dinsdag 12 oktober 2010

Dag 4 – Waarom een boog soms beter wel gespannen blijft.

Gisteren waren we dus in Moab, beland. Een Bijbels klinkende naam. Logisch ook, het ligt in het zuidoosten van Utah en is gesticht door Mormonen. Het is een redelijk groot stadje dat voornamelijk leeft van de toeristen die hier de twee Nationale Parken komen bezoeken, Arches en Canyonlands.

Dat we in Zuid-Utah zijn is ook goed te zien aan de kleuren buiten. De rotsen zijn allemaal in een typische roodbruine menie geschilderd zoals je het vaak kan zien op foto’s van de Colorado rivier. De loopt hier trouwens ook. Daar hebben we Canyonlands NP aan te danken.

Het bezoek aan de brouwerij gisteren liet vanmorgen blijkbaar toch wat sporen na. Sandra was natuurlijk weer heel vroeg wakker maar nummer 2 was met geen stokken uit bed te krijgen. Wegens het bier of de leeftijd? Wie zal het zeggen? We logeren nog altijd in een HIE en dus hoefden we niet naar buiten voor een redelijk ontbijt (we hadden de Starbucks nog niet gevonden). Wat omeletflapjes met cheddarkaas, ontbijtworstjes en een bagel met Philadelphia kaas zorgden voor de eerste maaltijd van de dag.

Op naar de auto dan maar en de bergen in. Vandaag ging de tocht naar Arches – de grootste collectie luchtbogen ter wereld. Lang, lang geleden, toen er zelfs nog geen dieren waren, heeft de natuur hier lelijk thuis gehouden. De rotsen bestaan hier uit zachte en harde lagen. Regenwater lost een deel van het rotsmateriaal op waardoor de wind samen met regen gaten kan beginnen boren in de rotswand. Vele kleine gaatjes maken een groot gat. Wanneer de rots achter het gat volledig weggeschuurd of opgelost is, dan blijft een boog achter. Tot ook die de spanning niet meer aankan en tegen de grond smakt.

Hier eindigt het wetenschappelijk deel van deze blog

Na het verplichte bezoek aan het Visitor Center (dagstempel, misschien een T-shirt of ander souvenir), wouden we met ons karretje de berg op. Maar, niet zo snel. Ons karretje heeft een controle van de druk in de banden. Een van de banden heeft dus te weinig druk. ’t Is toch niet waar hé!. dit lijkt wel Death Valley vorig jaar. Welke band te laag staat, daar heb je het raden naar. Zo intelligent is het systeem wel niet. Veel verlies kon het alleszins niet zijn, want alle banden zagen er nog in orde uit en er is was geen windje te horen (zoals in DeVa). Wat nu? We besloten voort te rijden want het is toch een gok welke band problemen heeft. En misschien verdwijnt het probleem wel als de banden (en de lucht) warmer wordt.

Op weg dus naar de eerste stop, Park Avenue. Hier geen bogen te zien maar wel rechthoekige rotsformaties in rode menie die samen het idee geven dat je langs een van de grote avenues in New York loopt. Vandaag was het Columbus dag, een officiële feestdag – vooral voor federale ambtenaren, zoiets als de dag van de dynastie in den Belgique. Het was dus al erg druk op de parkeerplaats en je moest al een beetje vechten voor een plaats. Dat beloofde voor de rest van de dag.

Op naar de volgende stop dan maar. Met de drukte op de baan besloten we om eerst naar Devil’s Garden te rijden. Afhankelijk van het licht/zicht stopten we ook aan de verschillende uitkijkpunten. Waarom het licht? Op het einde van de zomer hangt er zoveel stof en smog in de lucht dat de bergen op de achtergrond vervagen tot een vuile vlek. Dan kan je beter wachten op ander licht. ’t Is niet dat we hier nog niet geweest zijn of niet meer terugkomen, we mogen een beetje kieskeuriger zijn. Trouwens er waren ook verkeersproblemen. Op Fiery Furnace – een plek waar een hele rij haaienvinnen uit de grond lijkt te steken, was de parking vol. En enkele auto’s hadden er niets beter op gevonden dan in de bochten te parkeren. Gevolg: een reisbus had zich muurvast gereden tussen de vangrails en de auto’s. Wij redden ons op zijn Belgisch, met een flexibele interpretatie van het verkeersreglement, achterwaarts door een enkelrichting :-).

En dan gaat het naar Devil’s Garden. Maar ook hier was de parking vol. We parkeerden ons dan maar aan een van de picknick plaatsen en gingen te voet door. Op de planning staat Landscape Arch, een van de grootste natuurlijke overspanningen. Onderweg passeren we nog wat ander bogenwerk. Deze boog is een van de “topattracties” in het park. Niet alleen de parking stond vol, ook op het pad was het hier en daar aanschuiven van de drukte. Vier jaar geleden was er quasi niemand. Maar toen was het ook bar koud vergeleken met de 25 graden nu. Een heel verschil. Moeilijk te geloven dat we twee dagen geleden pas vast zaten door de sneeuw. De boog leek trouwens ook veel verder weg te zijn dan vier jaar geleden. De grijze hersencelletjes durven al eens een grap uithalen met een wandelaar.
De Landscape Arch was gelukkig wel zichzelf gebleven, nog geen grammetje rots verloren. Met een mooie blauwe lucht op de achtergrond konden we er nu wel deftige foto’s van nemen.

Verderop was er wel een boog minder. Dit had vorig jaar na zware regen de geest gegeven. Maar om die te bezoeken moesten we wel richting Double O Arch. Daar hadden we de vorige keer onze tanden op stuk gebeten. Nu leek iedereen als in een processie over de rotsblokken te klauteren. Zouden we dan toch maar proberen? Neen. We bleven beneden. We lieten het kuddegevoel voor wat het was en volgden een van de zijpaden naar Tunnel Arch en Pinion Arch. Bij die laatste fleurde Sandra trouwens volledig op. Ze had een beestje ontdekt onder de Pinion. En wat voor een! Een schriel dun slangetje kronkelde zich door het zand. Het had een mooi geel jasje aan met bruine streepjes en zonder staartratel. Een tijgerslangetje dus. Enkele minuten vroeger of later en we hadden het gemist.


Ondertussen was het al na Enen. Tijd voor ons middagmaal. Maar zoals in het evangelie was de herberg volzet ttz alle tafeltjes waren bezet. Met Fransen dan nog wel. Dus wat meer geïmproviseerd en een omgevallen boomstam werd tot tafel gepromoveerd. Maar niet voor lang. De Fransen waren klaar met hun dejeuner en we konden een van de tafels recycleren. Dat zat gemakkelijker dan een boom, dus waarom niet. In hun beste Engels kwamen ze vragen of we een van hun fruitschotels wilden hebben. Wij dus maar “Oui” geantwoord maar dat verstonden ze niet. Ze hadden geen Franstaligen verwacht. Ha. En of we dan wel Quebecqois waren? Nee, Belge. Comment? Ce pays n’existe plus. Juist ja. Franse humor.

Toen de Franse meute weg was, kregen we ook ander bezoek. Van vogels en chipmuncks. Die kwamen de restjes onder en naast de tafels opruimen. Van ons kregen ze niets. Is beter zo. Leren ze te overleven.

Dan maar de terugweg aangevat. Nog een tussenstop bij Sand Dune Arch. Een boog verscholen tussen verschillende rotsgraten met overal roodbruin zand – slijtage van de rotsen rondom. Met zoveel zon zag die er ook heel wat beter uit dan vier jaar geleden.

En dan ging het richting Wolfe’s Ranch en Delicate Arch. Die laatste is het nationaal symbool van Utah – toeristisch dan toch, het andere is de bijenkorf van de Mormonen. Vier jaar geleden was er te weinig licht/te gevaarlijk weer om de vijf kilometer h/t te doen. Vandaag is het (alweer) een processie van toeristen. Sandra verkoos om beneden te blijven, een muggenbeet op haar voet (hoe doen ze het toch) begon serieus te ambeteren. En dus trok Steven alleen naar boven met een waterzak op de rug en een camera aan de nek. De eerste stukken waren makkelijk. Maar de oversteek van een blote blinkende rotswand was minder plezierig want serieus warm. Verderop was het alweer filelopen. Zo loop je niet verloren natuurlijk maar dat is dan ook al. Het grappige aan de tocht is trouwens dat je heel de tijd de boog niet te zien krijgt. Enkel als je over de laatste rotsrichel kruipt krijg je hem te zien. En de bende Chinezen die in alle mogelijke poses moeten gefotografeerd worden onder en naast de boog. Grr. Dan heb je toch minder last van Japanners.
De auteur is het ventje met het rode petje.

Eenmaal terug beneden ging de tocht verder naar de Windows. Die deel is genoemd naar twee bogen (north en south window) die als venster rond een groot plein staan. We deden het ondertussen wel rustig aan. Kwestie morgen niet als ouwe wandelaars met twee stokken te moeten lopen.

Nog enkele foto’s onderweg en we konden beginnen denken aan het avondeten. Met negen eigen bieren op tap was de verleiding te groot. Het werd terug de brewery maar morgen gaan we naar ergens anders, misschien.

Tot schrijfs.

Geen opmerkingen: