vrijdag 22 oktober 2010

Dag 12bis – Van Maxi Bryce naar Mini Bryce

Na nachtelijke onderhandelingen is een sociale bemiddelaar erin geslaagd om een beperkte versie van dag 12 te laten publiceren. De vakbonden blijven echter bij hun standpunt … nieuwe acties zijn niet uitgesloten.

Dag 12. We zijn bijna in het midden.

We verlieten vandaag Favo_1, met gemende gevoelens.

Na twee koude zonsopgangen met fotografisch niet altijd geslaagde beelden – spooky is ook bijzonder maar daarmee heb je je goudkleurige hoodoo’s nog niet – hadden we vanmorgen het ZO aan ons laten voorbijgaan. Allez ‘t is te zeggen, de fotograaf bleef het hout verder in kortere stukjes zagen. Buiten echter, was er geen wolkje aan de lucht blijkbaar en dankzij de regen van de afgelopen dagen was de lucht heel zuiver en de ZO was van de betere soort. Gadverdamme.

Op naar het ontbijt dan maar. Een laatste keer (?) omelet met gebakken patatten, genoeg om een hele dag bergen en dalen te bestormen. We waren blijkbaar niet de enige die lang hadden geslapen. Iedereen kwam blijkbaar op het zelfde uur binnen en de keuken kon niet volgen. Om het plastisch uit te drukken, ze moesten de eieren al klutsen nog voor ze gelegd waren.

Na veel wachten – wij zaten achteraan in de queue en de zaal – konden we dan toch de rekening laten maken. De auto zat al volgepropt met de valiezen, de frigo, de rugzakken, de kadozakken, de … teveel om op te noemen. Het bakje had het trouwens koud. We mochten zijn Windows trouwens ijsvrij krabben. Jipie.

Dan de weg op. Er liepen nog enkele herten rond maar het was van een soort die we al hadden. Dus verder met de kar. Na enig overleg met de GPS werd besloten om via een omweg naar onze volgende bestemming te rijden. We moesten namelijk nog wat kaartjes posten – en er ook voor zorgen dat ze toekomen deze keer, niet zoals met onze kaartjes van het voorjaar.

Eerst stopten we nog in Red Canyon – een dependance van het Dixie National Forest. De jongens van de USFS waren zo jaloers op het visitor center van de NPS dat ze 10 mijl verder er ook een hebben neergepoot. De USFS en de NPS, dat is zoiets als Dendermonde en Aalst – altijd nijd en afgunst. (En nee ik ga niet zeggen wie de betere is. Laat alleen maar stellen dat er een is met een paard en de andere moet het doen zonder.)

Ondertussen waren de kaartjes al gepost. Net op tijd want het was net na 11 uur en het kantoor werd quasi overvallen – blijkbaar werd de verse post geleverd rond 11 uur… Wij terug op weg langs route UT-143, een van de routes die voorkomt op de sneeuw- en ijslijst van het verkeersdepartement van Utah. En we konden het ook niet missen. Elke vijf mijl stond er wel een bord dat ons waarschuwde dat enkel overdag geploegd werd (sneeuw hé!) en dat we sneeuwkettingen mee moesten hebben of 4x4 wielen (zijn er dat nu 16 of niet?). En de weg, hij steeg en steeg, o.a. langs een mooie alpenmeer, berkenbossen in alle kleuren van grijs-wit tot geel (de locale versie van de Indian Summer uit New England) en vulkanen. Gelukkig waren de laatste niet actief of we konden weer niet verder zoals in het voorjaar met dat IJslandse geval met de onuitspreekbare naam (vraag maar aan Danny Verstraeten van VTM). En daar was eindelijk ook de sneeuw. Het was de overschot van de buien van twee weken geleden. Tussen de bomen lag er zeker nog zo’n vijf centimeter. Tiens – als intermezzo voor de lezers in den Belgique – het heeft ondertussen ook gesneeuwd op de Baraque Fraiture. Haast U allen daarheen.

Onze hoogtemeters gaven ondertussen 3000 meter en inderdaad, eindelijk waren we op het toppunt van onze reis, het Cedar Breaks N.M. aan de voet van de Brian Head (een bergske van 3200 meter). Er was geen beest buiten te zien, enkel wat verwaaide en verkleumde toeristen. We haastten ons dan ook van het eerste uitkijkpunt naar het volgende Visitor center.

Gadverdamme. Hadden die hun belasting niet betaald? Alles was dicht getimmerd. Closed for the season. Voor een beetje sneeuw!?!

Enfin. Om eerlijk te zijn. Ze hadden wel gelijk hoor. Het pad naar het uitkijkpunt was een groot modderveld, de trail langs de rand van de canyon had zo’n tien centimeter sneeuw en was levensgevaarlijk. En na een paar fotootjes was iedereen dan ook weer snel weg. We draaiden ons karretje om en gingen op zoek naar een plaats in de herberg.

Sandra was ontroostbaar. Ze had gehoopt op wat vliegend of lopend leven maar het was niks geworden. Zelfs geen natte sneeuwbal. En in de brochure stond dan nog dat je hier meer wild ziet omdat er zo weinig toeristen langs komen. Gadverdamme.

Ons karretje vond uit zichzelf de weg naar beneden. Tot in Brian Head, een skioord. Goed te vergelijken met wat de Fransen de laatste dertig jaar in de Alpen hebben gezaaid, maar dan wel wat hoger, op 2500 meter. En het zat tussen twee seizoenen in, te koud voor de natuurliefhebbers en te warm voor de bevroren-ijskristallen-liefhebbers. Je zag er enkel stoere mannen rondsnorren met trucks en buggy’s, druk in de weer om dingen te repareren of activeren.

Een eenzame roofvogel speelde nog een beetje met de voeten van Sandra. Telkens ze een foto wou nemen, dook hij weg achter een boom of skistoel. Enkel de belofte van een warme tobbe (hot tub), zweetkamer (sauna) en neusontstopper (hamam) kon het humeur terug opkrikken. Want dat was wat we de rest van de dag nog deden. Dat mag ook wel eens. Het is dan ook vakantie en het was toch betaald.

Tot schrijfs – als er geen nieuwe vakbondsacties zijn tenminste en voldoende internetconnectiviteit.

Geen opmerkingen: