donderdag 17 november 2016

Dag 9 PM : wanneer wegen rivieren worden en de bus geen schip blijkt

Dag allemaal,

Genoeg kleenex of edet rollen aangevoerd?

Daar gaan we dan. 

Rond twee uur in de namiddag waren we vertrekkensklaar voor de rit naar Quito en de luxe van het Marriott hotel. 

Als je een parking afrijdt, kan je meestal twee richtingen uit. Links of rechts. 

Wat waren de opties voor vandaag: 

Langs rechts een nieuwe, weliswaar steile weg richting de vulkaan van de ochtend en zo naar de Panamericana. Maar met een grote omweg langs het zuiden. 

Langs links een weg waarvan de president had beloofd dag hij af zou zijn na de zomer. De zomer was wel voorbij maar de weg was ... nog niet echt af. Maar, samen met een kleine bergweg wel een korte doorsteek naar de Panamericana meer naar het noorden, naar Quito. 

Onze Andres koos langs links.

Helemaal geen domme beslissing. Want hij had zich geïnformeerd bij de locale bevolking en die vond de weg ok. Toen we vertrokken kwamen we zelfs nog een schoolbus tegen uit de andere richting. 

Mijn baasje was vooraan naast pony gaan zitten want hij wou nog wel wat bergfoto's maken. 

Na een kilometer begon het hard te regenen. 

Van foto's kwam niet veel meer in huis. Tot zover de goede voornemens van mijn baasje. 

Na nog enkele kilometers vielen de eerste gaten in de belofte van de president. 

De makkelijke, redelijk vlakke stukken waren afgewerkt. 

De scherpe bochten of steile hellingen waren het niet. Na de zomer is in de politiek een rekbaar begrip. 

Naarmate we verder reden, werd de regen harder, de gaten in de belofte groter en de staat van de weg meer modderig. 

Maar de altijd opgewekte Pony bleef trekken en sleuren aan het busstuur en jaagde ons busje verder en verder de hoogte in. Maar het busje leek me toch alweer een beetje meer ziekjes. Want elke helling stotterde de versnellingsbak en pony moest meer en meer in eerste versnelling rijden. 

Na een half uur rijden was de weg weg. Er bleef alleen maar een modderrivier over. 

Het werd wat stiller in het busje maar pony bleef lachen en sleuren aan het stuur. Er leek geen einde te komen aan de hellingen en aan de modder. 

Na een scherpe draai kwamen we een aantal zware Volvo zeswiel trucks tegen, zoals je ze ook kan zien in Yukon Gold op national geographic of Discovery. 

Hier was men nog maar pas begonnen aan het aanleggen van de belofte van de president. 

Ik zag mijn baasje zorgelijk kijken op de bijrijdersplaats. Dat doet die wel meer en is niet dadelijk een reden om bezorgd te zijn. Ik ken hem al wel wat.

Maar dan zag ik ook wat er aankwam.

In een scherpe bocht was de oude weg in feite al weg en je moest over een tijdelijke hoop zand - nu modder- de overkant van het beekje bereiken. 

Pony reed heel voorzichtig het zand in maar had te weinig snelheidsmeter de steile helling aan de overkant te overwinnen. De wielen slipten door en we zaten vast. 

Het werd stil in de bus. Voor even. 

Andres gaf wat goede raad en pony probeerde alweer. Tevergeefs. 

Oei. 

Uiteindelijk reden we achteruit en volgden een oude Peugeot 504 over het vak voor de tegenliggers. Dat was ook een modderpoel want kapotgemalen door de Volvo banden, maar minder steil en dus geraakten we verder. 

Een bocht verder ging de nieuwe weg in een uitgraving liggen. We ploeterden door de modder naar boven. 

Oei. 

En zo kwamen we midden in een bouwwerf want op de volgende helling waren enkele kranen de grond aan het afgraven om verderop de weg te kunnen verbreden. Hiervandaan kwamen al de Volvo dumptrucks. 

De weg langs de werf was steil, hobbelig en door en door modderig. Langs de weg lag geen rotswand maar tientallen meters grond, van oorsprong vulkaanassen van miljoenen jarenuitbarstingen van de locale vulkaan. 

Pony probeerde door de smurrie te navigeren maar hij reed zich vast op een richel dwars over de weg. Het busje had. Iet genoeg krachten erover te geraken. 

En dus reden en gleden we terug naar beneden voor een tweede aanloop. 

En een derde. 

En een vierde. De bus begon vervaarlijk naar de rand van de weg te schuiven. Op de achterbank klonken er gilletjes. 

De modder bleef maar stromen en stromen. De weg was ondertussen een modderrivier geworden. 

Andres was ondertussen boven gaan kijken of het daar beter was. Neen dus. Een bus die ons op het eerste stuk met veel gebrul ingehaald had, stond daar stil. De voren in de weg waren zo diep dat de buschauffeurgene doorkomen zag en koos voor slepen. 

Ten einde raad - en tot grote opluchting van iedereen - besliste Andres om rechtsomkeer te maken.  Waarschijnlijk zouden we dan de diner in de Marriott missen maar kom, we zouden dan wel zonder modder tot achter ons oren kunnen gaan slapen. 

We tuften terug naar beneden. The long way home. 

Maar dan passeerden we een groep landmeters, met de Jefe van werf. 

We hadden heel de week al veel te maken gehad met de duivel, El Diablo. En ermee gelachen. Vandaag nam hij wraak. 

De Jefe verzekerde Andres dat zijn mensen de weg zouden afschrapen zodat we terug voort zouden kunnen. Dat ging maar een tien minuten duren. 

En Andres - verblind door de tijdswinst - liet pony opnieuw omkeren. 

We reden tot onderaan de helling waar we vast hadden gezeten. 

Na een tijdje kwam een kleine Caterpillar bulldozer naar beneden en begon de modder weg te schrapen. Het leek wel alsof hij smeltende sneeuw aan het wegruimen was, alleen was deze sneeuw niet wit maar bruin. 

En we gingen het nog eens proberen, maar eerst kwamen nog enkele Volvo's naar beneden. De weg zag er alweer veel slechter uit. 

Maar pony de eeuwige optimist duwde de versnelling in eerste en stormde de helling op met nieuwe moed. 

Tevergeefs. De richel was er nog altijd en het busje kuchte en schoof maar raakte er niet over. Ook de goede raad om in tweede omhoog te rijden, zoals in sneeuw, hielp niet. De motor kreeg het busje in tweede niet naar boven. Het haalde geen snelheid. 

We zaten vast. 

Op een steile helling. 

Met serieuze modderstromen links en rechts van de bus en een diepe afgrond rechts. Met slechts een klein hoopje grond als bescherming tegen het in de afgrond rijden. 

We zaten vast. 

Er zat niets anders op dan met kettingen te laten slepen. De bediener van de bulldozer wou wel mits een kleine bijdrage. Maar de bus wou niet mee. Eerst moest de plaats van het takeloog gevonden worden en dan moest die geïnstalleerd raken. 

Het eerste vergde wat krab en denkwerk. Het tweede bleek niet mogelijk. De vijzen waarmee het dek plaatje vastzat, wilden niet meewerken. En pony had het juiste gereedschap miet mee.

Pony lachte niet meer. 

Hij kwam zijn natte T-shirt in de bus opbergen en dook vervolgens in stromende regen en modder onder de bus om met de moed der wanhoop het sleepboot vrij te krijgen. 

Na vijf minuten en veel godverdommes was het dan toch gelukt, het plaatje was los en de bulldozer kan aan zijn sleepwerk beginnen. 

De eeuwige optimist Pony kon terug lachen ook al was zijn broek vol modder. Andres liep naast de bus te commanderen. Hij zag er bijna als een verzopen Rambo uit. 

Uiteindelijk sleepte de bulldozer ons driehonderd meter of meer naar omhoog tot aan een rij wachtende camions. Ons busje zuchte en kreunde. Maar een keer de werfzone voorbij joeg Pony het busje met zijn optimisme terug vooruit.

Na een tijdje ging de weg ook wel al eens naar beneden. Was onze calvarie ten einde. 

Met een laconieke mededeling van Andres wisten we dat er een tweede probleem binnen enkele kilometers was, ter hoogte van de andere werf was een deel van de bergwand ingestort. 

Zouden we terugrijden?

Niet mogelijk want waar we net doorgesleept waren, was een rotsblok naar beneden gevallen. Er was geen weg terug. 

Awou Awou Awou. 

Ik zag aan mijn baasje dat die zich ongerust aan het maken was. Hij zat dan ook op de eerste rij voor dit modderdrama in twee bedrijven. Al wie ons op de eerste helling had ingehaald stond hier stil. Ondertussen bleven de kranen bakken grond en modder in vrachtwagens schuppen. De China Construction Company trok zich niets aan van het weer of de chaos die ze gemaakt hadden. Zolang de president harde dollars betaalde, zouden ze wel in de modder blijven woelen.

Verderop zagen we nog twee bussen stilstaan, die waren kinderen aan het lossen en keerden dan terug. De kinderen kwamen over de modderbrug in hun schooluniform met witte kousjes. Dat werd straks wassen. 

Ondertussen bleef een andere kraan onverdroten grond scheppen naar het midden van de weg. Daar moesten we straks over. 

Eerste een paar kleine vrachtwagens en dan was het aan ons want de Peugeot en de rode bus hadden geen goesting om door de modder te ploeteren. Of waren te voet verder gegaan. 

En dan was het aan ons. 

Een busje kuchte en kreunde. Pony draaide aan het stuur, stoempte op de gaspedaal. We gingen traag vooruit tot in het midden van de tijdelijk brug. 

En daar zaten we vast. 

Het busje had niet genoeg kracht om over de laatste horde te komen. 

Vooruit achteruit. 

En een tweede poging. 

En een derde poging. 

Andres stond in de stromende regen aanwijzingen te roepen. Hij zag er stilaan uit als een verzopen kat, niet echt meer een Rambo. 

Maar het mocht niet helpen. Het water euh de modder was te diep. 

Wat nu?

Andres nam een drastisch besluit. We moesten de bus lichter maken. 

Alles aussteigen. 

Allez alle mensen eruit. Wij zaten veilig in de zwarte rugzak. We zouden niet verdrinken. 

Mijn baasje had het weer niet goed begrepen. Want hij ging al voorop om aan de overkant te geraken. Hij had vaste grond onder de botten. En dan niet meer. Want de grond was stilstaande blubber en daar zink je diep in. En het blijft goed plakken. 

Hij had geen keuze. Hij ploeterde voort tot aan de overkant. En er zat niets anders op dan met een paar plukjes gras de botten zo goed en zo kwaad mogelijk af te kuisen. 

Nu de bus een ton minder woog kon Andres nog eens proberen. 

Poging 1. 2. 3.

Het lukte niet. 

Wat nu?

Ondertussen waren er al wat mensen aan de overkant ongeduldig geworden. De jeeps kwamen een na een zonder problemen over en door de modder. 

Andres had een Honda CR-V geholpen om het trekpop te vinden. Tevergeefs. Maar de testosteron van de chauffeur was te hoog. Hij ging het zelf proberen. De Honda zag er wel uit als een jeep maar was het niet... en reed zich vast in de modder. En ook al hielpen er vier mannen, de auto bleef vast zitten. 

Uiteindelijk riepen ze dan toch de hulp in van de kraanman. Die had alles al een tijdje zitten bekijken. Hij wist dat zijn uur nog ging komen. 

Met veel moeite en hopelijk niet te veel schade kreeg de kraanman de Honda terug vrij. 

En Andres? Hij veranderde terug van gedacht. Iedereen moest op de bus. 

Mijn arm baasje moest ook terug door de modder. 

Hij was niet blij. 

En ging dan maar wat op de achterbank zitten. Een wijze beslissing zou late blijken. 

De kraan werd aangekoppeld. Pony was nog wat meer bemodderd. Andres zag er nog wat meer uit als een verzopen Rambo kat...

En dan besliste aan de overkant iemand om ondanks de kraan in het midden van de weg om ... zich vast te rijden in de modder. 

Dus werd de kraan terug losgemaakt van de bus. De kraanarm zwiepte rond de vastgereden auto. Een ketting aan de achterkant en een machtige zwiep. Iets te machtig want de chauffeur vergat ook nog eens te remmen en knalde zo tegen een andere auto, van de Chinezen. 

De weg was weer vrij. Maar we moesten voortmaken. 

Ketting vast, grommende kraan. Slippende kraan. Kreunende bus. Applaus. We waren aan de overkant. Waar ondertussen een schoolbus alweer een lading schoolkinderen aan het lossen was. 

Voorzichtig maneuvreerde Pony rond de studenten. Toeterde hard om doorgang te krijgen (de Honda was niet onbeschadigd uit het avontuur gekomen en stond zijn wonden te likken op de rand van de weg). 

En dan konden we beginnen bollen. 

Iedereen was blij, ook de achterste rij. 

Enkel het busje was niet blij. Maar dat wisten we nog niet. 

Na een tien minuten was er terug asfalt van de president onder de wielen. Af en toe. In de makkelijke stukken. We slalomden rond asfalteermachines, kranen, camions, ... 

En dan waren we vrij. Geen werven meer, geen vrachtwagens, geen modder. Zelfs de regen was wat minder. We konden opgelucht adem halen. Andres en Pony hadden ons door de hel gebracht. Dachten we. 

Na een lange afdaling kwamen we in een klein stadje. Maar in plaats van naar de grote baan te rijden, stuurde Andres Pony een smal baantje op. Een slimme doorsteek zei hij. 

Dante's hel heeft maar zeven niveaus. Dit weggetje ging ons achtste worden. Wisten wij veel dat we bijna 1000 meter gingen klimmen tot over de 3300 meter. Met een doodziek busje. 

Maar de ernst van de toestand was ons nog niet bekend. Want Pony was al heel dag aan het trekken en sleuren aan het stuur en het busje. 

De weg werd steiler en steiler. 

En de versnellingsbak bleef meer in een steken dan dat ie naar twee laat staan drie ging. 

Dat kwam niet goed. 

Om de motor te sparen werden de airco en de verlichting uitgeschakeld. Op Eric en Johan (met aaipad) na zat iedereen zwijgend naar voor te kijken.  En al zaten we midden in de bergen, de temperatuur in het busje begon zachtjes op te lopen. 

Kraak - schakelen naar eerste - kuch kuch - schakelen naar tweede en bijna stilvallen. Schakelen naar derde was utopisch.

En zo ging het voort van bocht naar bocht, van helling naar helling. 

Ons busje was langzaam aan het sterven. 

Na een half uurtje afzien, besloot Andres dan toch maar even te stoppen op een open stuk. 

Om eens te kijken wat er aan de hand was. 

En om eens te bellen voor raad. Maar niet naar touring of vab. Dat bestaat niet in Ecuador waarschijnlijk. Zoals in de kuis was het een hulplijn naar familie. 

Ik moest al een tijdje dringend een boompje zoeken en dus maakte ik gebruik van de pitstop. 

Toen ik terugkwam lag een luik naast Pony helemaal open en we zagen de motor liggen, een wolk warmte hing in de bus. Alsof het nog niet warm genoeg was. 

En we gingen voort want de familie wist ook niet wat er aan de hand was. 

En de weg bleef stijgen. 

En de bus bleef kreunen. 

Als er kornijntjes in de buurt waren, dan hadden ze ons op hun gemak ingehaald. 

Als er slakken in de buurt waren, dan hadden ze ons kunnen volgen. 

En de weg bleef stijgen. 

En de bus schokte bij elke helling nog meer. 

En de temperatuur bleef stijgen. 

Het rook zelfs een beetje naar verbrand rubber, van de voetmatten, niet van de banden. 

En Pony lachte niet meer. Na elke bocht hoopte hij de top te zien. Maar neen, we zouden onze kelk leeg drinken tot op de bodem, de bodem van de hel. 

Ondertussen voelde je ook de angst en onzekerheid in de bus voort kruipen. Sommige mensen proberen hun angst kwijt te raken door het in de groep te gooien en zo iedereen te laten panikeren. De stadium waren we zelfs voorbij. Dat was al te vaak de vorige dagen gebeurd. 

En dat we sinds onze stop ook geen gsmverbinding meer hadden, hielp ook niet echt. Af en toe was er wel een tegenligger zodat we niet zomaar zonder spoor van de wereld konden verdwijnen. Maar toch. 

Sandra had wel nog iets slim gedaan. Toen we nog bereik hadden, had ze de Google Maps gedownload van de weg. Zo kon ze beter volgen hoe ver het nog zou zijn tot de top. Want zolang als de weg van links naar rechts kronkelde zou er nog geklommen worden waarschijnlijk. 

Nog vijftien kilometer. Tegen tien per uur. Das lang. 

Nog tien kilometer. Een klein uur later. 

Nog vijf. 

Nog vier. 

Nog twee. 

Boink Boink Boink. 

Was de weg tot nu nog redelijk, reden we ineens over bulten en door kuilen. 

Nog trager. 

En dan ... waren we boven. 

En kijk er was terug bereik. 

En kijk de weg begon te dalen. 

En kijkend busje begon terug vlotter te rijden en kraakte en kuchte niet meer.

Pony en Andres waren hard aan het bellen. 

We hoorden veel rap Spaans maar dat is geen deel van mijn dictionaire. 

Na een tien minute kwam het verdikt. 

We gingen tot aan de Panamericana rijden. Daar zouden we wachten op een vervangbus. Nu we terug in de bewoonde wereld waren, konden er oplossingen gevonden worden. 

De Panamericana was nog tien kilometer zei Sandra. 

Nog vijf. 

Nog een. 

Boink Boink Boink. 

Wat nu? 

Pony reed de snelweg niet op maar een slechte landweg. 

Wisten wij veel dat er aan het einde een mooie haciënda lag, een oud klooster, met een restaurant dat nog open was. 

In plaats van een uitgebreid diner in de Marriott was het een simpele soep en kip of vlees als hoofdgerecht. Maar dit smaakte ons tien keer meer. 

En dan was het wachten op de vervangbus. 

Pony lag heel de tijd onder zijn bus. Niet om te huilen maar om verder te zoeken naar de ziekte van het busje. Wat bleek, ergens onderweg was de motor zijn turbo verloren. En dus veel van zijn kracht. En omdat de turbo,door de uitlaatgassen wordt aangedreven, was het ook zo'n sauna in de bus. 

Na een half uurtje wachten was de vervangbus daar. 

Iedereen was opgelucht. 

Een keer op de Panamericana ben ik in slaap gevallen. De emotie was teveel voor mijn pluchen hartje. 

Geen opmerkingen: