zaterdag 12 november 2016

Dag 7 : onder de neus van de duivel

Dag allemaal,

Buenas Dias Noces Tardes.

Ik kan al heel wat Spaans spreken hé?

Dos cervesas por favor.

Yo soy Sloefie. 

Vandaag hoefden we niet al te vroeg op te staan. We bleven nog een dagje hier slapen. Veel tijd om te pakken hebben wij trouwens niet nodig. Zeker nu Sandra een lokaal gsmzakje gekocht heeft waar zowel grote broer als ik inpassen. Gekocht bij echte indianen. Het had wel iets groter mogen zijn eigenlijk feitelijk. Af en toe moet ik mijn broer wel een por geven want hij is veel groter (ik heb niet dikker gezegd hé) en ik wil ook wel eens kunnen ademen. Hij is ook regelmatig boos als ik met mijn oren in zijn ogen zit. Ik heb mooie grote oren, om goed te horen ( en slecht te luisteren ). We kibbelen wel veel maar dat moeten broers doen. 

Er wachtte ons een lange rit naar het zuiden vandaag. Terug tot boven de drieduizend meter. 

Onderweg was Sandra wat aan het foeteren want er kwamen geen mails binnen. 

Ik denk dat ze stiekem wou weten hou het met de ATMs was. 

Ik wil dat ook wel weten.

Komen er briefjes uit of kortingbons voor brekkies? Of voor lekkere zwanworstjes? 

Ha, en dan dachten ze dat ik niet meeluisterde tijdens al die vergaderingen. Wie denk je dat de verslagen s nachts mag uittikken voor een hongerloontje? Ha. Ik schrijf niet alleen blogs.

Wat ik ook nog graag zou weten is de tombolacode, zoals in de tekenfilms dat de briefjes in het rond vliegen en de mensen er als kippen achterlopen. Dat zou tof zijn op een 1 april. Of voor verborgen camera op tv. 

Tja, zo een lange busreizen, het brengt rare ideeën naar boven, of zou het van de hoogte zijn?

Ondertussen leek het landschap eerder op de hoge venen. Dor gras, naaldbomen, een beetje naar omhoog, een beetje naar beneden. Een beetje naar links, een beetje naar rechts. Jaren geleden had men hier eerst eucalyptus gepland en later naaldbomen. Maar de bomen konden de grond niet beschermen tegen de erosie en het kanton is nu gekend als de woestijn van Palmyra. De kantons errond zijn vol landbouw. 

Hihi. Ik heb net een rondje geworsteld met mijn grote broer. Over wie de volgende dagen de blog gaat schrijven. Ik heb gewonnen. Hihi. 

Ik weet wel dat mijn broer mij laat winnen. Maar ik ben toch gewonnen. Nem. 

Ondertussen waren we aan het station van de trein toegekomen. 

Ik wist niet dat er nog een trein reed in Ecuador. Zo zie je maar, zelfs ik kan nog bijleren. 

Het locomotiefje was nogal klein maar maakte lawaai als een grote en braakte af een toe een blauwzwarte dieselpluim uit. De wagonnetjes waren allemaal verschillend maar de ene leek al ouder dan de andere. Moesten we daar de berg af mee? Maar Steven stelde me gerust, de wagonnetjes waren allemaal recent nagekeken en mooi geschilderd inzet rood met het logo van de spoorwegen. 

Aan de voorkant van het station stond er ook nog een rare bus. Die had een houten koffer of zo achteraan. Ik wou dat eens gaan besnuffelen en tegelijkertijd een beentje opheffen, want ik moest nogal dringend, net als de echte mensen. Maar ik schrok mij een hoedje en plaste bijna op mijn broer. Het was geen bus want er zaten sporen en treinwielen onder. Asjemenou. 

Toen ook alle mensen hun beentje hadden opgeheven, was het tijd om aan boord te gaan. Mijn baasjes gingen een nieuw speelgoed uittesten. Een kleine camera die je ergens rond kan klemmen. Zo kunnen we tijdens de wintermaanden nog eens naar de filmpjes kijken, als we het te koud hebben of eens willen bibberen van de schrik. 

De trein zat goed vol. Enkel de laatste wagon, een echt oudje was leeg. 

Waarom toch komen al die mensen naar hier, wouden we weten. 

Wel om een bombastisch h Ecuadoraans verhaal kort te maken ... om Ecuador te moderniseren, begon een president met de aanleg van een spoorweg van de zee naar de hoofdstad. Maar hij had een probleem. Hoe ze ook zochten, ze vonden geen plaats om van de laagvlakte naar de hoogvlakte. Uiteindelijk kwam een schotse ingenieur met de oplossing ... een zigzag-spoorweg. Dan rijdt de trein een beetje heen-en-weer tot hij boven is. Bij elke heen of weer kan de trein wat meters klimmen. Die oplossing is niet uniek maar hier in Ecuador is het spoor aangelegd op wat  nu de "neus van de duivel" wordt genoemd, een steile rotswand die de scheiding vormt tussen twee diepe valleien. En de spoorweg was al tot boven in de rechtse vallei aangekomen. Wat heeft de duivel er mee te maken. Oorspronkelijk had de berg het uitzicht van een slangenkop, toch volgens de arbeiders uit Jamaica, maar er stierven meer dan 2000 arbeiders aan malaria dat ze er de duivel aanhaalden. 

Viola. Tijdens al die uitleg waren we al tientallen meters gedaald en kregen we in de verte de rest van de spoorlijn al te zien. 

Kedeng, kedeng, kedeng. Iek. Boink. (We waren aan het eerste keerpunt)

Kedeng, Kedeng, Kedeng. Iek. Boink. (We waren aan het tweede keerpunt)

Kedeng, Kedeng, Kedeng. Iek. Buenas Tardes. (We waren aan het eindstation waar een dansgroep ons opwachtte)

Kedeng, Kedeng, Kedeng. Iek. Boink. (We waren aan het uitzichtpunt, dat dus voorbij het eindstation lag)

Samen met mijn broer heb ik mee op de groepsfoto onderdaan deneus van de duivel gestaan. Jippie. Er stond ook een lokale cowboy om zich te laten fotograferen. En dan was het tijd om terug naar het eindstation te rijden. Hoogtijd om te eten. Niet alleen voor ons. 

De trein reed dus een vierhonderd meter terug tot op een oude metalen brug en het stationnetje. Daar waren vaste trappen voorzien zodat iedereen met slechte of korte beentjes makkelijk van de trein kan. Oef. Zo kon ik tenminste ook wat beentjes scharrelen.

Auw, Auw, Auw. 

Andres had ons gewaarschuwd maar wij wisten beter ... Er waren zandvliegjes in het zand rond het station, en die hadden ook honger. Nog meer dan wij. 

Auw Auw Auw. 

Wij zaten allemaal vol met kleine Dracula's. 

Ik voelde me leeggezogen. En mijn baasje ook. 

Ik ben vlug in de fotozak gedoken maar het was te laat. Ik had prijs. Ik wil niet meer met de tjoektjoek mee. 

Auw Auw Auw. 

Ondertussen waren d lokale dansers hun voorstelling begonnen. Veel aiaiai en gedraai en geklap. Geen spek voor mijn bek. Ik was mijn beten aan het likken. Het jeukte overal. Als laatste nummertje mocht iedereen meedansen. Ikke niet. Ik had mijn vier poten nodig om te krabben. 

En dan werd de machinist ongeduldig en moesten we terug aan boord. Voor de reis naar omhoog. 

Dat ging wat trager vooruit. 

Terug in het station moesten er weer mensen een boompje zoeken. En dan was het tijd voor een picknick. Hopelijk op een plaats zonder vliegjes. Dat had Andres ook gevonden. Maar ondertussen was het weer omgeslagen en zaten we bovenop een hoge berg in de kou en de wind. Brrr. Gelukkig was het voor de vliegjes ook te kou. 

Iedereen was blij om terug naar het hotel te rijden. Er werd wat afgesnurkt. 

We stopten nog aan het enige meer in de omgeving maar dat was maar een leeg pretpark met veel wind dus niet echt tof. Een honderd meter verder stopten we bij het oudste kerkje van Ecuador, opgericht door de Spanjaarden omdat ze daar de laatste inca-koning hadden gevangengenomen. 

Maar ik was niet geïnteresseerd. Alles jeukte..

Zelfs als we nog eens gingen proeven bij een oud vrouwtje langs de weg met een vlees en koekenkraampje. Met geroosterde cavia. Niet geïnteresseerd. Alles jeuk. 

Jeuk. Krab.

Jeuk. Krab.

Jeuk. Krab.

Zzzz.

Geen opmerkingen: