woensdag 10 oktober 2012

Dag 12 - Gaat dit wel goed komen?

Goede avond mijn lieve vriendjes,

Voorlopig hebben geen van de baasjes zin om bloggen, dus ik ga maar verder met schrijven. Ze zijn echt niet zo blij en goed gezind op dit ogenblik. Waarom? Wel na deze blog ga je dat wel begrijpen ... Denk ik.

Gisteren avond waren we dus in het vliegtuig ingestapt. Sandra had goed gegeten en geslapen; Steven was totaal malcontent: hij had betaald voor extra beenruimte maar werd op het laatste ogenblik (aan de gate zelfs) om andere mensen kunnen bijeen te laten zitten verhuisd naar een zitje zonder extra ruimte. Gelukkig had Steven nog iets gegeten en gedronken voor hij in de vlieger ging, want hij kreeg buiten wat Pretzlers gewoon niets.

En dat was niet alles wat hij niet kreeg.

Zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr Zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz

Opmerking van Steven: Sloefie is van pure vermoeidheid in slaap gevallen bij het schrijven van de blog. Hij heeft dan ook weinig geslapen vannacht. Ik zal dus maar verder schrijven.

Want Steven had voor de vlucht van 4 uren een stoel besteld met wat extra plaats voor benen en knieën. Geen sardine-doos-gevoel dus.

Maar dat mocht dus niet zijn.

Hoezo?

Wel. In feite was het een beetje chaos voor het vertrek van de vlucht. Nogal wat mensen wilden mee met de vlieger en probeerden nog een plaatsje te krijgen of van plaats te veranderen. En de bloeddruk van de mensen voor en achter de toog liep hoog op.

En zo kreeg Steven een nieuwe stoel toegewezen – maar dat wist hij nog niet. Want wat de Mexicaanse mevrouw aan de deur voor Engels liet doorgaan, was onverstaanbaar.

Steven moest nog een beetje wachten om in te schepen. Toen eindelijk zijn zetels afgeroepen werden, haastte hij zich ook naar de gate. Kwestie van plaats te vinden voor de grote fotozak op zijn rug. Maar tot zijn verbazing kreeg hij zijn instapkaart niet terug. In de plaats daarvan kreeg hij een stukje papier met een nieuw zetelnummer op gekrabbeld.

“zis zeat iz better”, mompelde de Mexicaanse dame.

Ja watte! Tweede rij aan de nooduitgang. En dat zou een betere rij zijn? Maar binnen was er niet veel tijd om iets te vragen. De discussies van buiten gingen gewoon voort.

Ik wil daar zitten!

Neen. Ik wil naast mijn vrouw zitten!

Dat is mijn zetel.

Wie heeft het bagagerek gevuld? Waarom moet mijn bagage naar achter?

Enfin, een peutertuin dus. Enkel huilende peuters ontbraken nog … maar niet voor lang. Ook die kregen het op hun heupen.

Enfin, uiteindelijk dan toch een uitleg gekregen van de stewardess. Een Economy Plus klant mag niet verzet worden … normaliter. Er zit niets anders op dan een klacht in te dienen bij het landen. Sorry.

Grrrr.

Grrrr.

Uiteindelijk vertrok het vliegtuig dan toch op tijd, ondanks alle pogingen om het te vertragen.

En de vlucht zou zo’n 4,5 uren duren. Rond 6 uur zouden we op JFK moeten landen.

Uiteindelijk zat de wind mee en landden we kort na vijf uur ’s morgens al aan de grond in New York. Iedereen in Economy zag er een beetje belabberd uit.

Voordeel van de exitseats is wel dat je snel aan land kan gaan. En dus kon Steven dadelijk ook van zijn oren gaan maken bij de dame aan de gate. Die was blijkbaar ook nog niet zo lang wakker. Haar verhaal leek als twee druppels op dat van de stewardess … Sorry hoor, maar dat had niet mogen gebeuren. Er zat iets anders op dan een klacht. Zucht.

Sandra was ondertussen al tot aan de bagage geraakt. Haar bagage was als eerste van de band gevallen. Die van Steven bleef ver achter. Gelukkig niet zolang als op LAX bij de heenvlucht.

Toen we van de Cruise terugkwamen via New York, dan moesten we meer dan een kwartier wachten op een taxi. Dat was een maandagochtend. Nu was het zondagochtend en de file was … 4 wachtenden groot. Jipie.

We konden al tellen met welke taxi we gingen rijden. Een Prius! Dat ging niet goed komen. Dat weten we al sinds Vancouver. De koffer is te klein voor al onze valiezen. En dus ruilden we met de mensen voor ons in de rij. Die hadden maar twee kleine koffertjes en kregen een Ford Transit als taxi.

Om halfzes op zondagochtend was het heel kalm op de Van Wyck Express, enkel wat taxi’s en limousines. Op de Central Parkway richting Manhattan, idem dito. Daar was zelfs geen tegenverkeer. Raar. Na 5 kilometer wisten we waarom … inderdaad alweer een zwaar accident met kilometers stilstaand verkeer.

Om zes uur stonden we al aan het hotel. Dat was veel sneller dan verwacht. Zouden we wel welkom zijn op dit vroeg uur?

De bel boy was heel hartelijk. De nachtreceptionist gaf ons een koude douche.

- Er waren geen kamers vrij. Volledig uitverkocht op zaterdag.

- Hij wist niet wanneer er een kamer voor ons zou vrij komen.

- Er was geen koffie of andere verfrissing te krijgen want het was nog geen 7 uur.

- Neen, er was zelfs geen koffiemachine of Cola-automaat.

Gelukkig was er nog de bell boy. Die suggereerde om naar de Starbucks om de hoek te gaan. Die was open vanaf half vijf.

En zo zaten we om halfzeven in de Starbucks op 8th Avenue. Met een verse Latte (na drie pogingen van de jonge dame achter de toog om de espressomachine opgestart te krijgen) en een egg-muffin.

In de Starbucks konden we eindelijk opwarmen. Had ik al gezegd dat het buiten koud was? Toen we nog in San Francisco waren, gaf het weerbericht 27 graden aan voor Manhattan. Maar in werkelijkheid was het deze morgen met moeite 13 graden.

Brrr. Koude ontvangst in Manhattan, koude ontvangst in de Intercontinental. Zijn we wel welkom?

Ouaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaah Kuch Kuch Kuch

Haaaa.

Opmerking van Steven: nu Sloefie wakker is, kan hij terug de blog verder schrijven. Tenminste een van ons heeft goed geslapen.

Dag beste vriendjes.

Ik zie dat Steven al een heel epistel heeft geschreven en het is nog geen zeven uur ’s morgens.

Wah! Wat is er gebeurd? Wie heeft de airco laten aanstaan?

Brrrr.

Mijn baasjes haastten zich door de kou naar het hotel. Oei. Die mijnheer achter de toog zag er niet bepaald vriendelijk uit. Wij zijn gauw in een hoekje gaan zitten van de “lounge”. Daar brandde tenminste een groot houtvuur en kon ik mijn pootjes een beetje opwarmen.

Sandra ging af en toe horen of er nieuws was, maar neen. Zelfs wanneer de gasten begonnen uit te checken, was er geen plaats in de herberg. En het was nog geen kerstmis.

Boehoehoe.

Sandra en Steven haalden dan maar hun Pc’tjes boven. Ik denk dat ik er mij ook een ga vragen voor mijn nieuwjaar. Voor wanneer ik in een koud hotel zit. Snif.

Nog een uurtje verder.

Steven ging nog een koffie halen. Niet bij het ontbijtbuffet maar echte, bij Starbucks.

En het werd tien uur. En nog geen teken van een vrije kamer.

Nu werd ik toch wel ongeduldig ook.

Want ik mocht vandaag mee naar een groot station. Waar reuzen gingen vechten tegen bruinen. En dat er veel volk ging zijn in het station.

Zou dat zijn zoals in België, wanneer er eens geen treinstaking is? Zo een keer om de maand.

Maar neen Sloefie. Geen station. Een stadion. Het MetLife Stadion. En daar spelen ze Amerikaanse voetbal. En vandaag speelt daar een van de ploegen van ’t stad – de Giants – tegen de “buren” uit Cleveland – de Browns.

En dan kwam er toch beweging in de zaak, we gingen … naar het busstation.

Dat is een van de grootste stations in de wereld.

Zie je wel dat ik gelijk had. Een station.

Ik zag ook veel mensen met grote nummers op de rug. Veel blauwe en weinig bruine. Zouden die gaan spelen in het station?

Mijn baasjes waren van hot naar her aan het lopen. Wisten ze niet waar het spel was?

Ah, ze zochten een loket voor tickets. En dan gingen ze een lange trap op om in de rij te staan. En dan gingen we in een bus. Hoe? Bleven we niet hier in het station om te spelen?

Na een kwartiertje rijden kwamen we aan een grote parking met heel veel auto’s. En het rook daar heel lekker naar gerookte worst en steak en patatjes. Hmmmm. Lekker. Overal zaten er mensen in of achter hun auto met een klein barbecuetje of vuurplaatje. Het was de kruising van een Vlaamse kermis met een privé-barbecue.

En dan kwamen we een hele hoop gele smurfen tegen. En die keken toch maar vies hoor. Ook al begon het te regenen, iedereen moest zijn kleren uitspelen voor de veiligheid. Allez, toch wanneer er metaal aan hing.

En dan stonden we voor een ander groot station. Maar ik zag geen treinen of bussen meer. Wat zou er hier vertrekken? Ikke niet meer verstaan.

Der waren wel overal heel vriendelijke mensen. Ze moesten wel eerst een papierke zien. Ik had er geen maar ik zat goed verstopt in de jaszak van Sandra. Hihi. Ik was een zwartrijder.

En dan gingen we een lange roltrap op. Overal hingen er grote borden van Lexus op. Zou dit een station zijn voor Lexussen?

Neen Sloefie. Lexus is een automerk. En die zijn de hoofdsponsor voor de loges van het stadium.

En dan waren er overal kraampjes met eten en drank. En nog meer vriendelijke mensen. Neen. Dit kon geen station zijn. Daar vind je niet zoveel vriendelijke mensen. Zelfs niet in Amerika.

En er kwam al maar meer volk.

Sandra en Steven zochten een plaatsje tegen het venster. Ik kon niet veel zien van wat er buiten gebeurde. Enkel dat het regende. En ik had geen jas mee.

Brrr.

Steven ging wat eten halen om op te warmen. Chicken Pot Pie. Hmm. Lekker. Een soort van kippenfricassee tussen twee stukjes brood in een potteke. Hmmm.

En dan lekkere gepaneerde kippenfiles. Hmmm.

En dan … zijn we maar gestopt met eten. Want iedereen begon buiten te gaan. Nu zou ik eindelijk weten wat die reuzen en bruinen van plan waren. Wat hun spelleke was.

Oei. Veel lawaai maken ze alleszins. En het leger moest erbij zijn. Toch niet omdat ze gaan vechten?

Ah neen. Er kwamen nog een aantal oudere dames op het veld. Met een soort van opgerolde vlag. Blijkbaar was het spel vandaag opgedragen aan dames die borstkanker hadden overleefd en die mochten hun vlag uitrollen. En dan mocht nog een oude madam ’t een of ’t ander liedje zingen waar iedereen voor ging rechtstaan met hun hand op hun hart. Was dat een liedje over hartzeer?

En dan nog meer lawaai. En rook. En vuurwerk.

En dan kwam er veel volk het veld opgelopen.

Met een helm op.

Gingen ze dan toch vechten?

Ik kroop verder in de zak van Sandra’s vest.

Na een tijdje durfde ik er dan toch terug uitkruipen.

Beneden liepen een twintig spelers met een bal rond. En als iemand een bal in de handen had, probeerde hij er mee te gaan lopen. Maar de andere wilden dat niet. Die liepen achter die speler en probeerden hem beentje te lichten of omver te lopen. En als hij viel, dan sprong iedereen erop.

Toch maar wild zulle. Niets voor mij. Ik zou zo plat als een vijg zijn.

De mensen rond mij waren niet content. Blijkbaar stond de lokale ploeg naar 10 minuten al 14-0 achter. Niet dat er 14 goals gemaakt waren. Neen als iemand met de bal over de achterlijn liep, dan krijg hij 6 punten. Zo gaat het gemakkelijk natuurlijk.

En af en toe kwam er nog zo een gele smurf op het veld. Dan stopte iedereen met spelen. Zouden ze bang zijn van Security?

Nee hoor Sloefie – de match wordt rechtstreeks uitgezonden en wanneer de gele mijnheer op het veld staat, dan wordt er reclame uitgezonden. Dan mag niemand spelen.

Zo duurt natuurlijk een kwartiertje spel in werkelijkheid zeker drie keer zo lang.

IN het tweede kwartier zat het stadion eindelijk vol en de thuisploeg begon beter te spelen. Tegen halfweg stonden ze maar enkele punten achter.

In het derde kwartier konden ze eindelijk de bruinen volledig omver lopen. In het vierde kwartier begon iedereen trouwens naar huis te gaan. Alsof hun ploeg niet meer kon verliezen. En naarmate de supporters weg gingen, begon de ploeg … slechter te spelen. Maar wij bleven tot het bittere einde. Wij wilden niet dat de reuzen verloren. Dan ging iedereen in New York nog meer kwaad zijn, en ze waren al zo onvriendelijk vanmorgen.

Oh ja, ergens tijdens het derde spel kreeg Sandra een telefoontje. We hadden een kamer.

Oef. Ik hoefde vannacht niet in de metro te slapen.

En nu moesten we naar het grote station zei Steven. Nog meer spelletjes?

Voor we konden vertrekken moesten we wel lang in de rij staan. En het begon terug te regenen. En het was koud.

Boehoehoe. Ik vind New York niet leuk als het regent.

Eindelijk kregen we dan toch een bus te pakken. Het was de gekke chauffeuse van vanmorgen. Maar ik merkte er niet veel van. Zoals de rest van de bus lag ik al rap in slaap. En we werden maar wakker toen we veel later het busstation binnenreden.

Sandra wou zo snel mogelijk naar het hotel.

Ze wou eens een grote babbel doen, zei ze.

Oei. Oei. Ik had mijn pootjes al in mijn oortjes gestopt.

Binnen in het hotel zat een vriendelijke Indiër op ons te wachten, David. En hij was net het omgekeerde van de koude chinees van vanmorgen. Hij zei vaak sorry. Had gezorgd voor een betere kamer dan geboekt. We kregen een extra watertje. En Internet. En … en …

En zo konden mijn baasjes eindelijk eens echt uitrusten.

En tot mijn verbazing gingen ze zelfs beneden in het hotel iets eten. Ook al was Times Square zo dichtbij.

Nu liggen ze hier allebei te snurken. Ik ga dat ook doen.

Tot later mensenvriendjes.

Sloefie (en een stukje Steven)

Geen opmerkingen: