Maar de volgende ochtend is er geen vuiltje aan de lucht. De
oprit van het hotel is dan wel een reuzelmodderpoel geworden maar de zon doet
al zijn best om de rest te laten opdrogen.
Vandaag is het alweer Holiday Inn Express ontbijt. Spijtig
genoeg zonder pannenkoeken. Out of order. Kapot dus. Snif.
En zijn we vandaag alweer om 6 uur opgestaan? Ongeveer toch.
Daar zorgden de buren wel voor. Niet de kamer links of rechts. Maar de
achterburen. Het is nog niet eens halfzeven en een klein legertje bulldozers en
trucks davert over het opgehoogd stuk land achter het hotel. Zo kan je ook een
wekker uitsparen natuurlijk.
Ondertussen is er wel een computerprobleem opgedoken. De
batterijen van de laptop zijn bijna leeg maar de pinnen van de stroomstekker
zijn te dik voor de universele stekker. Wat nu gedaan? Geen paniek. Er is een Wal-Mart
de overkant van de weg en er is een Office Depot in het centrum. En de Wal-Mart
is dag en nacht open. Het eenvoudigste is om een Amerikaanse stroomkabel te
vinden. Dat is veiliger en makkelijker weg te steken. Dus hop naar de overkant
van de straat. Maar pech. Nee, Wal-Mart is niet dicht maar heeft geen
stroomkabels, wel alle andere mogelijke soorten kabels, zelfs seriële. Dus dan
maar hopen dat de universele stekker van Wal-Mart wel voor dikke pinnen gemaakt
is.
Er zit niets anders op dan de auto om te bouwen tot een
kleine elektriciteitscentrale. Van 12 Volt naar 120 Volt dan de universele
stekker dan de gewone stekker en dan ... blauw licht. De Dell lader lust de
stroom en de notebook kan eindelijk opladen. Oef.
Genoeg tijd verloren aan IT problemen. Nu Tommeke eindelijk
weet waar hij is, komt hij met een alternatieve route op de proppen. En die
klopt voor de verandering eens. Dat de weg 10 kilometer verder afgesloten is
wegens een dubbel camperongeval, kan hij natuurlijk niet weten.
Enfin, na een klein uurtje rijden staan we terug aan het
klein barakje in West Glacier waar het Visitor Center gehuisvest is. Hier doet
de zon zijn best om door de wolken te boren en Lake McDonald ziet er heel wat
beter uit dan gisteren. Maar hogerop de vallei ziet het er nog altijd even
woest en nat uit als gisteren. Dat ziet er niet goed uit.
Maar niet getreurd, we moeten sowieso over de Logan pas op
weg naar ons volgend bed. Het is dan wel maandag maar er zijn blijkbaar toch
veel toeristen op weg. Bij de eerste wandeling staan niet alleen de parkings
maar ook de weg vol. De rangers zijn het zo te zien beu en sturen iedereen
door. De wolken in.
Nu. Eerlijk is eerlijk. De wolken doen ook hun best om over
de bergen te raken. Maar de wereld blijft grijs en vochtig. In de Big Bend,
letterlijk de grote bocht, hangen de wolken net boven je hoofd. Tijd om een de
lunchbox open te doen en te genieten van het uitzicht. Bij 9 graden.
En er gaat het gerucht dat achter de bergen de zon schijnt.
Er zit dan toch niets anders op om de laatste mistige kilometer naar de top te
doen. We laten een file voor. Waarom gehaast zijn? Na enkele honderden meters
zijn we alweer in een Mont Ventoux-wereld. Het zicht is nog minder dan
gisteren. En boven op de pas is het zelfs niet de moeite om uit te stappen.
Maar verderop lijkt er wel licht te schijnen aan het einde van de
spreekwoordelijke tunnel.
En ja hoor. Nog geen kilometer verder zijn de wolken
opgelost als ... sneeuw voor de zon. Want zon is er hier, en veel. De oostkant
van de pas lijkt wel op een andere planeet te liggen. Dat is het Glacier NP
zoals het in de boekskes staat. Wie eindelijk over de pas geraakt is, stopt aan
de eerste de beste parkeergelegenheid om van het uitzicht te kunnen genieten.
Vanaf nu doen we het wat rustiger aan. We moeten ook wel want
de bordjes over wegenwerken duiken ook op en het is maandag werkdag. Dus zijn
de mannetjes en vrouwtjes met hum vlaggen terug om het verkeer over de
eenvaksbanen te leiden.
Het wordt ook een beetje zoeken naar een wandeling nu het
wat warmer is. Maar dat is niet makkelijk want verschillende van de paden zijn
niet open wegens de zondvloed van eind juni. Dat zal trouwens ook in Alberta
het geval zijn. Maar uiteindelijk kan ik toch stoppen voor de wandeling naar
St-Mary Falls, de waterval aan de top van het St Mary Lake, het grootste meer
in het oostelijk deel van het park. Ik laat mijn auto achter op een smalle
strip naast de weg en wandel een stuk langs de weg tot aan de bushalte – enkel tijdens
de zomermaanden in gebruik. En dan gaat het vlot naar beneden tot op het continental divide trail,
letterlijk het waterscheidingpad, een van de langere treks in de VS. De
bewegwijzering is wel een beetje raar. Aan een splitsing zijn maar twee van de
drie paden aangeduid. En ik kies natuurlijk het verkeerde. Maar daardoor zie ik
wel een Moose die zoals Aphrodite zich in het water aan het baden is. Blijkbaar
zijn de meren wel uitgestrekt maar ondiep.
Er zit dan niets anders op dan om te keren en de juiste
afslag te kiezen. Geen paniek, het was maar een paar honderd meter verkeerd. We
komen hier ook wat meer volk tegen. Dat zit dus wel snor. Na nog enkele halfbewegwijzerde
splitsingen komen we dan toch aan de juiste plaats. De St Mary rivier spuit met
veel lawaai door een nauwe opening in de bergwand. En aan water is geen gebrek
dankzij de regen van de laatste dagen.
De kloof met de waterval ligt wel volledig in de schaduw en
dan voel je dat het hier in feite toch al redelijk fris is. Dus na een vijf
minuutjes keren we terug naar de tuut langs een andere weg. Tijd om voort te
maken. Want we moeten voor 6 uur de grens met Canada passeren. Anders wordt het
50 kilometer rondrijden.
De weg naar Waterton loopt eerst nog langs een tweede
langwerpig meer en dan slingert het omhoog door de voetheuvels van de Rockies.
Maar het is wel opletten geblazen. Zowel buiten als binnen het park is het “open
range” – de weg loopt dwars door de weiden met koeien. En die durven voor het
gemak al eens de weg nemen ipv het veld.
Aan de grens is het filestaan. Er is maar een kotteke met
een controleur. Na een tien minuten is het mijn beurt. Enkele routinevragen -
Wapens? Drugs? Geld? – en we kunnen verder. Aan de Canadese kant is het land
wat vlakker en lijken de bergen letterlijk uit de valleibodem op te rijzen. En
het is hier stil en rustig vergeleken met de Amerikaanse kant.
Nog twintig kilometer te rijden maar eerst moeten we nog
door de Parkpoort. Blijkbaar moet je nu ook in Canada betalen om in een park te
komen. Met mijn negen dagen in 4 parken is het kantje boord tussen een
jaarabonnement of telkens dagtickets kopen. We zullen dan maar een jaarabo
nemen. Je weet maar nooit.
Het Visitor center is al gesloten en dus blijft er niets
anders over dan het hotel te vinden. Tommeke blijft stil want in dit stukje van
Canada kent hij vooral StraatZonderNaam als straat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten