zaterdag 14 september 2013

Dag T05 – een stad in een park


Vandaag gaan we naar Banff, de stad en het park. Of beter de stad in het park. En Canmore, waar mijn hoteleke staat, profiteert daar hard van want in Banff (de stad) is er een bouwstop voor hotels en restaurants, opgelegd door Banff (het park). En dus komen de nieuwe hotels naar Canmore.

Maar genoeg economie voor de dag, de keuken van de Holiday Inn was gesloten wegens “last minute renovation” !?!?! Wat dat ook mag betekenen. En dus werd het een omwegje langs Starbucks zo hadden we dan toch een lekkere koffie in de maag.

En dan de snelweg op. Met wat vertragingsmanoeuvres zoals geen brug (nieuwe in de maak) of geen middenvangrail (verwijderd om dieren genmakkelijker te laten oversteken). En zo waren we in minder dan 20 minuten dan toch aan het eerste deel van Banff National Park, Lake Minnewanka.
Meteen na de afslag weten we al hoe laat het is. Door de overstromingen in juli is er een deel van de weg afgesloten. Ook een deel van de trails zijn afgesloten. Niet door overstromingen maar door een overagressieve beer in de buurt die toeristen de stuipen op het lijf jaagt. Ha. De bordjes eens omgekeerd.

Lake Minnewanka is een natuurlijk meer dat verhoogd werd door de bouw van een dam. Het levert vers water en stroom aan de stad Banff. Het is geen echt gletsjermeer en het is dus een van de weinige in de buurt die de typische blauwgroene kleur niet heeft.

De paden naar de kleinere meren in de buurt zijn wel open – geen beergevaar.

Na de lunch aan het Twin Jack meer, gaan we dan maar naar de stad zelf. En we houden het een beetje toeristisch. De hoofdstraat is in feite in groot openlucht winkelcentrum. Met vanalles dat continu in de solden staan. Maar daar stoppen we niet voor – dat mag trouwens niet, je mag enkel kort parkeren. We rijden dadelijk door naar de oorsprong van de stad Banff.

Toen de Canadian Pacific de spoorlijn naar Vancouver aanlegde, waren enkele arbeiders in hun vrije tijd op zoek gegaan naar goud. Maar in plaats van goud vonden ze een grot met warmwaterbronnen. En die bronnen brachten de CP ertoe om het Banff hotel te bouwen en ook de regering aan te zetten tot het creëren van het nationaal park. Op dit punt liepen de Canadezen zelfs voor op de Amerikanen. Die begonnen pas begin twintigste eeuw reclame te maken voor de nationale parken waar hun spoorlijnen langs of door liepen.

Maar het is vandaag veel te warm om in warmwaterbronnen te gaan zitten. We nemen wel de téléférique naar boven. Samen met de rest van de toeristen. Ik beland midden in een groep Fransen. En officieel mag dan alles in een nationaal park wel tweetalig zijn, het is tweetalig op zijn Zuid-Belgisch ... et pour les Francophones la même chose. Een aantal van de Fransen lopen dan ook een beetje verloren. En net als vier jaar geleden zijn veel van de werknemers niet Canadees maar Australisch ... tijdens de Australische winter kunnen die namelijk gemakkelijk in Canada werk vinden. En de Australische kennis van het Frans is natuurlijk niet enorm.

Maar uiteindelijk zit ik dan toch in een gondola op weg naar boven. Een van de dames is heel de weg naar boven hard aan het zagen over hoe ze lastig gevallen wordt door een van de andere medereizigers. Zij zijn de twee enige in hun groep die alleen reizen en de mijnheer vindt dat zij dan alles samen moeten doen. Die man heeft natuurlijk ongelijk maar daarom hoeft die mevrouw toch niet heel de weg naar boven te zagen.

Enfin, boven is het redelijk druk in en rond het restaurant. Wij hebben geen honger en nemen de trap naar beneden en dan naar boven naar het weerstation. Kwestie van iets rustiger te zitten. En we komen er zelfs een paar vogeltjes tegen. Eindelijk. Want sinds die zes beren in Waterton hebben we maar een paar eekhoorns te zien gekregen. Nu het seizoen op zijn einde loopt, zullen de dieren ook op vakantie zijn zeker?

Uiteindelijk komt de tijd om terug naar beneden te gaan. Een kwartiertje aanschuiven of drie kwartier te voet naar beneden? Het wordt het tweede. Het is lekker fris en stil in de bossen. Je hoort de vogels en eekhoorns wel maar ze verstoppen zich te goed tussen de bomen. In het tweede stuk kan je af en toe ook een zuchtje zwavelgeur opvangen. Van de warmwaterbronnen. Waar alles mee begon.

De tuut is vanbinnen kokend heet – het is buiten 27 graden. Dus met alle vensters open rijden we naar de andere kant van de Bow rivier, naar de achterkant van het grote hotel, om de watervallen te bekijken. Het wordt nogal wat klauterwerk want ook hier zijn de paadjes weggespoeld in juli. Het moet hier toch serieus geregend hebben in juli. Zelfs op de radio maakt het provinciebestuur reclame voor hun subsidieprogramma om te helpen bij de reconstructie.

Omdat we toch niet tot aan het water geraken, keren we ons karretje en gaan nog eens naar de andere oever, de toeristische. Het is al na vijf en de zon is snel aan het zakken achter de hoge bergen. De dagjestoeristen zijn dan al lang weg. Enkel de bedeleekhoorns zijn nog van de partij. Want die hebben altijd honger.

Straks terug naar Canmore. Twintig minuutjes als we ons niet haasten.

Tot morgen.

Dag T04 – ‘k Zag twee beren broodjes smeren ...

Vandaag doen we terug een grote trek naar het noorden maar er is toch genoeg tijd om een wandeling met de voeten of de auto te doen.

Veel faciliteiten zijn er niet in Waterton dorp. En ik heb geen zin om aan het enige koffie-cafe te gaan aanschuiven, dus wordt het vandaag een ontbijt met crackers en kaas. Dat smaakt ook.
Buiten blijft het lang donker en stil. Pas tegen 8 uur begint het licht te worden. Enkel de vuilniskar is vroeg op blijkbaar.

Na het ontbijt is het inpakken en wegwezen geblazen. Tommeke is nog altijd het spoor een beetje bijster. Het lijkt wel of Tomtom een willekeurige selectie van lijntjes bij elkaar gegooid heeft want van de dorpstraten klopt er geen enkele.

Ik parkeer mijn tuut in de kleine haven. Haven? In de bergen? Tochwel. Want ook hier ligt er een groot bergmeer – het Waterton Lake, of wat dacht je. Wat het nog meer speciaal maakt: de zuidelijke punt van het meer ligt in de Verenigde Staten. Als je wil kan je hier dus een cruise van een uurtje doen naar de VS. De eindbestemming is trouwens enkels via boot vanuit Canada bereikbaar – of via smalle bergwegels te voet of te paard.

Het haventje wordt letterlijk en figuurlijk gedomineerd door het Prince of Wales hotel. Dat is begin twintigste eeuw gebouwd door een van de spoorwegmaatschappijen als tegenhanger van de lodges in het Amerikaanse Glacier park. Het is gebouwd bovenop de eindmorene van de Watertongletsjer. Een morene is een heuvel gevormd met zand en stenen die een gletsjer voor zich uit schuift. Wanneer een gletsjer zich begint terug te trekken, blijft de morene achter op het uiterste van de gletsjer. De morene vormt tegelijkertijd ook een natuurlijke dam die het water in het meer houdt. Naast het hotel is er een smalle sleuf langs waar de Waterton rivier door deze dam kan stromen.

Het uitzicht vanaf het terras is echt prachtig want het Watertonmeer begint letterlijk onder je voeten en loopt bijna twintig kilometer ver kaarsrecht voor je. Een beetje te vergelijken met het Lake Louise. Alleen is daar het meer veel korter en met een gletsjer als uitzicht, terwijl hier de drieduizenders aan de Amerikaanse kant de achtergrond vormen.

We blijven nog wat kijken naar het vertrek van de internationale cruiseboten. Er is wat vertraging want de douane- en immigratiebeambten zijn te laat. Een beetje gek maar alles moet officieel gebeuren en dus moet je op deze korte trip toch een paspoort mee hebben en je I-94W.

Wij nemen geen bootje. We gaan eerst eens kijken in het Visitor Center en dan willen we een wandeling doen naar een van de kleinere meertjes. Het Visitor Center is naar Amerikaanse maten klein. Je kan er een kaart van het park krijgen, wat wijze raad en zelfs een simpele stempel voor in je parkenpaspoort. Maar er is geen winkeltje of zo. Wat wel grappig is, alles is tweetalig Engels/Frans en de gidsen doen ook hun best om Frans te spreken. Maar tegen een Fransman die “a la mitraillette” Frans spreekt kunnen ze toch niet op. Het VC heeft ook slecht nieuws. Door de overstromingen in juli is een deel van de paden en wegen beschadigd en mijn geplande wandeling gaat niet door want de weg is afgesloten door wegenwerken.

Dus wordt het de tweede keus – de Red Canyon.

De rit is zo’n tien kilometer langs. Eerst gaat het over kleine heuveltjes bedekt met prairiegras. Na de lange zomer ziet het er eerder geel dan groen uit. Veel dieren zijn er dan ook niet te verwachten. Die zitten een beetje hoger waar het gras nog groen en sappig is. Na enkele kilometers gaat de prairie bruusk over in een V-vormige vallei. Dit is in feite het unieke aan Waterton. Op de meeste plaatsen gaat de overgang van vlak naar bergen heel geleidelijk maar in dit deel van de Rockies lijken de bergen zo uit de vlakte op te stijgen.

Na een zestal kilometer is er plots chaos op de weg. Auto’s staan kris kras over de weg. Mensen staan langs de rand van de weg te kijken naar iets beneden. Neen, er is geen auto de dieperik ingereden maar er is wel ... een beer. Een rosse. En hij is zich te goed aan het doen aan wat struiken. De beer heeft wel een van de gevaarlijkere stukjes van de weg gekozen, langs een diepe afgrond. Gelukkig is er geen Ranger om de toeristen te wijzen op hun dom gedrag. En dus stoppen we ergens achter de autochaos en wandelen terug om toch ook wat foto’s te nemen van de koning van de bergen. Na een tijdje is de beer het beu en verschuilt hij zich in de diepere struiken. En zo lost de autochaos zich snel op want er is toch niets meer te zien.


We rijden verder tot aan het eindpunt, de Red Canyon. Die heeft zijn naam niet gestolen want die bestaat echt uit bordeauxrode rotsen. Op het eindpunt zijn een paar kleine, gemakkelijke wandelingen. We kiezen deze naar een kleine waterval in de buurt. Het pad loopt na een eerste helling redelijk vlak. De parkdienst heeft een aantal mooie uitzichtpunten gebouwd met boomstammen. De laatste hangt net naast de kleine waterval.

Ik ben halverwege de trap wanneer er plots een schreeuw boven klinkt. Een mevrouw komt de trap afgestormd. Op een 15 meter van haar is er plots een zwarte beer uit het struikgewas opgedoken, net boven de waterval. En die wil het riviertje stroomopwaarts oversteken. Dus gaan we allebei snel terug naar het uitkijkplatform. Maar de beer is sneller dan wij. Ik kan nog net een fotooke maken wanneer hij de helling alweer opklautert. Van de andere toeristen boven ons had niemand iets gezien. Hèhè. Dat was dus beer nummer twee. Waar is het brood en de boter gebleven?

Ik geniet eerst nog wat van het zonnetje en dan is het terug naar de tuut. Tijd voor wat crackers met kaas of een worstje.

Na de lunch is het tijd om te beginnen bollen. Ik wil nog langs de buffalos langs en Tommeke verwacht dat ik bijna 6 uur ga doen over de rit naar Banff.

Maar halverwege is de weg alweer geblokkeerd door een chaos van auto’s. En nu is er geen doorkomen aan. Nu zit een zwarte berin met haar twee jongen op een helling boven de weg te eten. En daar moet iedereen natuurlijk fotokes van hebben. De een of andere Aziatische toerist heeft het niet helemaal door en probeert toch door de auto’s te breken. Tot hij door heeft wat er aan de hand is en dan zelf de weg volledig blokkeert om toch ook foto’s of video’s te nemen. Na een vijf minuten lost de file zich op en kunnen we voort naar het noorden.


Maar eerst nog de Buffalo. Uniek in Canada zegt het boekje. En je kan met je auto tussen de bizons rijden. Alleen de bizons zijn vandaag niet van plan om kunstjes uit te voeren. Ze zitten niet in de grote prairie maar in een klein afgesloten gebied aan een kleine waterplas. Een beetje zoals in een te klein safaripark. Echt niet te vergelijken met bijv. Yellowstone. Een beetje spijtig.

Maar niet getreurd. Het wordt tijd om een beetje gas te geven. Over de 450 kilometer naar Banff/Canmore is niet veel te melden. De wegen zijn goed onderhouden. Je mag er 100 rijden maar doe je dat, dan wordt je continue voorbijgestoken. Veel snelheidscontroles zullen ze hier op de buiten wel niet hebben. Het is trouwens heel wat drukker dan op zondagochtend. Ik heb trouwens gekozen voor een andere weg dan zondag. Zo blijf ik uit Calgary en zijn files. Maar de weg gaat wat meer op en neer en links en rechts. Tommeke doet zijn best om de tijd te “verkorten” maar hij kiest dan meestal voor smalle wegeltjes of wegen door indianenreservaten. De kwaliteit van de Tomtom kaarten voor dit deel van Canada is gewoon slecht, zoals we ook al eens mochten ondervinden in Washington State en Noord-Californie. Maar uiteindelijk komen we er toch en met meer dan een uur voorsprong op de oorspronkelijke schatting van Tommeke. Tijd om wat uit te rusten.

Tot morgen.

donderdag 12 september 2013

Dag T03 – Een bergpas heeft twee kanten

Waar waren we alweer gebleven? O ja. Bij Tommeke die de weg kwijt was en een hotel te midden van een bouwwerf. Net als bij de eerste nacht had de weerman in de hemel andere plannen dan de weermannen op de grond. Het werd een combinatie van regen, hagel en wind. Nog geen sneeuw.

Maar de volgende ochtend is er geen vuiltje aan de lucht. De oprit van het hotel is dan wel een reuzelmodderpoel geworden maar de zon doet al zijn best om de rest te laten opdrogen.
Vandaag is het alweer Holiday Inn Express ontbijt. Spijtig genoeg zonder pannenkoeken. Out of order. Kapot dus. Snif.

En zijn we vandaag alweer om 6 uur opgestaan? Ongeveer toch. Daar zorgden de buren wel voor. Niet de kamer links of rechts. Maar de achterburen. Het is nog niet eens halfzeven en een klein legertje bulldozers en trucks davert over het opgehoogd stuk land achter het hotel. Zo kan je ook een wekker uitsparen natuurlijk.

Ondertussen is er wel een computerprobleem opgedoken. De batterijen van de laptop zijn bijna leeg maar de pinnen van de stroomstekker zijn te dik voor de universele stekker. Wat nu gedaan? Geen paniek. Er is een Wal-Mart de overkant van de weg en er is een Office Depot in het centrum. En de Wal-Mart is dag en nacht open. Het eenvoudigste is om een Amerikaanse stroomkabel te vinden. Dat is veiliger en makkelijker weg te steken. Dus hop naar de overkant van de straat. Maar pech. Nee, Wal-Mart is niet dicht maar heeft geen stroomkabels, wel alle andere mogelijke soorten kabels, zelfs seriële. Dus dan maar hopen dat de universele stekker van Wal-Mart wel voor dikke pinnen gemaakt is.

Er zit niets anders op dan de auto om te bouwen tot een kleine elektriciteitscentrale. Van 12 Volt naar 120 Volt dan de universele stekker dan de gewone stekker en dan ... blauw licht. De Dell lader lust de stroom en de notebook kan eindelijk opladen. Oef.

Genoeg tijd verloren aan IT problemen. Nu Tommeke eindelijk weet waar hij is, komt hij met een alternatieve route op de proppen. En die klopt voor de verandering eens. Dat de weg 10 kilometer verder afgesloten is wegens een dubbel camperongeval, kan hij natuurlijk niet weten.

Enfin, na een klein uurtje rijden staan we terug aan het klein barakje in West Glacier waar het Visitor Center gehuisvest is. Hier doet de zon zijn best om door de wolken te boren en Lake McDonald ziet er heel wat beter uit dan gisteren. Maar hogerop de vallei ziet het er nog altijd even woest en nat uit als gisteren. Dat ziet er niet goed uit.

Maar niet getreurd, we moeten sowieso over de Logan pas op weg naar ons volgend bed. Het is dan wel maandag maar er zijn blijkbaar toch veel toeristen op weg. Bij de eerste wandeling staan niet alleen de parkings maar ook de weg vol. De rangers zijn het zo te zien beu en sturen iedereen door. De wolken in.

Nu. Eerlijk is eerlijk. De wolken doen ook hun best om over de bergen te raken. Maar de wereld blijft grijs en vochtig. In de Big Bend, letterlijk de grote bocht, hangen de wolken net boven je hoofd. Tijd om een de lunchbox open te doen en te genieten van het uitzicht. Bij 9 graden.

En er gaat het gerucht dat achter de bergen de zon schijnt. Er zit dan toch niets anders op om de laatste mistige kilometer naar de top te doen. We laten een file voor. Waarom gehaast zijn? Na enkele honderden meters zijn we alweer in een Mont Ventoux-wereld. Het zicht is nog minder dan gisteren. En boven op de pas is het zelfs niet de moeite om uit te stappen. Maar verderop lijkt er wel licht te schijnen aan het einde van de spreekwoordelijke tunnel.

En ja hoor. Nog geen kilometer verder zijn de wolken opgelost als ... sneeuw voor de zon. Want zon is er hier, en veel. De oostkant van de pas lijkt wel op een andere planeet te liggen. Dat is het Glacier NP zoals het in de boekskes staat. Wie eindelijk over de pas geraakt is, stopt aan de eerste de beste parkeergelegenheid om van het uitzicht te kunnen genieten.


Vanaf nu doen we het wat rustiger aan. We moeten ook wel want de bordjes over wegenwerken duiken ook op en het is maandag werkdag. Dus zijn de mannetjes en vrouwtjes met hum vlaggen terug om het verkeer over de eenvaksbanen te leiden.

Het wordt ook een beetje zoeken naar een wandeling nu het wat warmer is. Maar dat is niet makkelijk want verschillende van de paden zijn niet open wegens de zondvloed van eind juni. Dat zal trouwens ook in Alberta het geval zijn. Maar uiteindelijk kan ik toch stoppen voor de wandeling naar St-Mary Falls, de waterval aan de top van het St Mary Lake, het grootste meer in het oostelijk deel van het park. Ik laat mijn auto achter op een smalle strip naast de weg en wandel een stuk langs de weg tot aan de bushalte – enkel tijdens de zomermaanden in gebruik. En dan gaat het vlot naar beneden tot op het continental divide trail, letterlijk het waterscheidingpad, een van de langere treks in de VS. De bewegwijzering is wel een beetje raar. Aan een splitsing zijn maar twee van de drie paden aangeduid. En ik kies natuurlijk het verkeerde. Maar daardoor zie ik wel een Moose die zoals Aphrodite zich in het water aan het baden is. Blijkbaar zijn de meren wel uitgestrekt maar ondiep.


Er zit dan niets anders op dan om te keren en de juiste afslag te kiezen. Geen paniek, het was maar een paar honderd meter verkeerd. We komen hier ook wat meer volk tegen. Dat zit dus wel snor. Na nog enkele halfbewegwijzerde splitsingen komen we dan toch aan de juiste plaats. De St Mary rivier spuit met veel lawaai door een nauwe opening in de bergwand. En aan water is geen gebrek dankzij de regen van de laatste dagen.

De kloof met de waterval ligt wel volledig in de schaduw en dan voel je dat het hier in feite toch al redelijk fris is. Dus na een vijf minuutjes keren we terug naar de tuut langs een andere weg. Tijd om voort te maken. Want we moeten voor 6 uur de grens met Canada passeren. Anders wordt het 50 kilometer rondrijden.

De weg naar Waterton loopt eerst nog langs een tweede langwerpig meer en dan slingert het omhoog door de voetheuvels van de Rockies. Maar het is wel opletten geblazen. Zowel buiten als binnen het park is het “open range” – de weg loopt dwars door de weiden met koeien. En die durven voor het gemak al eens de weg nemen ipv het veld.

Aan de grens is het filestaan. Er is maar een kotteke met een controleur. Na een tien minuten is het mijn beurt. Enkele routinevragen - Wapens? Drugs? Geld? – en we kunnen verder. Aan de Canadese kant is het land wat vlakker en lijken de bergen letterlijk uit de valleibodem op te rijzen. En het is hier stil en rustig vergeleken met de Amerikaanse kant.

Nog twintig kilometer te rijden maar eerst moeten we nog door de Parkpoort. Blijkbaar moet je nu ook in Canada betalen om in een park te komen. Met mijn negen dagen in 4 parken is het kantje boord tussen een jaarabonnement of telkens dagtickets kopen. We zullen dan maar een jaarabo nemen. Je weet maar nooit.

Het Visitor center is al gesloten en dus blijft er niets anders over dan het hotel te vinden. Tommeke blijft stil want in dit stukje van Canada kent hij vooral StraatZonderNaam als straat.

woensdag 11 september 2013

Dag T02 – 50 smaken water

Het verhaal van zaterdag was in feite nog niet echt af. De weerman in de hemel had namelijk besloten wat voor weer het ’s nachts zou worden. Nat, heel nat. Gelukkig was ik al aan het slapen.

Vandaag ging de wekker niet af om kwart naar drie, maar om zes. Zes uur? Zo vroeg? Op verlof? Van lotje getikt? Niet helemaal. Om te beginnen we verblijven in een Holiday Inn Express, gekend om zijn no-nonsens ontbijt, beschikbaar van 6u30 tot 10u. Met een beetje geluk hebben ze hier ook een lekkere-pannekoeken machine. Op een half uurtje zijn we klaar met douchen en inpakken, klaar voor ontbijt.

Ten tweede, vandaag is de langste rit van het verlof. Van Calgary recht naar het zuiden, over de grens met de VS, door een nationaal park, tot in de eerste grotere stad in Montana. Zo’n 450 km of een dikke vijf uur rijden. Dus eerst het ontbijt. Ik was niet alleen om halfzeven. Twee jagers waren al druk bezig om hun dikke buiken nog wat dikker te maken. Het pannenkoekenmachientje was duidelijk al opgewarmd. Ikzelf hield het wat meer beperkt. Een pannenkoek of twee, een omelet met kaas en wat ontbijtworstjes. Enkel de koffie was ... Amerikaans. Zelfs de European Flavour. Heet en slap. Best doorspoelen met een flesje water.

Over water gesproken. Buiten was het al een uurtje gestopt met regenen. De regenwolken waren verdwenen naar het oosten. Maar ze zijn vervangen door extreem laaghangende wolken. Mist dus. Lichte. Want de zon is al gaten aan het boren. Tommeke is warmgedraaid. Maar ik heb hem vandaag niet veel nodig. Want de route is heel makkelijk. Er is maar een weg naar het zuiden – Highway 2 South – en er is maar een weg door het park – Going to the Sun Road. Enkel op het laatste stukje moet hij de weg kennen.

Het is zondagochtend en het merendeel van de Canadezen slaapt ook blijkbaar uit. Samen met enkele andere vroege vogels heb ik tot 4 rijvakken. De weg noemt de Deerfoottrail. En ze lijken de snelweg aangelegd te hebben op het originele trapperspad. Want de weg kronkelt van heuveltje naar heuveltje. Met al het gekronkel lijkt ook de mist verdwenen. Links en rechts hangen er wel nog slierten als rook in diepere rivierdalen maar het zonnetje doet wel goed. Maar de vreugde duurt niet lang. Enkele kilometers in de vrije natuur is het goed mis. Of eerder mist. Van de dikke soort. Erwtensoep soort. Te dik voor dit ochtendzonnetje. En de auto’s hebben hier geen mistlicht. Laat staan dat ze een beetje trager rijden.

Na een half uurtje verdwijnt de erwtensoep dan toch. De zon schijnt of er geen vuiltje aan de lucht is. Maar je mag niet teveel naar links of rechts kijken, want daar hangt er nog altijd mist. Deel 2
 
Na een kleine 200 kilometer komt er een einde aan de snelweg. In feite zijn we sinds Calgary maar een groter en een kleiner dorp tegengekomen – de laatste inclusief een Lancaster Museum met allerlei bommenwerpers. Met andere woorden, ze hebben hier nog veel plaats in Alberta.

Vanaf MacLeod – het derde dorp van vandaag – gaat een gewone tweebaansweg pal zuid. Gelukkig mag je op deze wegen wat sneller dan 70 km/u. Binnen een uur moeten we aan de grens staan. Op deze weg is er bijna geen leven meer te zien trouwens. Ook geen zon meer. De ruitenwissers mogen terug in de stand “mist” want het is stilaan beginnen motregenen. Meer naar het zuiden, over de grens, is er toch hoop – lees zon. Langs rechts komen kilometer na kilometer de Rockies dichterbij. Die zijn wel gehuld in donkere regenwolken. Straks gaan we over de kam van Rockies. Dat belooft. Af en toe lijkt het wel of er in een van de wolken een grote, solitaire berg zit. En net voor de grens laat hij zich ook zien. De Chief of the Mountain lijkt wel de kern van oude vulkaan te zijn qua vorm.


De grensformaliteiten zijn veel sneller en vriendelijker afgehandeld dan op de meeste vliegvelden. Ik mag wel 6 dollar betalen voor een groen vodje waarop staat dat ik de VS 3 maand binnen mag. Dat ik al een ESTA betaald heb, telt blijkbaar niet.

Na twintig mijlen Montana, kan ik eindelijk rechts af naar het eerste park. En zelfs hier kennen ze files. Met tien auto’s staan we aan te schuiven voor een toegangskaartje tot Glacier National Park. Dadelijk maar het visitor center bezocht. Voor een van de grotere nationale parken, is dit nogal klein. De NPS dagstempel is verscholen in een klein hoekje. De voorraad T-shirts is beperkt tot een model met lange mouwen. Niet treuzelen dus maar rijden. Het weer is twijfelaar. De zon komt er af en toe door maar tegelijkertijd valt er af en toe wat motregen. Het eerste stuk van de weg loopt langs een langwerpig gletsjermeer – het park heeft er tientallen. Het fotoblauw water is wel tijdelijk vervangen door grijs schuimend water. En de naaldbossen aan de overkant van het meer zijn grijs ipv groen. Slachtoffers van een blikseminslag en dagenlange brand.

Vanaf een van de parkings heb je ’s zomers een mooi zicht op de drievoudige waterscheiding. Vanaf daar kan het water naar drie verschillende oceanen stromen – de Arctische, de Atlantische en de Stille oceaan. Maar vandaag is het eerder het punt waar onweerswolken van drie verschillende kanten met elkaar in botsing komen. Het Road Closed bordje – een traditie vanaf onze eerste VS-reis – is ook van de partij. Gelukkig is de weg enkel ’s nachts dicht voor werken.

Niet echt een traditie, maar wel heel hard aanwezig, zijn de regenwolken. Eens de weg wegdraait van het meer is het weer om zeep. Je ziet de regenwolken zo over de Loganpas in de verte stromen. En dat deel van de route is net het mooiste van het hele park. Pech. Hopelijk morgen beter. De weg is dan wel niet afgesloten maar op veel plaatsen is er ook geen asfalt meer. De auto’s zien er uit alsof ze aan modderworstelen hebben gedaan. De laatste kilometers naar de top van de pas is het zicht minder dan 100 meter. De temperatuur valt terug tot onder de 5 graden. Snif. Hopelijk morgen beter.

Het visitor center op de pas is open maar om de een of andere reden voel je je er niet echt welkom. Het is er koud en vochtig en net als het eerste met weinig informatie of animo. Toch alweer een NPS dagstempel gevonden. Maar voor de rest, wegwezen. Uitzonderlijk. Je hebt hier normaliter een prachtig zicht over de oostelijke vallei maar nu is het zicht 5 meter en erwtensoep. Hopelijk morgen beter. De westelijke kant van de pas, doet een beetje denken aan de laatste kilometers van de Mont Ventoux. De weg hangt letterlijk langs de wand van de berg. Het is ondertussen al ver voorbij middag. En ik stop op een parking waar geen wolken hangen. Rondom zie je wolken traag maar zeker uit het dal naar boven kruipen. In feite wel een mooi zicht, zolang je binnen blijft in een warme auto. Na een kwartier is het zicht volledig opgegeten door de oprukkende wolken. Auto’s duiken op uit de mist en verdwijnen terug. Sommige hebben hun grote lichten aan of rijden met hun knipperlichten. Bij gebrek aan mistlichten.




Verder naar beneden dus. De ruitenwissers mogen op continu. De weg daalt continu en de mooie bergzichten voel je wel maar zien kan je niet. Stoppen onderweg heeft ook geen zin. Eindelijk beneden blijft enkel de regen over. De weg loopt langs alweer een lang gletsjermeer maar alles is nat en grijs en dus rijden we door tot aan het derde visitor center. Dat is maar een kleine berghut maar toch is men er in geslaagd om hier meer te tonen of te verkopen dan de twee grotere betonnen mastodonten. Een snelle foto van het meer tussen twee buien door en dan zit er niets anders op dan het hotel te gaan opzoeken. Dat is nog zo’n 45 kilometer verder. Alleen weet Tommeke niet zo goed waar hij heen moet. Hij kent het adres namelijk niet. Ai. Ik zal hem een beetje moeten helpen, vrees ik.

Een keer buiten het park – en uit de bergen – is de regen snel verdwenen. Her en der zie je wel nog slierten wolken hangen maar de weg is droog. En we zijn in Montana. Waar ze lak hebben aan federale regels. Hier mag je dus 70 mijl (meer dan 110 km/u) rijden op een gewone tweebaansweg. Dat schiet op. Eindelijk in Kalispell – de slaapplaats voor vannacht – wordt het een beetje zoeken. Ik weet dat het hotel een paar kilometers ten noorden van de stad ligt op de US 93. En dan wordt het gokken. Na enkele kilometers kom ik aan een grote bouwwerf – geen asfalt meer, overal bulldozers. Maar links staat wel een Starbucks. Naast lekkere koffie hebben ze daar ook ... gratis internet. Kunnen we de juiste plaats opzoeken van het hotel. Niet moeilijk. 500 meter verder langs een weg die in feite nog moet aangelegd worden. Maakt niet uit. Een beetje modder meer of minder.

Hopelijk wordt het morgen beter.
 

dinsdag 10 september 2013

Dag T01 - Please proceed immediately to gate 123



Kwart na drie. Radio 2 probeert me wakker te krijgen met een of ander oudje uit de jaren 70.
Het is eindelijk zover. Na een lange winter – het sneeuwde zowat to in mei – en een droge zomer – behalve de dagen dat het goot en enkele van onze achterbuurbomen een finale knak kregen – komt eindelijk september met zijn ochtendfiles, vallende bladeren en Oracle World. Tijd dus om terug eens de plas over te steken naar het land van oom Sam en POTUS Barack.

En dit jaar is het in drie schijfjes. Kwestie van elk jaar toch eens iets anders te doen. Eerst een stukje Canada met een kleine uitschuiver naar Montana voor Steven. Dan zonnig zuidelijk Californie waar we bij de beesten en de artiesten op bezoek gaan. En tenslotte een weekje Larrie Ellison en Oracle voor Sandra en een week Yosemite voor Steven.

Maar om kwart na drie ’s ochtends zijn dat niet de eerste ideeën. Het is eerder een kwestie van fris gewassen en geschoren en gekleed te raken zodat de chauffeur niet te vroeg opgestaan is. Radio 2 is daar misschien niet het meest voor de hand liggende station voor maar de buren hoeven niet mee op te staan.

Tegen vier uur is de taxi gevuld. Sandra is klaar wakker en Sloefie is alweer in slaap gevallen. En dus wordt het bollen naar Zaventem. Voor een keer zijn wij wakker voor onze overburen. De vroegmarkt is pas binnen een uurtje. Ook op de A12 is het uitgestorven, het is nog te vroeg om van de Carré terug te keren waarschijnlijk. Als de ring al wat drukker is, dan komt de verrassing na de afrit van de luchthaven. FILE!!! Wel meer dan duizend wielen.

Nadeel van de vroege vlucht naar Amsterdam is dat je quasi op het zelfde moment vertrekt als vele charters naar de warmte. En dus is het aanschuiven over zo’n anderhalve kilometer. En bijna niemand wil in de parking staan. En dus kan Sandra ook naar haar verse Starbucks koffie fluiten, want de politie jaagt auto’s met lege koffers weg. Een laatste knuffel en dan wordt het zoeken naar de dames van KLM en Delta. Rij 7A moeten we zijn. Maar helaas, geen menselijk contact toegelaten. Wie in economie zit, moet zich behelpen met een instapcomputer. En die verslikt zich in mijn ticketten. Die zijn namelijk van Delta maar in werkelijkheid zijn de vluchten door KLM. Bij de ene vindt ie de vluchten niet, bij de andere de reservering. Maar geen paniek, de weggesaneerde dames staan nu naast de instapcomputers en uiteindelijk lukt het wel. De bagage mag nog altijd door mensen afgehandeld worden. Net 20 kilo, dus nog plaats voor 5 pond souvenirs.

Nu alles klaar is, is er tijd voor een eerste voorbereiding op 3 weken Amerika ... een Starbucks koffie natuurlijk. We hebben nog alle tijd, dus we kunnen die eerst wat laten afkoelen.

Na een tijdje is de koffie koud en op, het begint dan toch te kriebelen. Op naar de security. Dat wordt weer een verkleedpartij. Voor doorgang B staat een ellenlange file mensen aan te schuiven. Gelukkig is die niet voor mij. A is voor Schengenlanden, B voor de rest van de –charter– wereld. De politiecontrole is hier ook al weggesaneerd. Enkel een boardingpass is nodig om door te gaan.

Voor de verandering ben ik van de eerste keer door de security geraakt. Mijn fotorugzak gaat wel een paar keer heen en weer door het röntgenapparaat. Teveel metaal op een hoopje.

Nu is het nog een kwartiertje wachten tot het boarden. En er zijn nogal wat kandidaten om mee te vliegen. Dat wordt een vol busje naar Amsterdam.

Netjes op tijd mogen de mensen van business class als eerste door de slurf naar het Fokker. Dan de priorityclub. De mevrouw aan de toegang controleert streng, even wachten dus alvorens we meeglippen.

De vlucht naar Amsterdam staat in feite langer op de grond dan dat je effectief vliegt. Een kort dutje en we landen midden tussen de koeien op Schiphol. Niet dat we ons moeten haasten. De Cityhoppers laden hun passagiers af midden op de tarmac. Maar er is het een en het ander misgelopen. Op de parkeerplaats van het vliegtuig staat een verloren roltrap verkeerd geparkeerd. Even geduld beste mensen. Na vijf minuutjes kunnen we eindelijk parkeren maar dan ... is er iets fout met de bus. Die is er niet. Verkeerd besteld? De persoon naast mij begint zenuwachtig te worden want ze heeft maar een uurtje om over te stappen. Niets aan te doen. Busje komt zo.

Perfect op het verwachte uur staan we dan toch in de aankomsthal. Ik hoef me niet te haasten want de vlucht naar Calgary begint pas binnen 4 uur in te schepen. We hebben genoeg tijd om bijv. het Rijksmuseum te bezoeken of het Holland Casino of het Bolswinkeltje of ... Maar eerst is het tijd voor het ontbijt. En omdat we toch 3 weken naar Amerika gaan ... neen geen Starbucks maar een McDonals ontbijt. Een Bacon en Egg McMuffin en croissant en hete koffie. Oeramerikaans.

Na dit viersterrenontbijt is het tijd om wat winkeltjes af te lopen. Veel kijkers, weinig kopers. Alhoewel, in de elektronicawinkel staat iemand toch een grote Apple portable te kopen. Ze bestaan dus toch, de kopers van taxfree computers.

Ik kruip met nog een koffie en een dik Duits magazine in een ruime zetel. Om me twee uur mee zoet te houden.

Mister Jaap Huppeldepup, please proceed immediately to gate 123. You are delaying the flight.

Elke twee tot drie minuten schalde dit bericht door de luidsprekers. Iemand was te laat bij de gate. En met een duivels Calvinistisch genoegen werd er aan toegevoegd: “Your luggage will be removed from the flight”. En naar je bagage kan je ook fluiten, met andere woorden.

Rond halftwaalf zou de boarding beginnen – ttz de security check – dus tegen elf uur begin ik aan de “lange” wandeling naar de gate. Daar heeft men net een vlucht van Delta afgehandeld. Tijd dus om nog wat Duits te verteren.

Na een tijdje komen er allerlei lichtblauwe dames en heren aan. Eindelijk. De check-in kan beginnen. Ik sta tussen een groepje Indonesiërs aan te schuiven voor de paspoortcontrole. Die worden er uitgehaald voor een bijkomende controle op visa, arbeidsvergunning enzovoort. Ik mag dadelijk door naar de uitkleedpartij. Alle metaal, computers, enz. moeten open en bloot op de tafel. Zelfs een zakdoek kan gevaarlijk zijn. Na een scan op lijfgeuren en andere chemische gevaren, kan ik door. Tussen mijn spullen vind ik een witte notebook terug. Een overijverige nieuweling had die al apart gelegd. Maar de eigenaar stond nog aan de andere kant van de scanner, niet echt veilig dus.

Gelukkig staan aan het einde van de tweede wachtkamer de deuren al open. Boarding zou dadelijk beginnen. Naar gewoonte eerst business class natuurlijk en mensen met rolstoel of kinderwagen. En dan mocht ook Priority club aanboord. Ik heb nog altijd een oude Silver kaart van Delta. De enkele dame aan de doorgang is een beetje overstelpt door de toestroom. En dus glippen we mee met de rest van de Frequent Flyer. Zo zijn we zeker dat we genoeg plaats hebben voor onze kleine fotorugzak.

Iedereen geraakt verbazend vlot aan boord. Alleen duurt het nog even omdat een aantal mensen hun aansluitende vlucht missen en dan moet je wachten tot het officieel vertrekuur natuurlijk.

De vlucht was er een van dertien in een dozijn. Goed nieuws. Delta kan eindelijk toch aan KLM melden dat ik een diabetesmaaltijd wens. Dat is de eerste keer in vijf vluchten. Jipie.

Calgary geeft ons dadelijk een selectie van het lokale weer: regen, zon, wind. Kies maar.

Na een lange wandeling rond de luchthaven, staan we eindelijk aan de immigratie. Ze apen hier wel een beetje de Amerikanen na. Maar de beambten zijn heel wat vriendelijker. En 1,2,3 kan ik op zoek naar de verhuurwagens.

Alamo heeft een probleempje. Ze hebben mijn wagen niet. Ik heb een kleine 4x4 besteld. Een IFAR. Een van de andere mensen maakt de opmerking dat ze die in Calgary al meer dan een jaar niet meer hebben. Dus wordt het een SFAR. Een Jeep Grand Cherokee. Klinkt tof. Zal ook wel wat meer verbruiken.

Dan blijft nu de laatste uitdaging: naar het hotel geraken. En dat gaat niet zo vlot want ongeveer alle wegen rondde luchthaven zijn opgebroken en de korte weg naar het hotel is gewoon weggegraven. Dat wordt heel wat kilometers rondrijden en een paar keer stoppen of we nog juist zijn. Mijn Tommeke begint wat oud te worden blijkbaar.

Nu vroeg gaan slapen. Morgen staat een lange rit naar de VS op het schema.

woensdag 30 januari 2013

Winterslaap

Hallo,

Het is al een tijdje geleden dat Sloefie nog eens in zijn pen geklommen is. Hij is het schrijven een beetje verleerd zegt hij en dus post ik dit berichtje voor hem ...


Dag allemaal. Neen hoor, ik ben niet in winterslaap. Mijn baasjes daarentegen ... Die zijn dan toch uit hun fotowinterslaap geraakt.

De eerste foto's dus van mijn herfstverlof. Sandra ging naar het jaarlijkse orakel van Elison. Dat is altijd een goede uitvlucht om wat wild wild en natuur te gaan bezoeken.

En of ik wild gezien heb! Neushorens en tijgers en jachtluipaarden en giraffen en en en .... pff

Hopelijk werkt Steven wat door en krijgen jullie die nog deze week te zien.

Vandaag al wat fotokes van het grote aquarium in San Diego. En om te bewijzen dat ik niet de enige snoezige knuffel ben op de wereld, heb ik een fotootje gekozen van een hele grote ijsbeerfamilie.

Meer fototjes vind je hier.

Veel kijkplezier.

Sloefie