maandag 18 oktober 2010

Dag 9 – Berg en dal

Vandaag ging de trip terug naar het Zuiden, niet zozeer naar de warmte, wel naar de hoogte.

Maar zover is het verhaal nog niet.

Eerst de ochtendstond. Die had vooral kou in de mond. Mochten we er al aan twijfelen, de winter is op komst. Het kwik stond onder de veertig vanmorgen, t.t.z. een graad of 4 (vier!) Celsius met daar nog een straffe bries. Om een mens tot op het bot wakker te maken.

Onze buren liepen al gepakt en gezakt rond, met korte broek nota bene. Zijn die dan allemaal van lotje getikt?

Enfin. We haalden onze fleece uit de auto want met een simpel T-shirt gingen we de ochtend niet overleven. We haalden de kamer leeg en stopten de koffer vol. Onze draagfrigo kreeg een verse lading ijs en ook de GPS werd niet vergeten, die kreeg een nieuwe bestemming – Bryce Canyon – maar of we zijn aanwijzingen gingen volgen … dat is een ander paar mouwen.

Maar eerst een belangrijke beslissing. Waar ontbijten? Met onze eigen koekjes ergens langs de rand van de weg of een uit de kluiten gewassen ontbijt met omelet en spek of groenten dat ook het middageten vervangt? Het werd het tweede, inclusief meerdere tassen koffie om de temperatuur van onze botten op niveau te krijgen. Het was niet echt drukker dan gisteren maar de ontbijtploeg was blijkbaar niet zo efficiënt als de dame gisteren. Een half uur later dan verwacht konden we de baan op. Maar ook ons autootje had honger en ook die moest dus nog wat te drinken krijgen.

En dan waren we er klaar voor. Gisteren hadden we al geïnformeerd over de staat van de Notom-Bulfrog weg en de Burr Trail. Ondanks het regenweer van de vorige week waren beide heel goed berijdbaar. Tot Notom – een kleine boerengemeenschap – was de weg nog maar pas heraangelegd en de Burr Trail – vroeger een notoir autokerkhof – was tot aan Capitol Reef geasfalteerd. Van de 60 mijl was maar een 20 mijl nog piste en ook die waren pas deze week gebulldozerd. Onze keuze was dus snel gemaakt, enkel Tommeke konden we er niet van overtuigen. Hij zou wel bij draaien.

En weg waren we, in de zaterdagse file naar Capitol Reef. Als we de vorige dagen al veel toeristen zagen (naar onze smaak) dan was het vandaag pas echt druk. Quasi alle parkeerplaatsjes waren bezet met kleine of grote auto’s. Alle kampeerplaatsen waren al weggegeven sinds 9 uur en dat midden oktober. Om Kusttoerisme West-Vlaanderen jaloers te maken. Ons deerde dit niet zoveel. Het was alleen niet goed voor onze gemiddelde snelheid en we konden nog eens klagen over de slechte rijstijl van de Amerikanen (of de Europeanen in hun huurwagentjes).

Na zo’n twintig mijl kon Sandra dan aan het echte werk beginnen.

Deel 1: de Notom Road.
Vers geasfalteerd, met flauwe bochten en lichte hellingen. Een opwarmertje voor de spieren. Eerst heb je een aantal mooie zichten op de achterkant van Capitol Reef. Dan verandert het landschap. In plaats van bruin en geel en dor wordt het groen en nat. We zijn in Notom. Hier hebben ze blijkbaar geen waterprobleem. Verschillende hectaren worden door watersproeiers groen gehouden … voor de koeien nota bene. Het moet hier mooi maar eenzaam leven zijn.

Deel 2: de Notom-Bullfrog Road.
Na enkele mijlen voorbij Notom hield het asfalt het voor bekeken. De bochten werden wat scherper en de hellingen wat nijdiger. Maar we reden nog altijd in boerenland en de weg was nog altijd zonder bulten of gaten. Enkel waar kleine beekjes de weg kruisen moest je wat voorzichtiger rijden. En ook hier was er geen gebrek aan water. De laatste koeien waar nog op stap van de hogere gebieden naar hun keurige besproeide velden. Voor de rest was er geen vogel of beest te bespeuren. Ze waren allemaal op verlof naar Florida of de Bahamas.

Na een vijftal mijl werd de weg smaller en meer zanderig. De koeien waren ver achter ons. En ja hoor, na nog een schuiver in los zand stonden we voor een eerste bord. We waren terug in Capitol Reef NP, maar den wel in een deel dat door minder dan 5% van de bezoekers wordt bezocht. En we moesten plechtig beloven om enkel op de weg te rijden. Nou moe. Alsof we uit eigen wil in een ravijn of rivierbed zouden rijden.
Af en toe konden we de toppen en dalen van de rest van Capitol Reef zien, maar meestal bleef het zicht beperkt tot het noord-zuid dal waarin de weg liep. Het was er gewoon uitgestorven. Geen mens, geen auto, geen vogel, geen eekhoorn te horen of te zien. Uiteindelijk kwamen we na een tiental mijl dan toch een wagen tegen, een 4x4 truck met de typische minicaravan opbouw. Zij waren al even verrast als wij. De volgende bochten keken we terug een beetje beter uit ons doppen. De weg liep eerst zachtjes omhoog maar nu loopt het steevast omlaag. Blijkbaar blijft dit dal zo lopen tot het aan een zijvallei van de Colorado komt.

Maar wij wilden wel niet zover gaan. We wilden verder Boulder en Escalante National Monument, langs de Burr Trail. Ondertussen kwamen we nog een Honda Civic tegen. Of er bestaat hier een speciale 4x4 versie of het is een auto die zich goed uit de slag trekt op slechte wegen.

Deel 3: de Burr Trail Road.
Na meer dan twintig mijl (en niet 18 zoals in de NPS brochure) kwamen we eindelijk terug aan een bewijzerde splitsing. Rechtdoor was de Burr Trail naar Bullfrog – die wilden we dus niet hebben – en rechts de Burr Trail naar Boulder. Iedereen was het erover eens, hier moesten we naar links – ook Tommeke trouwens die zich uiteindelijk bij de situatie had neergelegd.

De eerste honderd meter van de trail zijn een beetje zanderig maar voor de rest prima berijdbaar. Maar na twee scherpe bochten reden we in een smalle ravijn. Achter de hoek wrong de weg zich met een aantal haarspeldbochten de hoogte in. Ondertussen versmalde de weg tot nauwelijks de breedte van een serieuze truck. Hopelijk geen tegenliggers.

Sandra was natuurlijk goed getraind de vorige dagen. Uiteindelijk was de UT-263 niet veel beter dan dit – enkel breder. Ze vond zelfs nog een plaats om even te stoppen en enkele foto’s van de omgeving te laten nemen. Maar niet te lang getreuzeld, er kwamen al andere auto’s beneden aan.

Eenmaal boven reden we pardoes bijna een picknick feest binnen. Die hadden duidelijk niet verwacht auto’s tegen te komen. We reden verder over een plateau. De weg was terug met fijne steenslag verstevigd. Het leek wel of de zandpiste van enkele minuten geleden nooit bestaan had. Na een tweetal mijl was ook de steenslag verleden tijd. We waren in het Grand Staircase-Escalante National Monument. En de mannen van de BLM hadden blijkbaar geld gekregen want de Burr Trail was volledig geasfalteerd tot aan de UT-12 in Boulder. Gedaan met de historische overlevingsverhalen van de Burr Trail. Dat noemt men vooruitgang, nietwaar.

De eerste tien mijl bleef de weg min of meer over een plateau lopen met flauwe bochten en zachte hellingen. Maar dan werd het rijden terug anders. We moesten over een eerste van een reeks parallel lopende heuvelruggen. Een keer over de heuvelrug begon de weg telkens de loop van een riviertje te volgen van kronkel naar kronkel tot het volgende obstakel. De ruggen liepen ook hier noord-zuid en met Boulder pal west moest er nogal wat geklommen en gedaald worden. Voor Steven werd al dit moois zelfs teveel. Hij viel er boem in slaap van. Gelukkig wist Tommeke de weg.

Aan het einde van de 36 mijl (!) moesten we dan nog door de buitenwijken van Boulder (lees enkele verdwaalde boerderijtjes). En we stopten efkes aan het locale museum annex Visitor Center van Escalante. In Boulder zijn ze er trouwens trots op dat ze de laatste plaats in de VS waren die nog per muilezel post ontvingen. Er was gewoon geen weg tot midden de jaren dertig en met de vele sneeuw was die minstens 6 maand per jaar buiten strijd. Zalige isolatie.

Deel 4: Utah State Road 12 – All American Scenic Road
Geen paniek beste lezers, we gingen niet meer offroad. Maar de UT-12 (of SR-12) is een van de weinige Nationale Scenic Roads. Het loopt dwars door het Escalante gebied en gedurende bijna 15 mijl rijd je letterlijk op de smalle kam van een van de vele heuvelruggen in dit gebied. Rondom rond zie je gelijkaardige heuvels met alle kleurschakeringen van wit over grijs naar geel en een beetje bruin. Hoedje af voor de mannen van de CCC (Civil Conservation Corps) die de weg in de jaren dertig met weinig middelen moesten aanleggen.

Ok, het was zaterdag. Dus sowieso een beetje meer drukte kan je wel verwachten op zo’n dag. Maar het was echt druk op deze weg. Kan ook moeilijk anders want we zitten hier op de doorgaande “snelweg” van en naar Bryce Canyon. Midden in toeristisch Utah met andere woorden.

Terwijl Sandra de mijlen verslond was Steven al op zoek naar de volgende excursie – “Devils Garden”, gelegen aan de “Hole in the Rock Road”. Tommeke stelde eerst wat shortcuts voor maar uiteindelijk kwamen ze allebei overeen. Een beetje verder in de vallei, waar de weg terug recht begon te lopen, daar moesten we naar links. In totaal een omweg van zo’n 22 mijl.

Doen we het of niet?

Ook al hadden we mooie verslagen gelezen over de “Area of outstanding beauty” … we hadden allebei zo een beetje onze buik vol van het hotsen en botsen over zandpistes. Tommeke was verrast en probeerde ons nog tot inkeer te brengen, maar zoals zo vaak moest hij het onderspit delven. We bleven verder rijden naar Bryce. De chauffeur werd moe en er stond nog zo’n 50 mijl voor de boeg.

Een keer voorbij het stadje Escalante – gelegen aan de rivier Escalante in de streek Escalante … - werd het rijden wel rustiger. Nu waren er geen heuvelruggen meer die in de weg kwamen te liggen. De weg slingerde zich langs kleine riviertjes en over “alpenweiden” richting het zuidwesten. Er wachtten ons nog een pas over het Kaiparowits-plateau en de lange klim naar Bryce Canyon.

Over de rest van de weg is weinig te vertellen. Buiten Escalante kwamen we nog een bende overstekende Anasazi’s tegen. Dat was de naam van een locale, uitgestorven indianenstam maar ook van een soort loopvogel dat je het best kan vergelijken met een kalkoen – maar het is er geen. Zeg dat dus nooit op een test van biologie of bij de Canvas Crack want je vliegt er uit.

Uiteindelijk kwamen we rond vijf uur moe maar voldaan toe aan de Bryce Canyon Lodge. Na enig geharrewar over de juiste kredietkaart konden we ons bedje voor de komende drie dagen klaarmaken. Sandra is eindelijk in haar favoriet park toegekomen. Hopelijk blijft het de volgende dagen droog.

Come and see next week.

Steven

Geen opmerkingen: