Dag lieve pennenvrienden.
Na vier stukjes van onze kleine mag ik weer de pen ter poot nemen.
Maar ik ben allesbehalve blij.
Ik heb verschillende keren de aaipad moeten afkuisen want deze blog heeft me diep geraakt.
Het is een verhaal van hypo's, ezels, hagel, regen, modder, nog meer modder, hitte. Een rit naar en door de hel en uiteindelijk verlossing in een oud klooster.
Het script voor een Hollywood blockbuster als je het mij vraagt met grote sterren van het Rambo gehalte.
Maar ik heb al teveel verteld.
De wekker kwam redelijk vroeg tot leven. Wegens een administratief en technisch probleem moesten mijn baasjes apart slapen. En wij hondjes ook natuurlijk.
Baasje 1 had alweer wat weinig geslapen maar met mijn baasje was het minder goed gesteld. Die was aan het rillen alsof het -20 was. Toegegeven, het was redelijk fris bij mama Hilda, op 3300 meter hoogte. Maar het was nog niet aan het vriezen. Mijn baasje had blijkbaar suikerproblemen.
In tegenstelling tot andere plaatsen was het ontbijt hier redelijk eenvoudig. Met fruit en zo maar niet echt de suikerbronnen die mijn baasje nodig had om straks eerst vijfhonderd meter in een krater af te dalen, met twee honden op zijn rug, en dan er terug uit te klimmen op de rug van een ezel. Dankzij de gids geraakten we dan toch aan wat sandwich brood en ik dacht dat alles opgelost was. Zo kon ik me terug bezighouden met onze kleinste want die was weer heldendaden van plan.
Maar zover zou het niet komen. Sloefie zou de kans niet krijgen.
Enfin na het ontbijt werd ons busje de koer opgereden en alle valiezen gingen voor een allerlaatste keer in de koffer. Wel tien valiezen boven elkaar. Voor pony was dit het dagelijkse puzzelkwartiertje.
En dan waren we weg richting vulkaan.
Sloefie heeft me ooit een verhaal verteld van zijn eerste reis naar Amerika. Hij logeerde hoog op de rand van een vulkaan met schitterend weer, en plots zaten ze in de grootste sneeuwstorm die hij ooit had meegemaakt.
Ik had goed naar de lucht gekeken. Op enkele wolkjes na zag het er perfect wandelweer uit. Ik ben geen meteoroloog. Is achteraf gebleken.
De weg naar de vulkaan was op plaatsen nogal steil. En pony, de chauffeur, leek af en toe het busje zelf te willen naar boven sleuren. Want ons busje leek weinig zin te hebben. Alsof hij wat ziekjes was.
Maar na vele bochten en hellingen kwamen we uiteindelijk aan de slagboom van het nationale park. Wij waren allemaal klaar voor de grote kraterafdaling.
Allemaal?
Neen.
Een niet.
Mijn baasje was nog harder aan het bibberen dan vanmorgen.
Een prik later wist hij al hoe laat het was.
Hij had nog minder suikertjes dan bij het ontbijt.
60 ipv 72.
Oei oei oei. Zoals een goed waakhond betaamd weet zelfs ik dat dat helemaal niet goed is.
Zelfs de grove middelen - suikertjes van druiven - leken totaal niet te werken.
Toen iedereen gepakt en gezakt stond voor de afdaling, dan toch iets beter nieuws. Een nieuwe prik gaf 62. De daling was net op tijd gestopt. Maar nog altijd niet genoeg gestegen om te kunnen wandelen.
En dus bleef mijn baasje achter, en wij ook.
Mijn broer en ik hebben stilletjes gehuild. We hadden graag de Grote Afdaling gedaan. Als ijzersterke rashonden.
Maar het mocht niet zijn.
We bleven achter met de rugzakken en het ziek baasje. Die moesten we bewaken.
Gelukkig zaten we wel in het zonnetje en konden tot helemaal beneden in de krater kijken. Iedereen die de krater in of uit wou, moest langs ons. Behalve de ezels. Gelukkig want die laten af en toe wel een windje en zo.
En zo zaten we stilletjes te kijken naar wat er gebeurde.
Beneden hadden we de ezeloplaadplaats gevonden en ook ons baasje Sandra. Na een half uurtje of zo kwamen de eerste drie mensen uit de groep terug naar boven. Ezels zijn ezels. En af en toe hebben die geen zin om voort te gaan. En dus stond iedereen stil tot een zoet woordje of een hard zweepje de ezel terug aan de wandel kreeg.
Dat zagen wij dus allemaal van onze troon.
Ook de gids Andres hielden we in het oog want die ging niet met de ezel komen. Maar dat was dan ook een echte atleet.
Na een veertig minuten kwam Andres hijgend en puffend inderdaad boven aan. Niet helemaal content met zijn tijd. Hij had het ooit in 25 minuten gedaan.
Na een tijdje waren de eerste ezels ook bovengekomen. Voor de ezels was er geen trap maar een laatste steile helling om hun vrachtje boven af te laden.
Tien munten later was ook de tweede lading toegekomen.
Er vlogen nog een paar ezelpacks naar beneden. Er was zo te zien veel vraag naar ezels beneden.
Er was meer aan de hand,maar dat wisten we nog niet.
We zagen de lege ezels terug naar beneden vertrekken, richting ons baasje.
Maar wat gebeurde daar? Toen ze aan ons baasje waren, zetten de ezels het op een lopen. Waren ze bang?
Neen, ze bleven doorlopen tot aan de rand van het water. Want de krater was door de regen gedeeltelijk ondergelopen.
Na een vijf minuten was de dorst gelest. Maar in plaats van mijn baasje mee te nemen namen ze drie andere mensen mee.
Wat was er aan de hand?
We konden het niet vragen want de gsm werkte hier niet.
En dus keken we uit naar de volgende groep afdalende ezels mee. Die waren niet gehaast. Maar een keer beneden, liepen die ook vanzelf naar het water.
OK, dat verstonden we wel, het was warm en droog.
En dan liepen ze naar ons baasje maar daar gebeurde verder niks. Geen vertrekkend baasje, geen vertrekkende mijnheer Didier.
Help.
Ons baasje zit vast in een ondergelopen krater.
En wij kunnen haar niet redden.
Awou Awou Awou.
Om het nog erger te maken zagen we nu ook een grote witte wolk over de kraterrand kruipen, metertje per metertje.
Waar kwamen die wolken vandaan?
Na een uurtje kwam dan toch Andres eens piepen waar de laatste groep bleef. Wij hadden goed nieuws. We hadden ons baasje net beneden zien vertrekken met de overige achterblijvers.
Dat betekende nog zeker drie kwartier voor ze boven zouden zijn.
Maar ondertussen was de wolk nog verder over de rand gekropen en ... het begon te regenen. Wij hadden geen KW'tje mee. En moesten dus gaan schuilen onder een afdak.
Awou Awou Awou.
Ons baasje had wel een KW'tje mee maar had het zo te zien niet aan want ze zag er nog altijd zeegroenappelblauw uit.
Wanneer het wat minder regende gingen we effe piepen over de rand. De ezels deden traag hun stappen en het baasje kwam dichterbij.
Maar de wolken waren sneller.
En wij moesten terug gaan schuilen.
En dan stopte het met regenen. En begon het te hagelen.
Awou Awou Awou.
Als ons baasje dat maar heelhuids overleefde.
Awou Awou Awou.
Hatsjie. Snif. Hatsjie. Snif.
Na bijna een uur waren de overblijvers eindelijk boven. Verkleumd, doornat, uitgeteld.
Wij waren opgelucht maar bezorgd want ons baasje heeft tere longetjes.
En kou en hagel zijn niet fijn voor tere longetjes.
Pony kwam aangestoven met de bus zodat we allemaal snel konden beginnen opdrogen en opwarmen.
Onze kleinste was ondertussen flauw gevallen van emotie. Ik mocht dat niet schrijven van hem. Maar ik mag niet liegen.
Kuch kuch.
Ons busje kuchte en krochte ook op weg naar het hotel. Die leek ook verkouden of ziekjes te zijn.
Iep.
We waren aan het hotel.
Hier was het hard aan het regenen, dus wij bleven waken in de bus en de mensen mochten gaan eten.
Tot hier het eerste deel van het vrijdagverslag. Er volgt nu een kleine pause. Je kan die gebruiken om een extra doos tissues of een keukenrol erbij te halen. Want als al dacht dat deel 1 een natte thriller was, dan is deel 2 dat in overtreffende trap.
De redactie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten