapjes en de lyraxen.

En dan was het tijd om te vertrekken.

Moussa stond al klaar met de jeep en de valiezen. We zegden nog goodbye tegen James. En dan vertrokken we uit het kamp. Ik zwaaide nog eens maar de beestjes waren allemaal verdwenen.

We hotsten en botsten over de toegangsweg naar het hotel en plots stond Moussa hard op de rem. Ook een andere jeep stopte met piepende remmen.

Wat was er aan de hand? In het gras achter de bomen zat een cheeta - een jachtluipaard - uit te kijken over de vlakte. Snel,had Sandra er nog twee andere gevonden die onder een van de bomen lagen te rusten. Jippie. De katten kwamen dan toch ook afscheid nemen.

Mijn baasjes waren heel content en ik ook.

Na een klein half uurtje stopten we alweer.

We waren er blijkbaar. De luchthaven.

Ik snapte het niet. Ik zag alleen maar een klein wctje en een oude vrachtwagen staan.

Een beetje verder stond ook een vliegtuig met een platte band. Dat was eergisteren gebeurd bij het landen. Hoezo? Wel dit als een brousse vliegveld. Zonder asfalt op de landingsbaan.

Hè?

En ga wij hier vliegen Sandra?

Ja Sloefie.

En gaan de bandjes ons wel kunnen dragen van de vlieger?

Hopelijk wel Sloefie.

En, en, ... Ikke was een beetje bang. Want ik had dat nog nooit gedaan. 

Er kwamen nog wat jeeps toe. iedereen was blij. Wisten ze dan niet dat die geen echt vliegveld was?

En dan hoorden we een zwerm bromvielgen aankomen. Dat bleek het vliegtuig te zijn. 

Zo klein. Het was een soort kangoeroe-vliegtuig want het had een grote zak op zijn buik. Daar ging onze bagage inzitten zei Steven. Gelukkig mocht ik in de rugzak mee in het vliegtuig. Oef.

Heel de tijd was Sandra al zenuwachtig geweest over het gewicht van de bagage. Want volgens de papieren hadden we maar 15 kg mogen hebben maar onze gewone bagage was al zo zwaar en onze rugzakken waren ook heel zwaar. Zelfs ik, een sterke hond, kon die met moeite dragen. Kuch, kuch.

Maar nee Sandra. Hakuna matata. We zijn in Afrika. Er was zelfs geen weegschaal. Dus konden ze niet controleren. Zen. Relax. 

Eigenlijk was ik mezelf moed aan het inspreken want die bandjes van het vliegtuig waren toch maar dun. Maar ik mocht dat als stoere waakhond niet laten merken.

En dan mochten we op de vlieger. Ik moest wal achteraan gaan zitten in de bagagehangmat. Snif. Straks bij de volgende vlucht wil ik iets beter hoor.

De deuren gingen dicht, de motoren maakt enorm veel lawaai, de remmen piepten, het vliegtuig schudde als een oud beest dat wakker wordt. En dan begon het hotsen en botsen. Als in de jeep maar anders. 

Na een twee minuten stopte het schudden. Waren we er al? 

Nee, we moesten ons keren.

Nog was het lawaai en botsen nog veel erger. Ik jankte een beetje en dan ... Werd het stil. Ik zweefde. Ik kon vliegen. Allez, het vliegtuig vloog.

Sandra had gezegd dat ik een klein uurtje braaf moest zijn maar na nog geen twintig minuten, wat gebeurde er dan? De motor maakte minder lawaai. Het vliegtuig kantelde.

We storten neer. Tussen de leeuwen en de tijgers. Paniek. Ik riep op Sandra. Maar in plaats was het plots een gehost en gebots nog erger dan daarnet. 

En dan was het gedaan. 

Waren we er al?

Blijkbaar niet. We waren geland op een andere airstrip. Veel groter. Met wel tien vliegtuigen die klaar stonden. Ik was voor niets bang geworden. Gelukkig had ik geen broek aan. Anders had ik een probleempje gehad.

Twintig minuutjes later herhaalde het verhaal zich. Maar nu wist ik wat het was en hoefde niet te waken. Ik had alle vertrouwen in de piloten. Ik ben een bereisde hond.

En van het gerond van zo'n vliegtuigmotor kan je heel goed slapen. Beter dan schaapjes of antilopen tellen.

Boink. Blink. Boink.

Ik schrok wakker. Wat gebeurde er?

Ach. We waren geland. En te horen aan het lawaai niet meer in de rimboe. Oef. 

We waren in arusha. Niet het grote vliegveld maar het kleine voor de kleine vliegtuigjes. Allemaal met een dik buikje. Vol met toeristen.

We mochten allemaal uitstappen want straks kregen we een nieuw vliegtuig. Misschien was dit al wel een beetje moe vandaag van al dat hotsen en botsen en landen en opstijgen.

We moesten dertig munten wachten. Tijd om een boompje te zoeken, te bedelen om een lekker beentje en op zoek te gaan naar loslopende katten. Ha. Ik voelde mij als een hond in Frankrijk.

En dan mochten we vertrekken. Ik stuurde Steven al op pad om toch een tof plaatsje te hebben vooraan in het vliegtuig. Zo kon ik tenminste eens iets zien uit de lucht. Op de eerste rij zou wel niet mogen want daar zitten normaliter de piloten.

We moesten nog even wachten op de piloten. Een was er al.

Hè?

De piloot vroeg aan een jong meisje of ze mee vooraan wou zitten!

Hoezo?

Was de tweede piloot ziek?

Wat als de piloot ziek wordt?

Mijn laatste uur was geslagen. 

Ik wou ook vooraan zitten.

Boehoehoe. 

Snif.

We mochten dan wel net achter de piloot zitten maar dat was toch niet het zelfde.

En ik had loebas en loebas nog niet verteld waar ik de lekkere beentjes verstopt had.

Boehoehoe.

Maar ik leek de enige die zich zorgen maakte. Dus zweeg ik maar.

En keek uit het raam.

Het vliegtuig begon al snel te bollen. Eerst nog voorrang geven aan een landend vliegtuig en we waren weg. Tot aan het einde van de startbaan.

Daar maakt hij een grote draai en we waren eindelijk echt weg. Naar de zon en het strand en de zee, de grote zee.

De vlieger was wel speciaal. In plaats van vele kleine en grote wijzerplaten zaten er drie tv's vooraan en wat knopjes. De piloot duwde op een knopje, draaide aan een wieltje, en de vlieger ging wat hoger of lager of naar links of naar rechts. Als vanzelf. Zelfs ik kan dat. Alleen ben ik te klein om over de rand van de cockpit te kijken.

Ik viel al rap in slaap. Alles was veilig.

Boink, boink, boink.

Ik schrok wakker. Wat gebeurde er?

Au, we waren alweer eens geland. Hoeveel stationnetjes zouden we nog doen vandaag?geen blijkbaar want we moesten allemaal uitstappen.

Het was heet. Heet. Heet. Heter dan in de brousse. Ik wou terug.

We sloften over de tarmac naar een ud gebouwtje. Maar toch niet te traag want er was net een grote vlieger geland en die zou ons wel eens kunnen overrijden.

In het gebouwtje moesten we nog wat papier invullen - ik kon weer eens ongemerkt binnen - nog een beetje bagage bijeenzoeken en we konden naar buiten. Daar stonden wel veertig chauffeurs ons op te wachten. Niet allemaal voor ons natuurlijk maar voor de toeristen op de grote vlieger. Zo'n VIP's zijn we nu ook weer niet.

Mohammed van Leopard Tours stond ons op te wachten en bracht ons naar een blinkende Japanner van Toyota. We gingen comfortabel reizen. Wat een verschil met de vorige dagen. 

Als eerste kennismaking was er een stukje van tweehonderd meter Afrikaanse massage. Dan waren het lange straten met typische Afrikaanse taferelen. Veel krotjes, veel telefoonwinkeltjes, gammele fietsen en dure Japanners. En zelfs af en toe nog een karretje met een magere koe ervoor. 

Na een tijdje was er gelukkig meer en meer groen. De chauffeur vertelde over de verschillende soorten fruit langs de weg. Het verschil tussen kleine en grote bananen - de grote moeten zij koken, de kleine eten ze zo. En dat er wel twintig soorten mango's zijn en groene appelsienen. En. En. En.

Het werd me een beetje teveel en deed dus maar een dutje.

En na een uurtje stopten we aan een grote bruine poort. Waar als het hotel? Een stuk achter de poort blijkbaar. Mooie witje huisjes en een groot zwembad en een nog grotere zee met wit strandzand. En wel vier restaurants. Ik ging hier zeker niet vermageren.

Maar nu ga ik slapie doen. Ik ben een beetje moe van al die vermoeiende dingen van de dag. Spijtig dat er geen olifanten zijn in de tuin.

Hoe zou het met loebas en loebas zijn. Ik mis ze wel weer.

Sloefie de woefie

Geen opmerkingen: