donderdag 12 september 2013

Dag T03 – Een bergpas heeft twee kanten

Waar waren we alweer gebleven? O ja. Bij Tommeke die de weg kwijt was en een hotel te midden van een bouwwerf. Net als bij de eerste nacht had de weerman in de hemel andere plannen dan de weermannen op de grond. Het werd een combinatie van regen, hagel en wind. Nog geen sneeuw.

Maar de volgende ochtend is er geen vuiltje aan de lucht. De oprit van het hotel is dan wel een reuzelmodderpoel geworden maar de zon doet al zijn best om de rest te laten opdrogen.
Vandaag is het alweer Holiday Inn Express ontbijt. Spijtig genoeg zonder pannenkoeken. Out of order. Kapot dus. Snif.

En zijn we vandaag alweer om 6 uur opgestaan? Ongeveer toch. Daar zorgden de buren wel voor. Niet de kamer links of rechts. Maar de achterburen. Het is nog niet eens halfzeven en een klein legertje bulldozers en trucks davert over het opgehoogd stuk land achter het hotel. Zo kan je ook een wekker uitsparen natuurlijk.

Ondertussen is er wel een computerprobleem opgedoken. De batterijen van de laptop zijn bijna leeg maar de pinnen van de stroomstekker zijn te dik voor de universele stekker. Wat nu gedaan? Geen paniek. Er is een Wal-Mart de overkant van de weg en er is een Office Depot in het centrum. En de Wal-Mart is dag en nacht open. Het eenvoudigste is om een Amerikaanse stroomkabel te vinden. Dat is veiliger en makkelijker weg te steken. Dus hop naar de overkant van de straat. Maar pech. Nee, Wal-Mart is niet dicht maar heeft geen stroomkabels, wel alle andere mogelijke soorten kabels, zelfs seriële. Dus dan maar hopen dat de universele stekker van Wal-Mart wel voor dikke pinnen gemaakt is.

Er zit niets anders op dan de auto om te bouwen tot een kleine elektriciteitscentrale. Van 12 Volt naar 120 Volt dan de universele stekker dan de gewone stekker en dan ... blauw licht. De Dell lader lust de stroom en de notebook kan eindelijk opladen. Oef.

Genoeg tijd verloren aan IT problemen. Nu Tommeke eindelijk weet waar hij is, komt hij met een alternatieve route op de proppen. En die klopt voor de verandering eens. Dat de weg 10 kilometer verder afgesloten is wegens een dubbel camperongeval, kan hij natuurlijk niet weten.

Enfin, na een klein uurtje rijden staan we terug aan het klein barakje in West Glacier waar het Visitor Center gehuisvest is. Hier doet de zon zijn best om door de wolken te boren en Lake McDonald ziet er heel wat beter uit dan gisteren. Maar hogerop de vallei ziet het er nog altijd even woest en nat uit als gisteren. Dat ziet er niet goed uit.

Maar niet getreurd, we moeten sowieso over de Logan pas op weg naar ons volgend bed. Het is dan wel maandag maar er zijn blijkbaar toch veel toeristen op weg. Bij de eerste wandeling staan niet alleen de parkings maar ook de weg vol. De rangers zijn het zo te zien beu en sturen iedereen door. De wolken in.

Nu. Eerlijk is eerlijk. De wolken doen ook hun best om over de bergen te raken. Maar de wereld blijft grijs en vochtig. In de Big Bend, letterlijk de grote bocht, hangen de wolken net boven je hoofd. Tijd om een de lunchbox open te doen en te genieten van het uitzicht. Bij 9 graden.

En er gaat het gerucht dat achter de bergen de zon schijnt. Er zit dan toch niets anders op om de laatste mistige kilometer naar de top te doen. We laten een file voor. Waarom gehaast zijn? Na enkele honderden meters zijn we alweer in een Mont Ventoux-wereld. Het zicht is nog minder dan gisteren. En boven op de pas is het zelfs niet de moeite om uit te stappen. Maar verderop lijkt er wel licht te schijnen aan het einde van de spreekwoordelijke tunnel.

En ja hoor. Nog geen kilometer verder zijn de wolken opgelost als ... sneeuw voor de zon. Want zon is er hier, en veel. De oostkant van de pas lijkt wel op een andere planeet te liggen. Dat is het Glacier NP zoals het in de boekskes staat. Wie eindelijk over de pas geraakt is, stopt aan de eerste de beste parkeergelegenheid om van het uitzicht te kunnen genieten.


Vanaf nu doen we het wat rustiger aan. We moeten ook wel want de bordjes over wegenwerken duiken ook op en het is maandag werkdag. Dus zijn de mannetjes en vrouwtjes met hum vlaggen terug om het verkeer over de eenvaksbanen te leiden.

Het wordt ook een beetje zoeken naar een wandeling nu het wat warmer is. Maar dat is niet makkelijk want verschillende van de paden zijn niet open wegens de zondvloed van eind juni. Dat zal trouwens ook in Alberta het geval zijn. Maar uiteindelijk kan ik toch stoppen voor de wandeling naar St-Mary Falls, de waterval aan de top van het St Mary Lake, het grootste meer in het oostelijk deel van het park. Ik laat mijn auto achter op een smalle strip naast de weg en wandel een stuk langs de weg tot aan de bushalte – enkel tijdens de zomermaanden in gebruik. En dan gaat het vlot naar beneden tot op het continental divide trail, letterlijk het waterscheidingpad, een van de langere treks in de VS. De bewegwijzering is wel een beetje raar. Aan een splitsing zijn maar twee van de drie paden aangeduid. En ik kies natuurlijk het verkeerde. Maar daardoor zie ik wel een Moose die zoals Aphrodite zich in het water aan het baden is. Blijkbaar zijn de meren wel uitgestrekt maar ondiep.


Er zit dan niets anders op dan om te keren en de juiste afslag te kiezen. Geen paniek, het was maar een paar honderd meter verkeerd. We komen hier ook wat meer volk tegen. Dat zit dus wel snor. Na nog enkele halfbewegwijzerde splitsingen komen we dan toch aan de juiste plaats. De St Mary rivier spuit met veel lawaai door een nauwe opening in de bergwand. En aan water is geen gebrek dankzij de regen van de laatste dagen.

De kloof met de waterval ligt wel volledig in de schaduw en dan voel je dat het hier in feite toch al redelijk fris is. Dus na een vijf minuutjes keren we terug naar de tuut langs een andere weg. Tijd om voort te maken. Want we moeten voor 6 uur de grens met Canada passeren. Anders wordt het 50 kilometer rondrijden.

De weg naar Waterton loopt eerst nog langs een tweede langwerpig meer en dan slingert het omhoog door de voetheuvels van de Rockies. Maar het is wel opletten geblazen. Zowel buiten als binnen het park is het “open range” – de weg loopt dwars door de weiden met koeien. En die durven voor het gemak al eens de weg nemen ipv het veld.

Aan de grens is het filestaan. Er is maar een kotteke met een controleur. Na een tien minuten is het mijn beurt. Enkele routinevragen - Wapens? Drugs? Geld? – en we kunnen verder. Aan de Canadese kant is het land wat vlakker en lijken de bergen letterlijk uit de valleibodem op te rijzen. En het is hier stil en rustig vergeleken met de Amerikaanse kant.

Nog twintig kilometer te rijden maar eerst moeten we nog door de Parkpoort. Blijkbaar moet je nu ook in Canada betalen om in een park te komen. Met mijn negen dagen in 4 parken is het kantje boord tussen een jaarabonnement of telkens dagtickets kopen. We zullen dan maar een jaarabo nemen. Je weet maar nooit.

Het Visitor center is al gesloten en dus blijft er niets anders over dan het hotel te vinden. Tommeke blijft stil want in dit stukje van Canada kent hij vooral StraatZonderNaam als straat.

Geen opmerkingen: